LEIDSCH DAGBLAD.
Woensdag 14 Maart 1923.
EERSTE BLAD.
Officieele Kennisgevingen.
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
$0 CÜs. per rejrel. Bij regel abonnement belangrijk
I ïageren prijs.
Kleine ad verten tien. uitsluitend bij vooruilbe-
taling, Woensdags en Zaterdags 50 Ots., bii een
/maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecbt. Voor eventucele op-
tending van brieven 10 Gts. porto te betalen.
••Bewijsnummer 5 Gts.
Bureau Noordeindsplein. Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst Ho. 57055.
PRIJS DEZER COÜRAPttl
Voor Leiden p. 3 mnd. 2.35, p. week -TIT Ö.fS
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd rijn,
per week u 013
Franco per post 2.35 portokosten.
Nummer 16332.
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
Aan dien gemeentelijken vïschwinkel
yischmarkt is, tel. 1225 is DONDERDAG
verkrijgbaar SCHELYfSCH a f O.ll—0.20,
SCHOL a £0.11—0.26, KABELJAUW a
f 0.35, TARBOT a fO.55 en TONG a f0.90
por pond.
N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
Leiden, 14 Maart 1923.
UITBREIDING EN VERANDERING VAN
INRICHTING BIJZONDER SCHOOL-
GEBOUW.
Burgemeester en Wethouders van Lei
den brengen ter openbare kennis:
a. dat de Raad der gemeente, in zijn
Openbare vergadering van den 12en dezer,
besloten heeft medewerking te verleenen
aan de Vereeniging tot instandhouding van
bijzondere scholen voor lager- cn uitgebreid
lager onderwijs aan het Noordeinde, ge
vestigd te Leiden, tot de -uitbreiding en ver
andering van inrichting van het schoolge
bouw aan het Noordeinde No. 33 en dat de
Raad, in verband daarmede, heeft vastge
steld een suppletoiren begrootingsstaat,
groot f 99.000, teneinde hun Collego in
staat te stellen de voor de uitbreiding en
'do verandering van inrichting van ge
noemd gebouw benoodigde gelden t.z.t. ter
beschikking van het schoolbestuur tc stel
len
b. dat binnen dertig vrije dagen, te reke
nen van heden af, ieder ingezetene Iran
'dit hps!"i* L'i Cledenuteerde Staten d?r pro
vincie 7";d-"Holland in beroep kan komen,
f N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester,
f VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden. 11 Maart 1923.
BENOEMING TIJDELIJK WETHOUDER.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeenc kennis dat do Ge
meenteraad, in zijn zitting van 12 Maart
j.l., in verband met de ongesteldheid van
eten heer J. A. Bots, tot tijdelijk Wethouder
heeft benoemd! den lieer
J. F. X. SANDERS.
v N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 13 Maart 1923.
Godsdienst en Zieleleven.
Gisteravond hield dc vereeniging „De Mid
daghoogte" in de Stadszaal weder een open
bare vergadering, waarvoor als spreker was
aangekondigd dr. A. II. de Hartog, uit Am
sterdam, met het onderwerp „Godsdienst en
Zieleleven". De vergadering was, zooals al
tijd, weder druk bezocht.
Nadat de spreker met een kort woord door
tien voorzitter, ds. Boissevain van hier, was
ingeleid, nam hij het .woord, om, na een
korte inleiding, waarin hij de punten, waar
over zijn betoog zou loopen, in enkele trek
ken opsomde, de verschillende vier opvattin
gen over het menschel ijk zieleleven aan zijn
aandachtig luisterend gehoor mee te deelen.
In de eerste plaats de opvatting, dat dc
ziel is uitgegroeid uit dc hersenen, en dus
een eigenschap is van de slof, daarbij op
merkend, dat, al ware dit zoo, de godsdienst
•daardoor nog niet in het gedrang zoude
komen.
