LEIDSCH DAGBLAD. Woensdag 14 Maart 1923. EERSTE BLAD. Officieele Kennisgevingen. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. PRIJS DER ADVERTENTIEN: $0 CÜs. per rejrel. Bij regel abonnement belangrijk I ïageren prijs. Kleine ad verten tien. uitsluitend bij vooruilbe- taling, Woensdags en Zaterdags 50 Ots., bii een /maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecbt. Voor eventucele op- tending van brieven 10 Gts. porto te betalen. ••Bewijsnummer 5 Gts. Bureau Noordeindsplein. Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst Ho. 57055. PRIJS DEZER COÜRAPttl Voor Leiden p. 3 mnd. 2.35, p. week -TIT Ö.fS Buiten Leiden, waar agenten gevestigd rijn, per week u 013 Franco per post 2.35 portokosten. Nummer 16332. Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. Aan dien gemeentelijken vïschwinkel yischmarkt is, tel. 1225 is DONDERDAG verkrijgbaar SCHELYfSCH a f O.ll—0.20, SCHOL a £0.11—0.26, KABELJAUW a f 0.35, TARBOT a fO.55 en TONG a f0.90 por pond. N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. Leiden, 14 Maart 1923. UITBREIDING EN VERANDERING VAN INRICHTING BIJZONDER SCHOOL- GEBOUW. Burgemeester en Wethouders van Lei den brengen ter openbare kennis: a. dat de Raad der gemeente, in zijn Openbare vergadering van den 12en dezer, besloten heeft medewerking te verleenen aan de Vereeniging tot instandhouding van bijzondere scholen voor lager- cn uitgebreid lager onderwijs aan het Noordeinde, ge vestigd te Leiden, tot de -uitbreiding en ver andering van inrichting van het schoolge bouw aan het Noordeinde No. 33 en dat de Raad, in verband daarmede, heeft vastge steld een suppletoiren begrootingsstaat, groot f 99.000, teneinde hun Collego in staat te stellen de voor de uitbreiding en 'do verandering van inrichting van ge noemd gebouw benoodigde gelden t.z.t. ter beschikking van het schoolbestuur tc stel len b. dat binnen dertig vrije dagen, te reke nen van heden af, ieder ingezetene Iran 'dit hps!"i* L'i Cledenuteerde Staten d?r pro vincie 7";d-"Holland in beroep kan komen, f N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester, f VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden. 11 Maart 1923. BENOEMING TIJDELIJK WETHOUDER. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeenc kennis dat do Ge meenteraad, in zijn zitting van 12 Maart j.l., in verband met de ongesteldheid van eten heer J. A. Bots, tot tijdelijk Wethouder heeft benoemd! den lieer J. F. X. SANDERS. v N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 13 Maart 1923. Godsdienst en Zieleleven. Gisteravond hield dc vereeniging „De Mid daghoogte" in de Stadszaal weder een open bare vergadering, waarvoor als spreker was aangekondigd dr. A. II. de Hartog, uit Am sterdam, met het onderwerp „Godsdienst en Zieleleven". De vergadering was, zooals al tijd, weder druk bezocht. Nadat de spreker met een kort woord door tien voorzitter, ds. Boissevain van hier, was ingeleid, nam hij het .woord, om, na een korte inleiding, waarin hij de punten, waar over zijn betoog zou loopen, in enkele trek ken opsomde, de verschillende vier opvattin gen over het menschel ijk zieleleven aan zijn aandachtig luisterend gehoor mee te deelen. In de eerste plaats de opvatting, dat dc ziel is uitgegroeid uit dc hersenen, en dus een eigenschap is van de slof, daarbij op merkend, dat, al ware dit zoo, de godsdienst •daardoor nog niet in het gedrang zoude komen. Eveneens verwierp spreker de tweede ma terialistische beschouwing, als