VGDR DEJEUGD 1ÉIDSCH DAG BEAD No. 12. ZUN VREEMD. Donderdag 22 Maart. Anno 1923 CORRESPONDENTIE. A <s» iX» a tLf e e-A-« 3 "Af s dL? e aD s e s «JL«JL? s z <JLe s aJL?tJL* t <>JL" 44A» Door HERMAJWA. 't Was fjjn voorjaarsweer! Jo'op liep flui tend over 't portaal. Hij wou er op uit. Jop spitste de'ooren bij dit welbekende geluid, maar hield overigens den grijzen kop met een uitdrukking van geduldige onderworpenheid1 en rust op dc-n rand van zijn mand. Gestommel en gedaver van vlugge jongens voeten, de trap af. Toen was 't, dat er 'n kort opgenblik 'n .tinteling van blijde hoop lichte in de van ouderdom glazig-blauwc oogen van Jop een kort oogenblik rnaar. HelaasJops ooren hingen weer slhp hij staarde droe vig voor .zich uit. De jolige jongensstem had geroepen, vroolrjk, lawaaig, maar, hem had het niet gegolden. Met een zucht, jië als een onderdrukt janken klonk, legde Jop den kop op de pooten. Hoor! onder luid, dwaas-druk geblaf stoof Tom, de jonge föxterrier, achter Joop 1 aan, de stoep af,, blij in 't vooruitzicht van den tocht naar buiten. En zoóals vandaag was Jt telkens gegaan, sinds Tom, do in dringer, in huis" was gekomen. Joop en Jop! Van hun prille jeugd af waren ze samen geweest; „do onafschei- üelijken" hadden vrienden en bekenden hen genoemd. Joops eerste, voorzichtige, wankele pas jes had Jop met grappig onbeholpen spron gen van zijn ruig hondenlijf je begeleid. Op dikke, naar evenredigheid veel te gvoote pooten, had hij m°t *t kleine V?. j m 't hardst geloopen en het grif gewonnen. Wat hadden ze, in 'dien vroegen lentetijd van bun bestaan, geravot cn gestoeid op Jt grasveld achte 't huis, waar madeliefjes met goudgele hartjes, bloeiden tot ver rukking van kleinen Joop en dansende mugjes kleinen Jop bij zijn vergeefsche pogingen om ze op te haPP0n ontelbare malen een buiteli-ng deden maken. Een schilderijtje! Je zouat ze zóó op een plaat je zetten, hadden de grootc menschen toen gezegd. Later, toen Joop naar school moest, had Jop hem geregeld weggebracht. Allebei waren ze toen den baby-leef ijd te boven. Joops tastende stapjes waren ste vige schreden geworden; Jops onbeholpen, potsig gedoe was veranderd in een meer jbezadigd, vroolijk optreden. Want, dit 'moet \vél worden bedacht, de ontwikkeling 'der beide vrindjes had geen gelijken tred gehouden. Jop was veel gauwer „groot". geweest dan Joop. Terwijl de jongen nog 'zijn eerste lesjes had geleerd, was de hond. hoe vroolijk en speelscli ook, toch al vol wassen geweest. Maar dit had nooit in hun prettigen omgang gehinderd. Met Joop had Jop soms toch nog echt jong kunnen c!oeri, ^uitgelaten kunnen zijn, zelfs door 't dolle heen. Ja, ook toen hadden ze nog met 't rolste recht „de onafscheidelijken" kunnen heeten. Weer eenige jaren later zien we Joop als üinken twaalfjarigen jongen terug. En Top? JaJon begint oud te wor den, zoo was 't ale°meene oo^d^el. Jop deed nooit meer luidruchtig vroohjk; zijn -pooten werden stijf, zijn kop begon om opgeu en noat sterk te grijzen, en &ï\n oogèn kregen een glazig-blauwe tint. Maar overigens was Jop Jop nog, een vriend, zoo trouw als Joop er geen anderen had. Was'Joop ook nog Jops trouwe vriend? O ja; natuurlijk zou Joop, mogelijk wafc wrevelig,, hebben geantwoord, als je 't hem hadfc gevraagd. Natuurlijk hield hij nog van Jop^, al hadt je, vanzelfsprekend, niet zoo veel meer aan „zoo'n ouwen sok": Neen, Man was Tom anders, Tom van oom Fer! En als je Joop dan maar zijn gang hadt laten gaan, zou hij stellig uitgepakt hebben cn je alle voortreffelijke hoedanig heden van c3en leuken, jongen Tom hebben opgenoemd. Een paar maanden later ging oom Fer naar Indiö en kwam bij Joop thuis, omdat de jongen 't zoo dolgraag wou. Yadér en moeder waren er eerst niet op gesteld ge weest twee honden te hebben. Was 't Joop, die toen koelbloedig had voorgesteld Jop dan maar weg te doen Ik weet 't niet zeker en kan 't ook haast, niet gelooven. Zooveel staat vast'b voorstel - word door den een of ander gedaan, maar verontwaardigd door moeder van de hand gewezen. Neen, neen, Jop zou blijven; Tom moest er dan maar bij komen. Van gedulden vreemdeling was Tom ech ter al heel gauw de bevoorrechte lieveling geworden. Hij was zoo aardig, zoo vroolijk, zoo jong. Ja, zoo jongen Jop was oud daarmee is alle-; gezegd. Arme Jop Zijii humeur werd soms erg op de proef- gestéldl door den jeugdigen spring-in-'t- veld. Och, Tom meende 't niet kwaad, hij wou alleen maar voortdurend spelen Jop was den speeltijd, te boven. Hij snauw de en gromde als Tom -t hem te bona maakte en moest 't dan aanzien, dat Tom werd beklaagd en aangehaald,moest 'b aanhooren, dat hij „oude brompot" ge noemd werd door Joop ja juist, door Joop. Toch bleef Jop in onverstoorbare trouw Joop aanhangen. Werd hij weggeduwd, hij kwam na eenigen tijd weer terug, hunke rend naar een liefkoozing 'zooals van ouds. Helaas, meestal tevergeefs! 