Van alles wat.
ANEKDOTES.
CORRESPONDENTIE
FEUILLETON.
Ver over de Zee.
Maar Rudolf keek haar als versuft aan.
Aan één kant van zijn hoofd was zijn haar
heelemaal verbrand.
En toen toen gebeurde er iets heel ergs.
De ontploffing was op straat gehoord en
een politieagent belde aan. Voor het huis
stond het zwaart van de menschen.
Dokter de Man gaf iedereen bevelen en
stuurde iemand op de fiets om mijnheer en
mevrouw Adams te waarschuwen; een an
der werd door hem naar mijnheer ten Hout
gezonden.
In de leerkamer hadden eenige boeken
vlam gevat. De politieagent droeg water
aan en bluschte het vuur, terwijl dokter de
Man Rudolf onderzocht, die leelijke brand
wonden in zijn hals opgeloopen had, al wa
ren zij gelukkig niet levensgevaarlijk. Toen
zijn vader kwam bestelde deze per telefoon
een rijtuig en nam hij zijn zoon mee naar
huis. George en Arnold hadden brandwon
den aan hun beenen opgeloopen en Kitty
aan een arm en een hand. Toen de brand
gebluscht en Rudolf vertrokken was, voelden
zij zich allerellendigst en waren blij, dat
Juf en dokter de Man eindelijk tijd hadden
om naar hen te kijken.
De brandzalf was echter verzachtend en
deed hun wonden aangenaam aan.
Dokter de Man was heelemaal niet boos,
integendeel; hij was zoo vriendelijk als hij
maar zijn kon. En de ontploffing had nog
wel een paar kostbare vazen en schilderijen
op Rozenhof vernield!
De kinderen werden alle drie naar bed
gestuurd en dokter de Man liep in en uit,
alsof hij er thuis hoorde. Hij vroolijkte de
jeugd wat op en liet hen nu en dan zelfs
lachen. Wel had hij ook even gebromd,
maar de kinderen vonden toch, dat hij veel
aardiger was dan zij gedacht hadden.
Zelfs Kitty werd vriendelijker jegens hem
gestemd, toen hij bij haar bed kwam zitten
en haar pols voelde.
En toen Vader en Moeder in allerijl terug
kwamen en Kilty hen op de trappen hoorde,
sprong zij uit bed en liep naar de kamer
der jongens, zoodat ze allemaal bij elkaar
waren. In de eerste oogenblikken praatten
de kinderen alle drie door elkaar en het
duurde eenigen tijd vóór hun ouders goed
begrepen, wat er eigenlijk gebeurd was.
„We wilden u verrassenrei George met
een van pijn verwrongen gezicht, want zijn
heen en doden hem erge pijn en hij begreep maar
al te goed, dat hij vooreerst nog niet zou mo
gen opstaan'.
„Jullie hebt mij verrast op een manier, die
ik mijn levon lang niet vergeten zal", zei mijn
heer Adams, terwijl ihij treurig het hoofd schud—
de. „Mijn kinderen gewond, mijn kamer ver
nield en mijn looper bedorven 1"
„Mijn geheim was niet zoo gevaarlijk", zei
Kitty. Plotseling kreeg zij echter een' kleur en
keek doktor de Mam verschrikt aan.
„Wat was jouw geheim dan vroeg' do dok
ter.
„O dat hebt u I" zei zij.
„IkHeb ik je geheim
„Het was do hen en de kuikens. Ik had
ze al een heel en tijd gevoerd en en
maar 't hindert nietvoegde Kitty er aan toe,
oen poging aanwendend om dapper te zijn.
Do oude dokter keek het kleine meisje, dat
daar in haar nachtponnetje en met haar arm
in een verhand vóór hem stond, vriendelijk aan
en zei
„Je zult ze morgen ochtend allemaal terug
hebben. Ten minste, als je moeder het goed
vindt."
„0, Moeder 1" riep Kitty uit, haar pijnlijken
arm op dit oogeniblik heelemaal vergetend.
„Vindt u het goed
En toen haar moeder glimlachend knikte,
trok Kitty dokter do Man aan zijn mouw en
zei snikkend
„Het spijt me zoo vreeselijk, dat we u dokter
Boeman genoemd hebben we zullen het nooit
weer doen heusdh nietU bent juist zoo
zoo vreeselijk aardig 1" Zij sloeg haar vrijen arm
om zijn hals en gaf hem een zoen-
De dokter kreeg schik in het geval en zei
lachend
„Maar nu moeten kleine meisjes naar bed,
mevrouw Adams
En deze bTaoht baar dochtertje naar bed.