zou hel be wustzijn de keerzijde van de hersenen, d. i. van het verstand zijn. Mede aan de hand ■van den Duitschen wijsgeer Zieften werd •deze leer als onhoudbaar cn in strijd met het menschclijk wezen, bestreden. De Iheo- rrie van het paraleilisme, waarin kei voorge steld wordt dat beweging en bewustzijn, lichaam en ziel naast elkander staan, achtte spr. op grond van de ervaring van den na denkenden mensch, mede onhoudbaar, waar na hij tot de oude beschouwing kwam, waar- Ij ij het stoffelijk leven in het bewustzijn van -den mensch als een eenheid is-gedacht, zoo- als von Hartmann dit heelt geleerd. In deze laatste beschouwing, welke ook door spr. wordt gedeeld, denken wij de ziel als ge openbaard in het lichaam. liet karakter, een uiting van het bewustzijn, doet ons den mensch kennen naar zijn zieleleven. Zoo is de ziel een eenheidsbeginsel, uitgaande van de Algeheel-Eenheid, van God zelf. Tot het tweede deel van zijn betoog geko men, onderscheidde spreker hef driezijdige van liet menschclijk bestaan: het lichame lijke, het zielige en het geestelijke. Het wilde hem voorkomen, dat Hcgel zoo juist had aangegeven, dat dc ziel als de lus- schenschakel kan beschouwd worden van het lichaam en den geest. Naar het lichamelijk heslaan zijn wij ge bonden aan dc stof. Ed nu is liet cle ziel, die yns wil doen uitvoeren boven het plaatselijke oei lijdelijke. liet spraakgebruik bevestigt deze opvatting van liet begrip ziel reeds wat door spr. met voorbeelden werd verduide lijkt. Dc geest is datgene in den mensch, wat roods aan plaats en tijd is onttrokken. Daarom spreken wij ook van geestelijke waarden, die uitgaan boven de stoffelijke dingen. Het geestelijke, en daaronder omvat spr. ook het zedelijke, in den mensch, is liet ecuwig blijvende in de ruimte en in den tijd. Hierin ligt het wonderlijke van den geest, dat hij grijpt naar dc eeuwigheid. Dit is het dan ook, wat den mensch doet verstaan het wondervolle getrokken worden, naar dc on derworpenheid van het Eeuwige, waarin God wordt gezien. En zoo voelen wij, volgens spr., door den geest de beteekenis en dc waarde van den godsdienst Daarom is iedor godsdienstig voelend menscli in zichzelf verontrust door het Ideaal, dat hij in zich draagt. Uit deze beschouwingen kwam spr. tot de conclusie, dat door dc uitingen van het zieleleven dc godsdienst zich in zijn hooge en diepe waar de openbaart. En dan besprak hij allereerst dat geheimnisvolle in het menschelijk we zen, dat wij het gemoed noemen; de levens uitgangen, waarlangs hij het verborgene zoekt en vindt en er ongezien door anderen, mede verkeert. Zoo bevestigt, zooals spr. in dichterlijke taal deed uitkomen, in de eerste plaats liet gemoed het bestaan van God en dc waarde van den godsdienst. Bij alle twijfelingen, waartoe liet leven ons brengt, en onder al het tegenstrijdige, waar door wij heen en weder worden geslingerd, zegt het gemoed: nochtans is er een God. Dc tweede uiting van het zieleleven is liet verstand, de regelaar, die dc oorzakelijkheid in alles naspeurt, de orde schept cn de rede in den hoogeren zin zoekt. Zoo is voor het doordringend verstand, volgens spr., god loochening onmogelijk. Het kan een logos in het heelal niet ontkennen cn daardoor den godsdienst niet afvallen. De derde functie, waarin liet zieleleven zich openbaart, is de menschclijko wil, die naar de letterlijke beteekenis van hel woord opwelt, uit dc diepten der ziel, het bewijs van 'smenschen adeldom, waaruit zijn ma jesteit