Eveneens verwierp spreker de tweede ma
terialistische beschouwing, als zou hel be
wustzijn de keerzijde van de hersenen, d. i.
van het verstand zijn. Mede aan de hand
■van den Duitschen wijsgeer Zieften werd
•deze leer als onhoudbaar cn in strijd met
het menschclijk wezen, bestreden. De Iheo-
rrie van het paraleilisme, waarin kei voorge
steld wordt dat beweging en bewustzijn,
lichaam en ziel naast elkander staan, achtte
spr. op grond van de ervaring van den na
denkenden mensch, mede onhoudbaar, waar
na hij tot de oude beschouwing kwam, waar-
Ij ij het stoffelijk leven in het bewustzijn van
-den mensch als een eenheid is-gedacht, zoo-
als von Hartmann dit heelt geleerd. In deze
laatste beschouwing, welke ook door spr.
wordt gedeeld, denken wij de ziel als ge
openbaard in het lichaam. liet karakter, een
uiting van het bewustzijn, doet ons den
mensch kennen naar zijn zieleleven. Zoo is
de ziel een eenheidsbeginsel, uitgaande van
de Algeheel-Eenheid, van God zelf.
Tot het tweede deel van zijn betoog geko
men, onderscheidde spreker hef driezijdige
van liet menschclijk bestaan: het lichame
lijke, het zielige en het geestelijke.
Het wilde hem voorkomen, dat Hcgel zoo
juist had aangegeven, dat dc ziel als de lus-
schenschakel kan beschouwd worden van
het lichaam en den geest.
Naar het lichamelijk heslaan zijn wij ge
bonden aan dc stof. Ed nu is liet cle ziel, die
yns wil doen uitvoeren boven het plaatselijke
oei lijdelijke. liet spraakgebruik bevestigt
deze opvatting van liet begrip ziel reeds wat
door spr. met voorbeelden werd verduide
lijkt. Dc geest is datgene in den mensch, wat
roods aan plaats en tijd is onttrokken.
Daarom spreken wij ook van geestelijke
waarden, die uitgaan boven de stoffelijke
dingen. Het geestelijke, en daaronder omvat
spr. ook het zedelijke, in den mensch, is liet
ecuwig blijvende in de ruimte en in den
tijd.
Hierin ligt het wonderlijke van den geest,
dat hij grijpt naar dc eeuwigheid. Dit is het
dan ook, wat den mensch doet verstaan het
wondervolle getrokken worden, naar dc on
derworpenheid van het Eeuwige, waarin God
wordt gezien.
En zoo voelen wij, volgens spr., door den
geest de beteekenis en dc waarde van den
godsdienst Daarom is iedor godsdienstig
voelend menscli in zichzelf verontrust door
het Ideaal, dat hij in zich draagt. Uit deze
beschouwingen kwam spr. tot de conclusie,
dat door dc uitingen van het zieleleven dc
godsdienst zich in zijn hooge en diepe waar
de openbaart. En dan besprak hij allereerst
dat geheimnisvolle in het menschelijk we
zen, dat wij het gemoed noemen; de levens
uitgangen, waarlangs hij het verborgene
zoekt en vindt en er ongezien door anderen,
mede verkeert.
Zoo bevestigt, zooals spr. in dichterlijke
taal deed uitkomen, in de eerste plaats liet
gemoed het bestaan van God en dc waarde
van den godsdienst.
Bij alle twijfelingen, waartoe liet leven ons
brengt, en onder al het tegenstrijdige, waar
door wij heen en weder worden geslingerd,
zegt het gemoed: nochtans is er een God.
Dc tweede uiting van het zieleleven is liet
verstand, de regelaar, die dc oorzakelijkheid
in alles naspeurt, de orde schept cn de rede
in den hoogeren zin zoekt. Zoo is voor het
doordringend verstand, volgens spr., god
loochening onmogelijk. Het kan een logos
in het heelal niet ontkennen cn daardoor den
godsdienst niet afvallen.
