VOOR DE JEUGD IEIDSCH DAGBIAD i No. 11. Donderdag 15 Maart. Anno 1923 muil Een avontuurlijke nacht. Drio dagen vóór de Paaschvaeantie aan brak, kreeg Frans van Ubbinghoven, die in L'trecht op kostschool1 was, bericht, dat gjjii zusje diphteritis had en hjj dezen keer niet thuis kon komen. Zijn moeder had het zóó voor Jiem ge schikt, dat hij regelrecht van de kost school naar zijn tante zou gaan. 'tfWas een groote teleurstelling voor Frans cit het eenige, dat hem eenigszins met hcti plan verzoende, was dat zijn vriend Her- Snan Wichers, die met hem mee naar huis zou zijn gegaan, nu ook bjj zijn tante gewaagd werd. Fians hield eigenlijk heel veel van zlgn tante Voordam, maar hij en zijn neelje Pietl zenden elkaar, zooals jongens dit uitdrukken, eigenlijk niet luchten oï zien. „Zie je", zei Frans tegen Herman, „die Piet is zoo'n eoht vervelende jongen. Hij *a twee jaar ouder dan ik en heeft alfejj'dl zoo'n praats." Frans hield dus niet veel van zjjii neef Piet, maar deze mocht Frans ook niet lij- Jen. zoodat zjj elkander maar Jieel weinig toegaven. „Is het wezenlijk waar, dat die twee kwajongens hier komen logeeren en mijn geheele vacantie bederven?" vroeg Piet aan zijp moeder, zoodra hg van het plan hoorde. „Zeker, Frans en Hendrik komen, maar li begrijp niet, hoe ze je vacantie zouden kranen bederven. Ze spelen natuurlijk sar tnen en gaan ook samen naar buiten." De beide vrienden gedroegen zich da eerste dagen van hun bezoek bij mevrouw .VooTdam als echte brave jongens. Neef Piet ging tct geen openlijke vjjaudelgk- heder over, maar sprak Frans en Herman nooit anders dan met „jochie" aan en hier door voelden de beide gasten zich zeer beleedigd. Toen zjj bijna een week bij mevrouw Voordam logeerden, haalden zij nu en 'dan eehtei wel eens kattekwaad uit en op een mlccag gebeurde er iets, dat werkelijk de spnigaten uitliep. Zij hadden namelijk een emner met kalk gevonden en daarmee Ponte's zwarten poedel ingesmeerd, zoodah het arme dier onkenbaar was geworden. Dit werd hun natuurlijk hoogst kwalijk genomen en de beide jongens werden voor straf dadelijk na den eten npar bed ge stuurd. Om er zeker van Je zijn, dat zij tin kamer zij sliepen bij elkaar niet zouden veriateüi, werden zij opgesloten. FMns en Herman waren zeer gebelgd over deze behandeling en het duurde dan ook niet lang, ef Frans zei: „Weet je, wat we moesten doen? We moesten het raam opschuiven, onze bedde- kikens aan elkaar knoopen en ohs zoo naar beneden laten zakken." Herman vond dit een prachtig plan. Heli werd dadelijk ten uitvoer gebracht en bin nen een kvyirtier stonden de beide gevan genen in den tuin achter het huis, dat aan alle kanten open lag. „Ais we nu maar wisten, hoe wij de lakens weer naar binnen kooiden krijgen", zei de practische Heiman. „Als iemand ze ziet, begrijpt hij dadelijk wat er aan 'de hand is en zijn wjj er bjj!" Toen de jongens eens om zich heen keken, zrgen zij tegen den andereo kant van het huis een ladder staan. Dit was een prach tige ontdekking. Vlug zetten zjj de ladder nu bij hun raam, borgen de lakens weg, lev amen langs de ladder weer haar beneden en zetten deze ten slotte op haar plaats. Heimelijk verlieten zij den tuin nu doar een hekje en begaven zich naar de rivier. Aan den oever gezeten, beraamden zij al lerlei plannen om zich te wreken over da beleediging, hun aangedaan. „Om een pak slaag zou ik niet gegeven hebben", zei Frans, „maar om als een klein kind naar bed gestuurd te worden, dat is al te erg!" Maar hoe zouden zij zich wraken? Al lerlei plannen werden geopperd en waeü verworpen, totdat eindelijk besloten werd, mevrouw Voordam schrik aan te jagen doen te doen, alsof er een inbreker was. Fïans wist, dat zijn tante altijd bang was voor dieven en voor brand, „en", zei hj .tegen Herman, „dan zullen we eens zien, of Pielt werkelijk zoo dapper is, als hij altijd voorgeeft." Mevrouw Voordam was weduwe en }le eenige man in huis was een knecht Piet rekende zich in eigen oogen echter ook een man. Het plan der beide jongens was hoogst éénvoudig. Zij zouden met behulp der lad der in esn kamer klimmen, waar zich op dat cogenblik niemand bevond, en daar dan het ncodige leven maken. Zij wachtten, tot dat allen naar bed waren. De heanel was zóó bewolkt, dat zji bijna geen hand voor oogen konden zien. Zjj slopen den tuin weer in en liepen naar de plaats, waar zij de ladder hadden neergezet. Hoe ver wonderd waren zij echter, toen zj haar Baan niet vonden! Herman was zóó verbaasd, dat hij zjjn gemoed door een scherp gefluit lucht wilde geven, doch Frans