't Was als of Tom nog maar alleen bestond voor Joop, Tom met zijn luidruchtig-drukke manieren. Moeder icon Jop nog wel eens aanhalen en 5t dier was er haar dankbaar voor, maar moeder kon Joop niet bij liem ver vangen hij was Joops vriend, door dik en dun,nóg! 'b Yvras heerlijk, zonnig voorjaarsweer, nu Joep er met Tom op uit trok. De wind was echter scherp: noord verraderlijk, juist omdat ?t zulk mooi zacht weer geleek! Joop had zijn jas thuis gelaten. In de zon draafde hij zich warm, veel te warm. Yenijnig blies de wind hem in den hals. Thuisgekomen voelde Joop zich al rille rig en 's avonds moest hij, met harde koorts naar bed. Dat was 'b begin van een ernsti ge ziekte. Arme Joop! Hij had 't zwaar te veranwoorden. Iiusteloos woelde hij om en om. in heldere oogenblikken doodmoe hinderde elk geluid hem. Tom. de luidruch tige Tom. werd uitbesteed, omdat Joop zijn blaffen niet "kon verdragen. Vroolijk ging Tom met ziin kostbaas mee, in dartele on bezorgdheid. Of hij er geen weet van had, dat zijn baasje er zoo slecht aan toe was? Jop daarentegen was stil-ourustig, ter neergeslagen. Wel twintig keer op den-dag kwam hij met stijve pooten de trap op, om aan Joops kamerdeur te snuffelen, te zuchten met diep gesnuif. Op 'n keer was Joop wakker en schérp van gehoor als hij was vroeg hij mét zwakke stem aan moeder wat dat was. 1 ,,'t Is Jop," zei moeder;hij korpv telkens boven. b Dier voelt 't bepaald, dat je ziek bent. Hij wil haast niet eten cn is ia voortdurende onrust." „En Tom?" „Tom Tom is immers bij baas Jan sen, te logeeren, omdat hij zoo blafte ;'weët je wel? Nu, hij maakt 'b best cn voelfér zich op zijn gemak, alsof hij er altijd..ir geweest, zegt Jansen. Wees daar maar ge rust op, jongen." O ja, Joop was er gerust op. Hij ze* toen niets meer, maar eenige dagen later vroeg hij op eens, of Jop niet 's bij hem mocht komen. Moeder had er geen bezwaar in; Jop was zoo bedaard. Ze ging hem zelf halen. In spanning keek Joop naar de deur. Daar was Jop; vóór moeder uit liep hij, recht toe, recht aan, op 't' ledikant af. Joop stak zijn hand uit. Dio blijdschap van JopEn Ook van Joop Dat was toch wel echt trouwe vriendschap. Daar köu geen „Tom5- blijvend tusschen komen Moeder maakte een eind aan de begroe ting, bang dat 't Joop te veel zou wpr- den. Maar Jop behoefde daarom nog niét weg. Met eon diep, tevreden' gesnuif strek te hij zich uit op 't kleedje voor 't bed. I)dfc bleef nu zijn .vaste plaats. Joop wou hem niet weer missen. Gelukkig werd Joop beter, al ging-?t langzaam aan en eindelijk, 't was al zo mer geworden, mocht hij zijn eerste wahr delingetje doen. Jop ging mee. Rustig en voorzichtig liepen ze met hun beiden, de een nog wankelig op de beenen na zijn ziek te, de ander wat stijf van ouderdom, maar alle twee innig gelukkig, dat ze elkaar weer hadden. Zoo bleef het, ook, toen Joop weer hee- lemaal in orde en Tom weer thuis w^ls.- Mocht Tom ook al een vroolijke, jolige, mak ker zijn, Jop was toch Joops vriend, zijn oude, beproefde vriend. Zóó bleef het, tot aan 't eind ven Jops leven t Alle kinderen worden vriendelijk verzocM het begin van ddke correspondentie goed te lezen. De directie van het „Leidsch Dag blad" is van plan voortaan de Eindercou rant niet meer op Donderdag maar op Zater dag te laten verschijnen. Deze verandering begint aanstaande week; dan verschijnt de kindercourant dus niet Donderdag 29 Maart maar Zaterdag 31 Maart. En dan moeten voortaan de brieven Dinsdag vóór 5 uur bezorgd zijn, maar Dinsdag 3 April dan moeten de brieven er vóór één uur zijn; daD ben ik in Kioosterzande. dus dan moeten ze vóór één uur bezorgd zijn. Is dat goed be grepen? Als je nu gaat narekenen, dan denk je wel dat van Zaterdag tot Dinsdag een dag korter is, maar ten eerste weet ik dat de ssSfesag» e a tit*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 13