De derde functie, waarin liet zieleleven
zich openbaart, is de menschclijko wil, die
naar de letterlijke beteekenis van hel woord
opwelt, uit dc diepten der ziel, het bewijs
van 'smenschen adeldom, waaruit zijn ma
jesteit blijkt, maar ook zijn afhankelijkheid
van den goddehjken Alvvil.
„Ik ben een karakter, ik bezit een wil, die
streeft naar bevrediging van mijn wenschen
cn verlangens cn nochtans buig ik mij voor
c-en Hoogeren wil, dien ik boven mij weet
en eerbiedig," zoo spreekt de volle mensch.
Zoo wordt ook door dezen derden machtigen
factor van liet zieleleven de dienst aan God,
dat is de godsdienst, erkend.
Waar de krachtige wil als een heerlijke
bloem in de zon zich door den Hoogeren wil
laat leiden, voert hij met het wondervolle
over de dingen van liet lioogere leven pein
zende gemoed en liet nadenkende en rege
lende versland, tot Ilem, in Wicn al deze
functies in hoogerc orde zieli openbaren,
lot God, en is het zieleleven van den mensch
de voorwaarde tot een godsdienstig leven en
'een erkenning van de behoefte van den
mensch aan den godsdienst.
Na dezo rede, waarvan wij, ontdaan van
haar wijsgcerigc aanvullingen cn rcthorische
wendingen, de hoofdlijnen hebben getracht
weer tc geven, volgde een warm applaus van
liet aandachtig gehoor.
Van de gelegenheid lot gedachten wisseling
word door niemand gebruik gemaakt, waar
na de voorzitter, ds. Boissevain, mei een kort
dankwoord sloot.
Het Ethische Leven.
Dr. L. J. van Holk, uit Utrecht, hield zijn
tweede lezing uit den cyclus: Moderne Men-
sclienlvpen, getiteld: „Het ethische Leven".
Het ethische leven vormt als het ware eon
corrcctuur op het romantische (dit behandel
de spr. een vorige maal). In het ethische le
ven openbaart zich een kosmische orde; er
loopt een lijn door; liet is hel leven onder het
gezichtspunt van de „Wet."
Hoe vindt een mensch zijn levenswel?
Het woord „wet" doet ons denken aan iets,
den mensch "van buiten opgelegd. Men ver
wart echter „zedelijkheid" met „zede".
Conventie dwingt ons volgens de „zeden"
tc leven, men spreekt hier wel van „collec
tief geweten". Wie zich daaraan lioudt,-is
braaf, deugdzaam. Dit is nog wat anders dan
„goed".
Dc zede is echter van hel allergrootste be
lang en geeft iederen mensch, die ziel» aan
past, een groole dosis wellevendheid; een
reusachtige besparing van energie en tijd.
De brave laat zich gewoon inschakelen in
liet bestaande leven; de ethische mensch wil
meer. llij heeft het romantische stadium
doorgemaakt, maar niet bevredigd daardoor,
wil hij de fragmenten van zijn leven rang
schikken, hij wil weer gebonden zijn, niet
door historie en maatschappij, maar door
zichzelf, door zijn eigen wet Wanneer men
hieraan toe is en niet zelf aan het leven rich
ting geeft, schendt men het diepste in zich
zelf. Zoo sprak een Luther het „lk kan niet
anders", zoo luidt het In dc Bergrede: „Tot
dc Ouden is gezegd, maar lk zeg U...."
Deze levenshouding is echter puur-individua-
listisch en maatschappij-ontbindend.
Met consequent-individualisiiscbe men-
sclie kan men uiterst moeilijk tot een orga
nisatie komen/Dit zou men niet vermoeden,
gezien het feit, dat liet ethische leven het4
dienende is. De ethische mensch kiest
richting, maar stelt zich dan in dienst van
het Ideaal, waarnaar hij zich gericht lieeft.
Df godsdienstige mensch leeft niet meer
zichzelf, maar Gode.
