v< CDR Dl J EUGI D - - "7 E.ID5CH DAGBIAD *8. Zaterdag 5 Mei. Anno 1923 s •a" verhaal, waarin twee eheimen voorkomen. het Engëlsch van T. ,W. WILSON. Bewerkt door C. H. (Slot). ging dus wat eten halen. Bi] haar te- nst lokte zij de hen en de kuikentjes, in een hoek bij de oude schuur zaten, begon de kuikentjes te voeren en voor zichzelf te pikken. En weer lilty zóó in het jonge volkje verdiept, alles om zich heen vergat en heele- Qiet bemerkte, dat dokter de Man over ikke schutting stapte, waaraan op die eenige planken ontbraken, kleine bengels," zei hij, „zal ik jul- ;ngen, waar je hoortl" En Kitty zag, een grooten linnen zak in de harU ld. t gaat u doen?" riep zij verschrikt zijn van mij. Ze zijn heusch van Ik heb ze eten en drinken gege- zin, kind!" zei dokter de Man nu. oeder houdt heelemaai niet van kip- ik durf wedden, dat zij er niets van dat jij geprobeerd hebt, deze ééne te ar ik heb haar niet gestolen 1" riep boos uit. „Ze kwam heelemaai uit If en ze houdt van mij en en idt niet van u!" ter de Man lachte slechts en kwam at dichter bij de hen, wierp den zak over haar en de kuikentjes heen en iitty nog begreep, wat er eigenlijk ge- tilde hij de heele kuikenfamilie over lufting en bracht haar naar het kip- in zijn eigen tuin. het niet vreeselijk?. y rende naar huis en snikte, alsof artje breken zou. Ilol" riep George. „Wat scheelt er Gevallen?" oh ik-ben mijn geheim kwijtl" zij, „en dokter Boeman is de.akelig- in, die ér op de heele wereld bestaat!" old kwam er nu ook bij en de jongens, zagen, dat hun zusje echt verdriet 'aren zóó aardig tegen haar, dat Kitty lies Vertelde. kijk eens, George," zei Arnold, nadat e drie hun woede aan het adres van 'Uurman geuit haddem „Nu zij ons feheim verteld heeft, is het niet meer illijk, dat wij haar ook het onze ver- id!" zei George. En Kitty vernam nu ver het geheim der jongens, dat wer- zóó prachtig was. dat zij er eenige flikken haar verdriet door vergat. duurde dit echter niet, want de kip en plaatsje in haar hart veroverd en id den tuin „akelig kaal en leeg" zon- iar. Zij had niet den moéd naar „de nis" te gaan en daar de verlaten els en het schoteltje met water te s haar moeder slaagde er niet in, haar fslen, want zij was genoodzaakt Kitty ellen, dat dokter de Man volkomen in riit was. ar zoii Vader hem dan niet kunnen 'en, dat de kuikentjes werkelijk van in?" pleitte Kitty nog. „Wie weet, of 't bem niet duidelijk kan makeni"^ „Ik ben bang van niet, lieve kind. De hen en de eieren behooren aan dokter de Man. Het spijt me vreeselijk, dat je mooie geheim nu zoo bedorven is; maar ik geloof, dat je je "als een dapper meisje er in schikken moet. Ik zal Vader trachten over te halen, de schutting op zijn kosten te laten hersteilen, dan zullen wij van niets meer last hebben. Nu gingen mijnheer en mevrouw Adams dien geheel en avond uit en daar zij een be zoek in een naburig dorp wilden afleggen, waren zi] reeds vroeg vertrokken. Tegen zeven uur kwam Rudolf ten Hout. Hij had een paar vrij zware pakken bij zich. De kinderen ruimden de oude tafel in de leerkamer op en zeiden tegen Juf en Mina, dat zij niet mochten binnenkomen want dat zij de verrassing dan heelema-al zouden be derven. Zoodra de pakken opengemaakt waren, had iedereen dadelijk het geheim kunnen raden. Ik zal het jullie dus maar ^ertelleü. Rudolf had George en Arnold geholpen bij bet maken van echt vuurwerk, dat zij den volgenden avond, op den verjaardag van mijnheer Adams, zouden afsteken. Mijnheer ten Hout was scheikundige "en Rudolf dacht, dat. hij heel wat van het vak van zijn vader afwist. Terwijl Kitty gretig toekeek, haalden de. jongens een massa vuurwerk uit de pakken klapbussen, vuurpijlen en sterren. Daarna strooiden zij op de tafel hoopjes poeier van verschillende tinten grijs. Er was zelfs buskruit bij, wat natuurlijk heel gevaarlijk goedje is. Verder waren er een. massa vierkante pakjes bij, die dienen moesten om gekleurde ballen te maken, welke zulk een verrassend effect kunnen hebben. Er was niets meer te doen dan in kartonnen 'doosjes een klein beetje bus kruit t.e strooien, eenig ander poeier en de vierkante