blijkt, maar ook zijn afhankelijkheid van den goddehjken Alvvil. „Ik ben een karakter, ik bezit een wil, die streeft naar bevrediging van mijn wenschen cn verlangens cn nochtans buig ik mij voor c-en Hoogeren wil, dien ik boven mij weet en eerbiedig," zoo spreekt de volle mensch. Zoo wordt ook door dezen derden machtigen factor van liet zieleleven de dienst aan God, dat is de godsdienst, erkend. Waar de krachtige wil als een heerlijke bloem in de zon zich door den Hoogeren wil laat leiden, voert hij met het wondervolle over de dingen van liet lioogere leven pein zende gemoed en liet nadenkende en rege lende versland, tot Ilem, in Wicn al deze functies in hoogerc orde zieli openbaren, lot God, en is het zieleleven van den mensch de voorwaarde tot een godsdienstig leven en 'een erkenning van de behoefte van den mensch aan den godsdienst. Na dezo rede, waarvan wij, ontdaan van haar wijsgcerigc aanvullingen cn rcthorische wendingen, de hoofdlijnen hebben getracht weer tc geven, volgde een warm applaus van liet aandachtig gehoor. Van de gelegenheid lot gedachten wisseling word door niemand gebruik gemaakt, waar na de voorzitter, ds. Boissevain, mei een kort dankwoord sloot. Het Ethische Leven. Dr. L. J. van Holk, uit Utrecht, hield zijn tweede lezing uit den cyclus: Moderne Men- sclienlvpen, getiteld: „Het ethische Leven". Het ethische leven vormt als het ware eon corrcctuur op het romantische (dit behandel de spr. een vorige maal). In het ethische le ven openbaart zich een kosmische orde; er loopt een lijn door; liet is hel leven onder het gezichtspunt van de „Wet." Hoe vindt een mensch zijn levenswel? Het woord „wet" doet ons denken aan iets, den mensch "van buiten opgelegd. Men ver wart echter „zedelijkheid" met „zede". Conventie dwingt ons volgens de „zeden" tc leven, men spreekt hier wel van „collec tief geweten". Wie zich daaraan lioudt,-is braaf, deugdzaam. Dit is nog wat anders dan „goed". Dc zede is echter van hel allergrootste be lang en geeft iederen mensch, die ziel» aan past, een groole dosis wellevendheid; een reusachtige besparing van energie en tijd. De brave laat zich gewoon inschakelen in liet bestaande leven; de ethische mensch wil meer. llij heeft het romantische stadium doorgemaakt, maar niet bevredigd daardoor, wil hij de fragmenten van zijn leven rang schikken, hij wil weer gebonden zijn, niet door historie en maatschappij, maar door zichzelf, door zijn eigen wet Wanneer men hieraan toe is en niet zelf aan het leven rich ting geeft, schendt men het diepste in zich zelf. Zoo sprak een Luther het „lk kan niet anders", zoo luidt het In dc Bergrede: „Tot dc Ouden is gezegd, maar lk zeg U...." Deze levenshouding is echter puur-individua- listisch en maatschappij-ontbindend. Met consequent-individualisiiscbe men- sclie kan men uiterst moeilijk tot een orga nisatie komen/Dit zou men niet vermoeden, gezien het feit, dat liet ethische leven het4 dienende is. De ethische mensch kiest richting, maar stelt zich dan in dienst van het Ideaal, waarnaar hij zich gericht lieeft. Df godsdienstige mensch leeft niet meer zichzelf, maar Gode. Ilët ethische leven vraagt echter „trouw" en „moed lot de herhaling". Hiermee komt de spanning in het leven. De mensch wordt aangespoord door een innerlijk „moeten". De plicht is hier het groole argument. Maar als wij die spanningeenmaal liefhebben, lieben wij veel gewonnen, kunnen wij dit le ven aan. Dr. Van Holk ging nu over tol. de bespre king van enkele typen. Allereerst: de strakke plichtsbetrachter, de werker. Eens heeft hij zijn plicht op zich genomen;, nu werkt hij onverstoorbaar, ja, mechanisch verder. Als voorbeeld koos dr. Van Holk de bureaucraat. Ten tweede: De felle_drijver,jde strijderdit kan zijn dc mensch met bewustzijnsveren ging, die maar één ding ziet, de geestdrijver. Maar ook wel „in bonam partem": de pro feet, de strijder voor Gods Koninkrijk. Als derde type: dc stille in den lande, de duider. Hij wil innerlijke schade ontgaan en onttrekt zich daarom aan de jacht naar ge luk. liet ethische leven brengt echter liet conflict, met de wereld en met pnszelf. Wij krijgen dcej aan' onvermijdelijke schuld en dat is destragick van het leven, maar ook aan vcrmiflelijkc schuld, en hier in erkennen wij onje sonde. Dc Grieken hebben de tragiek van het le ven prachtig uitgebeeld in de tragediën: Ilip- polytus en Antigone. De oude Germaansche mythe is ook vol van de tragische schuld. Het Christendom spreekt van „zonde", een schuld tegenover den heiligen God. Wij zijn altijd onheilig tegenover het vlek- kclooze en volmaakte. In al 's menschcn- doen en laten zit iets van liet lagere. In dit opzicht is ieder mensch zondaar» De mensch blijft altijd bij deze dualiteit en toch wil hij gerechtvaardigd worden. Het tragische zegt dan: Sterf! Dit is de reiniging voor het on volmaakte. Dc mensch tracht een verzoening, een hoogere eenheid te verkrijgen. De prediking van de schuldvergevende genade in het Christendom heeft luj noodig. Ilier naderen wo het terrein, dat dr. Van Ilolk een vol gende maal zal bewerken. Hierna liet hij nog cenigc bedenkingen lioorcn tegen deze levenshouding. Kritiek in den eigenlijken zin kon hij het niet noe men. Allereerst wordt het ethische leven zoo spoedig fatsocnslevcn als do spanning verdwijnt. Dan is het eeri dood ding. Ten tweede wil men zoo licht dezelfde spanning opleggen aan anderen en veroor deelt en beoordeelt lïem. En dan: men wil het een ander opdringen, vóór hij cr rijp voor is. Als voorbeeld haald dr. Van Ilolk aan de opvatting van Bainc-r Maria Rilke over den Verloren Zoon. Deze verliet het Vaderhuis omdat hij het loven d&ó.r nog niet meeleven kon, omdat hij het romanti sche leven nog niet had doorgemaakt. De sterke mensch wil eerst verloren gaan, dc zwakke schikt zich en wordt een huichelaar. Dit is voor ouders en opvoeders moeilijk om te aanvaarden. Het getuigt van groole wijs heid ,als men begrijpt, dal eon mensch zijn levensweg gaan kan door de verlorenheid. Na de zeer schoone en diepzinnige lezing, die met gespannen aandacht werd aange hoord, volgde con levendige gcdachtenwisse- ling. Pr. Van Ilolk zal den cyclus besluiten met een lezing óver hel Mystieke leven, Maan dag e.k. De Koningsgraven en de graven van particu lieren in Egypte. Gisteravond liield in de x'\j der Archa- cologischd lezingen, georganiseerd door het- Rijks-Museum van Oud heien-alhier, dr. P. A. A. Boeser, onderdirecteur van dit Mu seum ean voordracht over bovengenoemd onderwerp. Bij de graven van het Nieuwe Rjjjk (2580 6G3 vóór Chr.) onderscheidt men twee typen van graven: de graven der koningen en dé graven, der particulieren, aldus ving spr. aan. Tot ongeveer het midden van de 18e Dynastie lieeft liet koningsgraf nog geh-eo: den vorm van een pyramide, maar cp veel kleiner schaal dan vroeger. Daar voor komen nu de graven in de plaats, die in de Lybische bergketen zrjn aangoj legd in de buurt van dsn tempel van Setï I. Dat ook in de klassieke wereld dezer graver geen onbekenden waren, jjftgkt uit Etrafco, Diódcrus en andere sclrfijver3. Wat liun bouw betreft, die vertoont zich,, vol gens spr., met kleine afwijkingen in den volgenden vorm: Van den toegang af loo pen achter elkander drie gangen in de diepte. De eerste gang vertoont somtijds eei.ige zijkamers. In de tweede gang be- vinden zich aan de rechter- en linkerzijde in de muren nissen. 