Ilët ethische leven vraagt echter „trouw"
en „moed lot de herhaling". Hiermee komt
de spanning in het leven. De mensch wordt
aangespoord door een innerlijk „moeten".
De plicht is hier het groole argument. Maar
als wij die spanningeenmaal liefhebben,
lieben wij veel gewonnen, kunnen wij dit le
ven aan.
Dr. Van Holk ging nu over tol. de bespre
king van enkele typen. Allereerst: de strakke
plichtsbetrachter, de werker. Eens heeft hij
zijn plicht op zich genomen;, nu werkt hij
onverstoorbaar, ja, mechanisch verder. Als
voorbeeld koos dr. Van Holk de bureaucraat.
Ten tweede: De felle_drijver,jde strijderdit
kan zijn dc mensch met bewustzijnsveren
ging, die maar één ding ziet, de geestdrijver.
Maar ook wel „in bonam partem": de pro
feet, de strijder voor Gods Koninkrijk.
Als derde type: dc stille in den lande, de
duider. Hij wil innerlijke schade ontgaan en
onttrekt zich daarom aan de jacht naar ge
luk. liet ethische leven brengt echter liet
conflict, met de wereld en met pnszelf.
Wij krijgen dcej aan' onvermijdelijke
schuld en dat is destragick van het leven,
maar ook aan vcrmiflelijkc schuld, en hier
in erkennen wij onje sonde.
Dc Grieken hebben de tragiek van het le
ven prachtig uitgebeeld in de tragediën: Ilip-
polytus en Antigone. De oude Germaansche
mythe is ook vol van de tragische schuld.
Het Christendom spreekt van „zonde", een
schuld tegenover den heiligen God.
Wij zijn altijd onheilig tegenover het vlek-
kclooze en volmaakte. In al 's menschcn-
doen en laten zit iets van liet lagere. In dit
opzicht is ieder mensch zondaar» De mensch
blijft altijd bij deze dualiteit en toch wil hij
gerechtvaardigd worden. Het tragische zegt
dan: Sterf! Dit is de reiniging voor het on
volmaakte.
Dc mensch tracht een verzoening, een
hoogere eenheid te verkrijgen. De prediking
van de schuldvergevende genade in het
Christendom heeft luj noodig. Ilier naderen
wo het terrein, dat dr. Van Ilolk een vol
gende maal zal bewerken.
Hierna liet hij nog cenigc bedenkingen
lioorcn tegen deze levenshouding. Kritiek
in den eigenlijken zin kon hij het niet noe
men. Allereerst wordt het ethische leven
zoo spoedig fatsocnslevcn als do spanning
verdwijnt. Dan is het eeri dood ding.
Ten tweede wil men zoo licht dezelfde
spanning opleggen aan anderen en veroor
deelt en beoordeelt lïem. En dan: men wil
het een ander opdringen, vóór hij cr rijp
voor is. Als voorbeeld haald dr. Van Ilolk
aan de opvatting van Bainc-r Maria Rilke
over den Verloren Zoon. Deze verliet het
Vaderhuis omdat hij het loven d&ó.r nog
niet meeleven kon, omdat hij het romanti
sche leven nog niet had doorgemaakt. De
sterke mensch wil eerst verloren gaan, dc
zwakke schikt zich en wordt een huichelaar.
Dit is voor ouders en opvoeders moeilijk om
te aanvaarden. Het getuigt van groole wijs
heid ,als men begrijpt, dal eon mensch zijn
levensweg gaan kan door de verlorenheid.
Na de zeer schoone en diepzinnige lezing,
die met gespannen aandacht werd aange
hoord, volgde con levendige gcdachtenwisse-
ling.
Pr. Van Ilolk zal den cyclus besluiten met
een lezing óver hel Mystieke leven, Maan
dag e.k.
De Koningsgraven en de graven van particu
lieren in Egypte.
Gisteravond liield in de x'\j der Archa-
cologischd lezingen, georganiseerd door het-
Rijks-Museum van Oud heien-alhier, dr. P.