„Wij vinden, dat Kitty groot gelijk heeft, is
't niet, Arnold?" riep George nu van uit zijn
bed.
„Nou en óf!" luidde Arnold's antwoord,
„Mooi, hoor!" zei dokter de Man lachend.
„Maar nu ga ik eens naar mijnheer ten Hout
om te kijken, hoe het met Rudolf gesteld is.
Ik zal hom eerst beter maken en dan een fLin
ken uitbrander geven voor al hot onheil, dat hij
aangericht hecfl".
„O, nee 1" riepen de jongens. „Hij heeft zicK
als een held gedragen I"
„Hooft hij dan soms een eeremedaille ver*
diend
„Eigenlijk wel", antwoordde George ernstig.;
„Nu, wo zullen zien", zei dokter de Man, tor-
wijl hij lachend afscheid nam.
Toen' hij vertrokken was, keek mijnheer
Adams do jongens onderzoekond aan en zei
„Maar nu bog rijp ik nog niet, hoe de zaak
eigenlijk aan hot branden is gegaan".
„Door de gekleurde ballon", zei George. „De
vierkante pakjes in de doosjes, waarvan ze
gemaakt moesten worden, begonnen vanzelf te
branden, juist toen we een raam open zetten".
„Natuurlijk, door den tochtDat had Rudolf
kunnen nagaan. Het is een ollendigo geschie
denis, al moeten we allen dankbaar zijn, dat
het betrekkelijk nog zoo goed is afgeloopen I"
„Ja, dat moeten we zeker!" zei mevrouw
"Adams.
Een kunstje met een zeepbel en een pijAi
Wanneer je aan het bellen-blazen be
het aardig een kunstje met een pijp 1
doen.
Om goede zeepbellen te kunnen blaz
het een eerste vereischte, dat je groene
of goede huishoudzeep hebt (geen fijne
zeep) en een steenen pijp. Regen
schuimt het best en een beetje glycerin!
het zeepwater maakt, dat de bellen n
gauw uit elkaar spatten. Ook moet de
van dc pijp eerst goed vochtig gemaak
in het zeepwater.
Blaas nu een groote zeepbel. Neem ee
lak, die je van te voren met een zijden
flink gewreven hebf. Houd de pijp la! 8
bij de zeepbel, die nog aan de pijp 1
de zeepbel zal zich van de pijp scheid
het lak volgen, waar je het houdt. Je k>
de heele kamer mee doorloopen. Je do u
op dezelfde wijze, als je speelgoedvisch
een kom water met een magneetje voo
Op die manier kun je de zeepbel door h
laten stijgen en dalen Het losmaken
pijp vereischt eenige oefening, met eei
t'-n, flinken ruk zal liet wel gaan Brei
zeepbel, dan maar weer een nieuw
maakt'
En nu wil je zeker wel eens graag
waarom het lak de zeepbel aantrekt?
het wrijven met het zijden lapje is h
een beetje eleclrisch geworden en dèi
trekt hot de zeepbel (dat lichte niet-e
sche voorwerp) aan.
Ingezonden door Johannes Robber9(
Vador (die Jantje wil kieken) „Kij
niet telkens naar die toren. Eén, twee, dj
Jantje „Maar Vader, wacht toch e^
want anders komt het klokgelui er op
Ingezonden door Annie Franse.
Een nieuwe dienstbode had de Ieelij0J
woonte om altijd met wijd open mond
pen. Eens toen zij binnen kwam om
dienen, zei mervrouw tegen haar„Maar
je mond staat weer wijd open".
Dienstmeisje„Ja, mevrouw, ik hé
zooeven zelf open gezet".
Er valt deze week niets bijzonders aa
tegelijk' te vertellen of te vragen, bohal
ik vriendelijk verzoek nu weer eens eeni i
ken te wachten met mij nieuwe raadsels
Naar bet Engelsoh van DARLING.