hield hem nog bijtijds de hand voor den mond. „Wat is er?" vroeg Herman fluisterend. Fraus gaf echter geien antwoord, brok zijn vriend mee, en nu zageu zij bij het flauwe schijnsel der maan, die op dit oogenblik juikt door de wolken brak, dat twee man nen bezig waren de ladder tegen het huis te zetten, .en wel bij het raam, waar zj zich uit hadden laten zakken en dat nog open stond. Frans en Herman gingen achter een dik ken boom in het gras zitten, zoodat zij alles konden zjen, zonder zelf gezien te worden. Zoodra de mannen de ladder ge plaatst hadden, gingen zjj fluisterend aan het beraadslagen. De jongens hoorden, dat zj geen licht durfden gebruiken en van plan waren éen schrijftafel, die zjj wis ten dat boven stond, te plunderen. Frans en Herman vonden het zóó grappig, da4, hun plan nu in ernst werd uitgevoerd, dat zjj moeite hadden niet in lachen pit te barsten. Ze schenen den ernst van den toe stand heelemaal niet in te zien. „Staat de ladder nu goed, zoodat onze aftocht gedekt ïs?" hoorden zij één der nunc en zeggen. Een oogenblik later waren zjj de ladder opgeklommen en spoedig ra de kamer verdwenen, de kamer waarin het bureau stond en die nu tijdelijk voor de jongens in orde was gebracht. Flans zei fluisterend: „Ga meej Herman! we zullen de visoh- netten van Piet uit de schuur halen." Herman begreep wel niet goed, wat Frans hiermede bedoelde, doch hjj stelde een on beperkt vertrouwen m zjjn vriend en binnen enkele minuten hadden de jongens de sterke en zware petten losjes tussclien eenige vruqhtboomen bij de ladder bevestigd. Daar na spanden zij' een touw aan den voet van de ladder, zoodat iemand, die daarover strui kelde, in het net moei', vallen. Frans waa echter nog niet tevreden. Hij trok Herin; vri ig keerden zij terug met een kleine hand-brandspuit, die altijd met hei modi;1, water gevuld in de Schuur klaar stond. 'j Haastig legde Frans z(jn vriend uit, hoe hij met de' spuit moest werken en nu nam hj zelf het touw in de hand, om het net op het juiste oogenblik dicht te trekken. Het duurde niet lang, of zij hoorden' eenig gerucht aan het ruim en.... de die ven kwamen de ladder ai. Gelukkig voor de jongens bleef de eerste beneden wachten, tot zijn kameraad ook i sneden was en toen wilden zij het beiden met gastolen geld op een loopen zetten. Plotseling struikelden zijhet net werd dichtgetrokken en de beide dieven waren gevangen! De jongens schreeuwden' nu zoo hard zij konden. Frans hield het net vast eu Her man bewerkte de dieven met een straal koud water. Hoe meer beweging de mannen maakten, hoe meer zij in het net verward raakten. Twee politie-agenteu kwamen van den weg aansnellen en ook Piet en de knecht kwamen naar buiten loopen. Het was al een heel zonderliag tooneel, dat door de lantaarn der politie-agenten werd verlicht: op den grond lagen de twee dia- ven te spartelen, terwijl het gestolen geld om hen heen verspreid big. Herman liet nog steeds de brandspuit werken en Frans scheen met het touw in do hand, een soort Indiaan- schen krijgsdans uit ta voeren. Spoedig werden de inbrekers geboeid weg gevoerd. Piot maakte den beiden vrienden een welgemeend complim:nt over hun ge» drag en schudde u;n aartelijk do hand, vóór zij weer naar bed gingen. Zooals vanzelf spreekt, had men het den volgenden morgen aan het ontbijt over niets anders dan over den diefstal, Frans en Herman werden geprezen om hun. moed en goed overleg, doch plotseling vroeg me vrouw Voordam: „Maar zeg eens, Frans! Hoe kwam je in Idea tuin? Je was toch opgestoten?" „Wij wij hebben ons langs onze lakens Snaar beneden laten zakken," antwoordde 'Frans met een kleur, omdat hij de waarheid en toch niet de waarheid sprak. „Ferme jongens!" zei Tante. „Dus jullie hebt er zelfs je feven voor gewaagd?" Zjj dacht echter niet aan de onmogelijkheid, dat de jongens uit hun kamer hadden kun nen ontsnappen zonder door de dieven ge' zien te worden. De lof van mevrouw Voordam was den jongens toch wel wat al te kras en zij' ge voelden zich niets op hun gemak. Toen hun gastvrouw hun echter een paar dagen later ieder een mooi zilveren horloge als aanden ken, gaf, konden zij het niet langer uithou den en vertelden zij' haar de haele geschie denis. Mevrouw Voordam moest zich bedwingen om nietin lachen uit te barsten en Piet scha terde het uit, gaf hun een hand en aai, dat hij nu voorgoed vrede ea vriendschap p»t hen sloot Zjjn moeder zei ton aSo&e: „De horiogee mogen jullie eb herinne ring aan dien avontntsrlij-rsta zwirs hovtleu,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 11