A. A. Boeser, onderdirecteur van dit Mu
seum ean voordracht over bovengenoemd
onderwerp.
Bij de graven van het Nieuwe Rjjjk (2580
6G3 vóór Chr.) onderscheidt men twee
typen van graven: de graven der koningen
en dé graven, der particulieren, aldus ving
spr. aan. Tot ongeveer het midden van de
18e Dynastie lieeft liet koningsgraf nog
geh-eo: den vorm van een pyramide, maar
cp veel kleiner schaal dan vroeger. Daar
voor komen nu de graven in de plaats,
die in de Lybische bergketen zrjn aangoj
legd in de buurt van dsn tempel van Setï
I. Dat ook in de klassieke wereld dezer
graver geen onbekenden waren, jjftgkt uit
Etrafco, Diódcrus en andere sclrfijver3. Wat
liun bouw betreft, die vertoont zich,, vol
gens spr., met kleine afwijkingen in den
volgenden vorm: Van den toegang af loo
pen achter elkander drie gangen in de
diepte. De eerste gang vertoont somtijds
eei.ige zijkamers. In de tweede gang be-
vinden zich aan de rechter- en linkerzijde
in de muren nissen. 4an het einde van
de derde gang vindt men pissen voor de
bcr.oodigdheden, die men bij' den dienst van
dea overleden koning bezigde. In deze laat
ste gang heeft men een deur, waardoor,
men een vestibule betreedt. Vandaar komt
men in een groote zaal-.
raar stond de sarcophaag in een opening
in den grond. Somtijds wordt deze groote
zaal nog voorafgegaan door andere kamers.
Verschillende vertrekken sluiten, zich hierbij
nog aan. De wanden van hst graf zijn van
don ingang tut de laatste kamer me't allerlei
vocistellingen on godsdienstige teksten be
dekt. De kennis dezer teksten was volgens
do meening dier dagen noodig voor het wei
zijn van den doode in de andere wereld cn
zjjn ontleend aan de volgende werken: „Hett
boek van hetgeen in de onderwereld, is,
bedboek dor poorten, Ne.lerdaling van de
zon" in de onderwereld, Litanieën aan de
zen en het Doodenhoek".
Het beek van betgeen in de onderwereld
is, schildert hoe de zou pnder de aarde
des nachts 12 landstreken doorloopt. Het
Dordenboek, neg meer bekend dan het hier-
voien genoemde werk> is een verzameling
van tooverformulieren, ten behoeve van deu
dcode om alle moeilijkheden te overwinnen.
Eokend is het 125ste hoofdstuk, waarin de
overledene het kwaad opsomt dat hij niet
gedaan heeft.
De graven der particulieren, gelegen in
de nabijheid van de dorpen Óheikh-abd-al
Koerna en Kurnet-Marrai vertoon en naar
spr. aantoonde, twee hoofdtypen, het grac
in de vlakte en het graf in (je rotsen.
De graven in dc -vlakte hadden den vol
genden vorm: een rechthoekig gebouw,
waarop een pyramide staat, bedekt een
toegang, die naar de grafkamer voert. Som
tijds komt het ook voor, dat deze rechthoe
kige bouw rust op den onderbouw cn aan
ieder "der hoeken geflankeerd wordt door
een zuil, terwijl oen vooruitstekende lijst de
bovenbedekking vormt. De graven in de
rotsen bestaan meestal uit twee deelen: uit
een groole zaal van buiten toegankelijk
door een deur. Het plafond dezer zaal rust
zeer dikwijls op kolommen of pilaren.
Naast deze zaal treft men meestal een gang
aan, die in een nis uitloopt. Aan beide zij
den van dezen gang vindt men dikwijls nog
oen kleine kamer. In plaats van een deur
bevinden zich voor deze zaal meermalen
eenige pilaren. De muren aldus besloot
spr. deze beschrijving vertoonen voor
stellingen, die op de begrafenisplechtig
heden betrekking hebben, of op het leven
van den overledene, terwijl do plafonds zijn
voordien met fraaie versieringen.