pakjes daar boven op te leggen. Daarna moesten zij een touwtje om het ge heel binden en er een eind bij laten han gen dat later aangestoken zou worden. Toen Kitty al die toebereidselen zag, be gon zij bang te worden. „Ik durf niets aan te raken", zei ze ang stig. „'k Ben veel te bang, 'dat het afgaat!" „Dom kind!" zei George. Niets kan er afgaan als er geen lucifers bij komen!" „Ik heb je wel gezegd, dat je 't haar niet hadt moeten vertellen!" begon Rudolf nu tegen de jongens. „Meisjes zijn altijd 'da delijk bang!" Hij was druk bezig met een lepeltje wat poeier in de doosjes te doen. Daarna gaf hij ze 'Arnold, die er de vierkante pakjes bijvoegde, terwijl George er de touwtjes aan bevestigde. Gedurende een half uur werkten de jongens hard en vonden zij, 'dat ze prachtig opschoten. „Meer kunnen wij er vandaag niet aan 'doen", zei A?nold. „Ik heb nog maar één stapeltje van deze dingen over", en hij wees op zijn sterk verminderd aantal pak jes. „Dat 's een geluk!" zei George. „Je wordt er warm van! Laten wij 'er een raam bij openzetten!" „Hè ja!" klonk het van Arnold's lippen terwijl hij het gordijn reeds open trok. •„O! Kijk eens!" riep Kitty plotseling verschrikt uit. „Die dingen rooken!" In het volgend oogenblik stonden de yier- kants pakjeg in brand* Rudolf sprong hevig ontsteld op; zijn ge zicht was zoo wit als een laken. ,Het buskruit! Neem het vuurwerk weg!" 't Is levensgevaarlijk!" gilde hij. Zij namen allen wat van de tafelKitty 'deed eenige kartonnen doosjes in haar schort en de jongens namen er zooveel in hun armen en handen, als zij dragen kon den. „Uit de kamer er mee gauw!" gilde Rudolf opgewonden. George deed de deur open en hij, Kitty ën Arnold snelden de gang in. Een knetterend, sissend geluid volgde nu. Kitty gilde van angst en liet den in-, hóud van haar schort op den grond vallen, zoodat het vuurwerk in alle richtingen ver spreid lag. Juf en Mina kwamen haastig aangeloopen. Een geweldig gesis en geknetter volgde: het vuurwerk begon af te gaan. „Water!" riep Mina en zii holde naar de keuken. „Waar ga je heen, George?" vroeg Juf verschrikt, toen zij zag. dat de jongens de leerkamer weer wilden binnengaan. „Rudolf! We kunnen Rudolf daar toch niet alleen laten!" antwoordden zij Plotseling keken allen elkander hevig ontsteld aan. Er volgde een geweldige ont ploffing, juist op het oogenblik dat de jon gens het vertrek binnentraden. Een rinkelend geluid van vallend glas en een dikke rookwolk kwamen hun tegemoet. „Het buskruit!" riep George doodsbleek' -uit. „We moeten Rudolf er uit halen!" gilde Arnold. Er hing een verstikkende rook in de ka mer cn de jongens kregen het zóó benauwd, dat zij niet dieper in de kamer konden doordringen. „Kruip over den grond!" zei George, die - wel eens gelezen had, dat dit in dergelijke omstandigheden het eenige middel was. Zij kropen nu beiden door de kamer en riepen: „Rudolf! Rudolf! Waar ben je?" Het was heelemaai donker in het verlrelt, want door de ontploffing was het gas uit gegaan. Juf. Mina en Kitty hadden genoeg te doeB met het vuurwerk te blusschen en uit te trappen. Mina gooide zooveel mogelijk in een emmer, met water. Juf was nu de donkere leeskamer binnen- gedrongen en draaide het gaskraantje dicht.' Plotseling ging de voordeur open en.... verscheen dokter de Man. „Watbegon hij, maar hij kwam niet verder, want Juf, die erg hoestend weer in de gang verschenen was, zei: „O, dokter! Komt u toch! 't Is 't buskruit,, en onze jongens willen Rudolf en „Goed!" brak do dokter haar woorden stroom af. Een verdwaalde vuurpijl ging op dit oogenblik sissend en flikkerend-af. Mina snelde er heen om hem te blusschen. De dokter ging haastig de leerkamer bin-.1 r.en en daar het buskruit uitgewerkt was,; werd de rook door de binnenstroomende versche lucht iets minder dicht. „We hebben 'm! riepen twee stemmen te gelijk. In het volgend oogenblik hadden dokter de_ Man en de jongens Rudolf opgetild en droegen hem de kamer uit. Zij hadden hem bij de tafel op den grond gevonden. „Rudolf!" riep Kitty, uit, terwijl zij naar hem toesnelde..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 17