4an het einde van de derde gang vindt men pissen voor de bcr.oodigdheden, die men bij' den dienst van dea overleden koning bezigde. In deze laat ste gang heeft men een deur, waardoor, men een vestibule betreedt. Vandaar komt men in een groote zaal-. raar stond de sarcophaag in een opening in den grond. Somtijds wordt deze groote zaal nog voorafgegaan door andere kamers. Verschillende vertrekken sluiten, zich hierbij nog aan. De wanden van hst graf zijn van don ingang tut de laatste kamer me't allerlei vocistellingen on godsdienstige teksten be dekt. De kennis dezer teksten was volgens do meening dier dagen noodig voor het wei zijn van den doode in de andere wereld cn zjjn ontleend aan de volgende werken: „Hett boek van hetgeen in de onderwereld, is, bedboek dor poorten, Ne.lerdaling van de zon" in de onderwereld, Litanieën aan de zen en het Doodenhoek". Het beek van betgeen in de onderwereld is, schildert hoe de zou pnder de aarde des nachts 12 landstreken doorloopt. Het Dordenboek, neg meer bekend dan het hier- voien genoemde werk> is een verzameling van tooverformulieren, ten behoeve van deu dcode om alle moeilijkheden te overwinnen. Eokend is het 125ste hoofdstuk, waarin de overledene het kwaad opsomt dat hij niet gedaan heeft. De graven der particulieren, gelegen in de nabijheid van de dorpen Óheikh-abd-al Koerna en Kurnet-Marrai vertoon en naar spr. aantoonde, twee hoofdtypen, het grac in de vlakte en het graf in (je rotsen. De graven in dc -vlakte hadden den vol genden vorm: een rechthoekig gebouw, waarop een pyramide staat, bedekt een toegang, die naar de grafkamer voert. Som tijds komt het ook voor, dat deze rechthoe kige bouw rust op den onderbouw cn aan ieder "der hoeken geflankeerd wordt door een zuil, terwijl oen vooruitstekende lijst de bovenbedekking vormt. De graven in de rotsen bestaan meestal uit twee deelen: uit een groole zaal van buiten toegankelijk door een deur. Het plafond dezer zaal rust zeer dikwijls op kolommen of pilaren. Naast deze zaal treft men meestal een gang aan, die in een nis uitloopt. Aan beide zij den van dezen gang vindt men dikwijls nog oen kleine kamer. In plaats van een deur bevinden zich voor deze zaal meermalen eenige pilaren. De muren aldus besloot spr. deze beschrijving vertoonen voor stellingen, die op de begrafenisplechtig heden betrekking hebben, of op het leven van den overledene, terwijl do plafonds zijn voordien met fraaie versieringen. Leidsche Ideologie en Indische realiteit. Op uilnoodiging van de Vereeniging voor Staatkunde heeft dr. C. Gerrelson gister avond alhier een voordracht over boven staand onderwerp gehouden. Bij volkomen eensgezindheid omtrent het doel der Indische Bestuursorganisatie, open baart zich, aldus spr., steeds duidelijker diepgaand verschil omtrent de middelen, waardoor dit doel het beste wordt bereikt, geen verschil tusschen de vrienden van het behoud en die van den vooruitgang omtrent het tempo, waarin hervormd moet worden; maar een van de beginselen, een strijd tus schen de aanhangers van het conventioneel en die van het historisch staatsrecht, tus