Leidsche Ideologie en Indische realiteit.
Op uilnoodiging van de Vereeniging voor
Staatkunde heeft dr. C. Gerrelson gister
avond alhier een voordracht over boven
staand onderwerp gehouden.
Bij volkomen eensgezindheid omtrent het
doel der Indische Bestuursorganisatie, open
baart zich, aldus spr., steeds duidelijker
diepgaand verschil omtrent de middelen,
waardoor dit doel het beste wordt bereikt,
geen verschil tusschen de vrienden van het
behoud en die van den vooruitgang omtrent
het tempo, waarin hervormd moet worden;
maar een van de beginselen, een strijd tus
schen de aanhangers van het conventioneel
en die van het historisch staatsrecht, tus
schen hen, die den slaat willen inrichten
naar abstracte ideeën, en hen, die de staats
regeling trachten aan le passen aan de wer
kelijkheid. Volgens de aanhangers der his
torische school bestaat er geen normale of
ideale Slaat, doch kan elke Staatsvorm naar
omstandigheden dc beste zijn, zoo hij slechts
aan het werkelijke volksleven aanpast. Een
eenheidsstaat, opgedrongen aan een conglo
meratie van verschillende volkeren zooals
de bevolking van Indiö, is nefast.
Toen de toekomstige Staatsvorm van In
diö door dc instelling der Herzieningscom
missie principieel ter toetse kwam, lag dc
noodzaak van een onderzoek naar het sub
straat van den Indischcn Slaat voor de hand,
Gouverneur-Generaal Van Limburg Stirum
gaf derhalve aan de commissie een tweele
dige opdracht: in de eerste plaats werd ge
vraagd een advies over de hervorming van
den Volksraad, adviseerend orgaan van de
centrale amblenaars-hierarchie, doch in do
tweede plaats een onderzoek naar het aan
wezig substraat van den.Slaat in hope.
Dit tweede deel barer opdracht heeft de
commissie volmaakt genegeerd. Zelf durfde
zij niet van een Indische natie le spreken.
Maar tegenover Nederland beriep zij zich als
eenig argument op een citaat van prof. Van
Vollenhoven, waarin deze wel toegeeft, dat
de Indische volken elkaar zelfs niet als land-
genooten, laat staan als volksgcnoolen, er
kennen; inaar het bestaan van een natio
naal gevoel verdedigt, op grond van „het pro
ces van een Nederlandsch gezag, dat nu al
300 jaren lang op Indië werkt en de bevol
king van Indië een zelfde lotgeval doet dee
len". Dr. Gcrretson hekelde deze beweringen
scherp als onverantwoordelijke fraseologie.
Op dezen zandgrond wordt nu het Indische
Staatsgebouw opgetrokken! Zoo, met voor de
werkelijkheid dichtgeknepen oogen, kon
men naar hartelust gaan werken met hel
begrip „van het al-cenig Indië". Het resul
taat was te voorzien: naar den vorm een
weinig oorspronkelijke copic van Thor-
bccke's Staatsinrichting; naar het wezen de
institutie van een in de lucht hangend oli
garchisch pays légal, liet uit het volksleven
ontwortelde denkend deel van Indië, dat
naar de voorstellen der-commissie nóch aan
liet Nederlandsche volk nóch aan de Indi
sche volkeren verantwoordelijk is.
De Volksraad kan z. i. nimmcT aan haar
deel beantwoorden. Hij is een onding, om
dat hij het orgaan moet zijn van iels, dat
niet bestaat, en in geen eeuwen beslaan zal
een Indonesische natie. Spr. schetst, aan de
hand van verschillende historische voorbeel
den, de consequente ontwikkeling van den
aan heterogene volken opgedrongen een
heidsstaat, en in het bijzonder van de cen
trale vertegenwoordigingen, en kwam tot de
conclusie, dat ook in Indië de revolutie van
boven af noodwendig een revolutie van on
der op na zich moet slcepen.