'Bewerkt door C. H. -* 't2
1)
Hoofdstuk I,
Hoog1 iri het Noorden van Schotland, Haar
waar an don winter do wind langs het strand
huilt en waar zelfs in den zomer de golven
togen de klippen beuken, stond oen eenzaam,
klein huisje, ver weg van de andere huisjes, die
samon het visschersdorpje Kimibora vormden,
In vroeger jaren waren de visschers wel eens
langs do steile klippen naar boven geklommen
en een tijdje blijven praten bij do jonge vrouw
van David Blair. En ook de vrouwen hadden
soms een uurtje bij haar doorgebracht om haar
gezelschap te houden, terwijl haar man op zee
was. Nu zeiden zij echter, wanneer de wind
loeide en tierde en het huisje hevig 6chudde,
dat zij zich niet begrijpen konden, waarom do
weduwe Blair daar nog altijd bleef wonen.
'Acht jaar vóór het begin van dit verhaal was
i David Blair op zekeren dag uitgegaan met de
woorden„Ik bhjf niet lang uit, Maryhoog
stens een paar uur
Daarna had zij hem nooit teruggezien
Er was plotseling een hevige storm losgebro
ken. Mary bleef den. geheelen nacht opzitten,
jnan kwamjjiet thm.
Bij het aanbreken van den dag zagen eenigo
visschers haar met een doek over hel hoofd
geslagen de rotsen afkomen. Voorzichtig
deelden Zij haar de ontzettende tijding mee, dat
de overblijfselen van Blair's boot aan het strand
gespoeld waren, doch dat men nergens eenig
6poor van den vissoher ontdekt had.
Zij was de rotsen weer opgeklommen, nog
steeds hoop koesterend, waar geen hoop meer
scheen te zijn. En de dagen kropen voorhij zon
der dat iemand iets van haar man gehoord of
gezien had.
Langzamerhand drong do werkelijkheid tot
haar door, dat haar jongens dertien en vijf
jaar waren zij geen vader meer hadden. Zij
moest Vader èn Moeder voor hen zijn. Jim, de
oudste, dood woldra allerlei werkjes voor zijn
Moeder in huis en daar buiten, die zijn vader
placht te verrichten. Het duurde niet lang, of
bü verdiende al flink voor zijn Moeder, terwijl
Dich nog op school ging. Diep in haar hart
hoopte moeder Blair, dat haar jongste een „ge
leerde" zou worden en zij meende stellig, dat
dit zijn roeping was. Zij begreep niet, dat de
jongen, terwijl hij zich in hun keukentje ver
diepte in elk boek, dat bij maar bemachtigen
kon, in hoofdzaak zijn verbeelding voedde cn
dat de kennis, welke hij opdeed, veel meer
paste voor oen man, die de wereld wilde door
trokken dan voor een schoolmeester. De we
reld doorreizen was het eenige, wat Dick voor
oogen had. Dit denkbeeld zat diep in hora ge
worteld, al wist zijn Moeder hiervan niets.
Uren aan con 6tuk kon hij doorbrengen mot
zijn boekon, yelke oj> een rieten §tp$l opgtjst^
peld waren en wanneer hij niets te Jezi
liep hij langs do rotsen naar den ouden
wiens verhalen hem nooit vervoelden
hem nog meer doden verlangen naar de r
wijde wereld, die zich daar buiten uitstj-<
Hoofdstuk II.
Dick dacht, dat zijn Moeder het zich"
aantrekken, als zij wist, hoe vurig hij
vorlangdo te reizen. Daarom kon hij er x
tpe komen, haar deelgenoot van zijn i sr
to maken, doch toen zijn Moeder er op
dag over begon, dat hij zou doorleeron,
hij haar alles.
Arme MoederEerst vorfood zü hem
dor werp ooit weer aan te roeren, doch
merhand begon zij in te zien, dat het een
- wcnsch van den jongen was naar zee t e
Zij cijferde haar eigen gevoelens weg e
cögdo hem zelfs meermalen aan, haar
tollen, welke zijn plannen dan «eigenlijk
In de lange winteravonden zat zij vn
tercon bij bet keukenvuur te luisteren, a
allerlei verhalen voorlas, welke zijn verl
hadden opgewonden en hij las met zóóve
dat zijn Moeder do tenten der Indianen
verbeelding vóór zich zag, ovenak hun
uitgeholde boomstammen welke a
oever gemeerd lagen en de donkere In
vrouwen met hun kleintjes op den rug
bonden.
il
in
I
I
- - v (\5fcrdi verve
I
ilc
II
1
a