Zonder twijfel is hier verzuim bij de
rechlsche partijen; te veel heeft men zich
bepaald tot remmen op den verkeerden weg,
le weinig leiding gegeven in andere richting.
Talloozen in Indië en Nederland, ook onder
dc vroegere leden der commissie, zijn over
tuigd van liet heilloozc der tegenwoordige
ontwikkeling; maar weinigön durven open
hartig stelling nemen, bevreesd om als con
servatieven te worden gedoodverfd, wat ten
onzent publieke dood betcckent.
Men moet weerkeeren tot de Indische wer
kelijkheid; de afwezigheid van een staals-
volk, de aanwezigheid van tallooze stammen
van verschillend ras cn ontwikkeling, over-
hcerscht door c-en handvol vreemdelingen-
De hoofdzaak is, dat het zwaartepunt uit
liet centrum naar de periphérie wordt ver
legd; daar, in de provinciën, kan men zon
der gevaar veel verder gaan, dan de com
missie wil: lot volledige zellrcgeering. Daar
entegen liandhave tijdens dien groei ccn
sterk ontlast cenlraal-besluur, de eenheid,
dat tot de ontwikkeling in de provinciën is
voltrokken, in laatste instantie werkelijk ver
antwoordelijk blijve aan en afhankelijk van
Nederland.
Er is een gezag, waarhij dat der Leidsche
ideologen in het niet verzinkt: het gezag der
historie, cn dc lessen der historie op dit punt
zijn niet dubbelzinnig. Dr. Gcrretson heelt
cenigc maanden in het rampzalige Mexico
dc logische consequentie van de denkbeelden
van prof. Van Vcjlcnhoven c.s. aanschouwd.
Moge Indië voor zulk een lot bewaard blij
ven!
Een leverrdig debat, waaraan o.a. prof.
Van Vollcnhovcn deelnam, hoeft den avond
besloten.
BINNENLAND.
De stemming voor den Leidschen Baad
zal 23 Mei plaats hebben.
Tegen het einde van dit jaai kan de spoor
lijn LeidenDen Haag geëlectrificeerd zijn»
Het aideelingsonderzoek van het voorstel*
Braat (afschaffing van den Zomertijd) is door
de Eerste Kamer uitgesteld.
Te Groningen is de zakelijke belasting opi
het bedrijf afgeschaft.
Het antwoord van den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken op vragen over werk-
looze bouwvakarbeiders en de steunregeling.
Wetsontwerpen aangaande accijns op het
zout en tot wijziging van de wet op de per-
soneele belasting 1896.
Ontwerp tot aanvalling en wijziging van
de Militaire Pensioenwet.
BUITENLAND.
De situatie rondom het bezette gebied.
De Roer-geschiedenis opnieuw in het En-
gelsche Lagerhuis. Een zeer magere over
winning der regeering.
Lenin zou door een beroerte zijn getroffen»
Orde van de Ster in het Oosten.
Voor 'n 100-tal belangstellenden hield mevr.
W. A. L. RosVrijman gisteravond in 't Volks
huis, op uitnood kring v. d. Leidsche afd. van
voornoemde Orde, een lezing over „Een Nieuwe
Worekl". Mcj. G. Verliey van Wijk bootte de
aanwezigen welkom, en verleide dat de Orde
gelooft in dc spoedige komst van een groot,
geestelijk Lceraar. Mevr. RosVrijman nu zon
nader uiteenzetten wat het wezen van dien
Looraar is en wat ons werk zal zijn in de toe-
Qcoms't.
Dezo ving aan met te zeggen dat er twee»
sterk gemaskeerde manieren zijn om do wereld
te beschouwen. Tot nog toe ging men steeds uit
van de stelling, dat de materie do oenige wer*
Lelijkheid is, doch de leden van de Orde van
dc Ster in bet Oosten kiezen juist het tegen
overgestelde uitgangspunt, namelijk dat de geest
de bron is van alle bestaan, de kern van alle
gebeuren. Het Heelal is de bron van vorm on
slof, godragen dooT geest. Hierop berust het ge
loof van de komst van con nieuwen Leeraar.
Wan t do gocst is eeuwig één en rein in on»,
iriaar de wijzo waarop zij' door onze gedragin
gen tot uiting komt is bij ons allen verschillend1.
Dezo verschillen zijn te danken aan do wijze
waarop die gocst bij onj is opgebouwd. Zóó ia
het dus mogelijk, dat er mensclicn zijn die ver
uitgroeien boven den gewonen norm mensdheif
die dingen doen, welke wij niet kunnen bevat
ten. Dat kan het geval zijn op allerlei gebied5,
dus ook op dat van hot innerlijke. In den loop
der tijden zijn dergelijke mensch en vertrapt en:
onderdrukt. De mensckhcïd gelooft niet in hom
(men denke aan Ohristu Boeddha, -c.a.), door-^
dat zij vergeten is dal dc mensch ccn ontwik
kelend wezen is en dat het juist daardoor mo
gelijk is dat een mensch ver boven de anderen!
uitgroeit.
De - Orde van de Ster in het Oosten,
overtuigd van dc goddelijke leiding, en
geloovcnd dat de komst van den nieuwent
Leeraar spoedig is te verwachten, zulks in
verband met den cbaotisoben toestand op
elk gebied tegenwoórdrig, welke da ar too
steeds een aanwijzing is geweest, wil een
herhaling vcohkomen en Zijn komst voor
bereiden opdat men klaar is Hern te ont^
vangen.
In ieder mensch ligt een kiem van hefl
goddelijk erfrecht en om dien kiem to
doen uitgroeien is noodig het too-ver-
woord„Offer". Wij moeten volgen het
wezon van den geest, d. i. liefde, zichzelf
belijden, gewen, en afrien van het wezen
van do stof, d. i. grijpen, nemen, houden.
Dit- kan men doen als men begrepen
heeft dat er een eind moet komen aan dei
manier, waarop men tot nu toe heeft ge
leefd. De menechheid is samengesteld nib
enkelingen. Als velen dozer enkelingen
naar de Wet van broederschap, altruïs
me, de Wet van Liefde zullen willen leven
zullen willen trachten in het werk, dat zij
in deze wereld verrichten, dien geest van
werkblijk fcnzeifzuchtóge broederschap
neer te loggen, c?an gaan wij den weg op
naar -een niemwe wereld.
Dc overtuiging daartoe begint dien laat*
sten tijd sterk tc groeien, vooral in de on
derdrukte klassen der maatschappij. Waaf
uit te leeren valt dat het ou<Jo woord:
„Mededinging" vervangen moot worden
door het nieuwe woord „samenwerking"»
Kynologenclub Leiden.
Do Kynologenclub Leiden bereidt in de»
a.s. zomer hier een tentoonstelling voor.
Om zulk een tentoonstelling tc kunnen
houden, zijn middelen noodig, en ten einde
de kas der Club te versterken werd gisteren
in „Zomerzorg" een propaganda-feestavond
vanwege de Club gehouden, welke door ve
len werd bijgewoond.
Dr. J. Roos, Rijksveearls alhier, de voor-»
ziller van de Club, riep allen het welkom toe,!
nadat dc lieeren Van der Wilk cn Blokker,'
pianist en violist, een paar muzieknummer»
hadden doen hooren. Verder wees hij op het;
eigenaardige van deze vergadering, welke*
zich in vele opzichten onderscheidde van]
vele vorige samenkomsten, door dc Club ge«r
houden. Daarna ging hij cr toe over tc ver-!
klaren hoe de Club er toe gekomen was!
dezen feestavond te geven.