schen hen, die den slaat willen inrichten naar abstracte ideeën, en hen, die de staats regeling trachten aan le passen aan de wer kelijkheid. Volgens de aanhangers der his torische school bestaat er geen normale of ideale Slaat, doch kan elke Staatsvorm naar omstandigheden dc beste zijn, zoo hij slechts aan het werkelijke volksleven aanpast. Een eenheidsstaat, opgedrongen aan een conglo meratie van verschillende volkeren zooals de bevolking van Indiö, is nefast. Toen de toekomstige Staatsvorm van In diö door dc instelling der Herzieningscom missie principieel ter toetse kwam, lag dc noodzaak van een onderzoek naar het sub straat van den Indischcn Slaat voor de hand, Gouverneur-Generaal Van Limburg Stirum gaf derhalve aan de commissie een tweele dige opdracht: in de eerste plaats werd ge vraagd een advies over de hervorming van den Volksraad, adviseerend orgaan van de centrale amblenaars-hierarchie, doch in do tweede plaats een onderzoek naar het aan wezig substraat van den.Slaat in hope. Dit tweede deel barer opdracht heeft de commissie volmaakt genegeerd. Zelf durfde zij niet van een Indische natie le spreken. Maar tegenover Nederland beriep zij zich als eenig argument op een citaat van prof. Van Vollenhoven, waarin deze wel toegeeft, dat de Indische volken elkaar zelfs niet als land- genooten, laat staan als volksgcnoolen, er kennen; inaar het bestaan van een natio naal gevoel verdedigt, op grond van „het pro ces van een Nederlandsch gezag, dat nu al 300 jaren lang op Indië werkt en de bevol king van Indië een zelfde lotgeval doet dee len". Dr. Gcrretson hekelde deze beweringen scherp als onverantwoordelijke fraseologie. Op dezen zandgrond wordt nu het Indische Staatsgebouw opgetrokken! Zoo, met voor de werkelijkheid dichtgeknepen oogen, kon men naar hartelust gaan werken met hel begrip „van het al-cenig Indië". Het resul taat was te voorzien: naar den vorm een weinig oorspronkelijke copic van Thor- bccke's Staatsinrichting; naar het wezen de institutie van een in de lucht hangend oli garchisch pays légal, liet uit het volksleven ontwortelde denkend deel van Indië, dat naar de voorstellen der-commissie nóch aan liet Nederlandsche volk nóch aan de Indi sche volkeren verantwoordelijk is. De Volksraad kan z. i. nimmcT aan haar deel beantwoorden. Hij is een onding, om dat hij het orgaan moet zijn van iels, dat niet bestaat, en in geen eeuwen beslaan zal een Indonesische natie. Spr. schetst, aan de hand van verschillende historische voorbeel den, de consequente ontwikkeling van den aan heterogene volken opgedrongen een heidsstaat, en in het bijzonder van de cen trale vertegenwoordigingen, en kwam tot de conclusie, dat ook in Indië de revolutie van boven af noodwendig een revolutie van on der op na zich moet slcepen. Zonder twijfel is hier verzuim bij de rechlsche partijen; te veel heeft men zich bepaald tot remmen op den verkeerden weg, le weinig leiding gegeven in andere richting. Talloozen in Indië en Nederland, ook onder dc vroegere leden der commissie, zijn over tuigd van liet heilloozc der tegenwoordige ontwikkeling; maar weinigön durven open hartig stelling nemen, bevreesd om als con servatieven te worden gedoodverfd, wat ten onzent publieke dood betcckent. Men moet weerkeeren tot de Indische wer kelijkheid; de afwezigheid van een staals- volk, de aanwezigheid van tallooze stammen van verschillend ras cn ontwikkeling, over- hcerscht door c-en handvol vreemdelingen- De hoofdzaak is, dat het zwaartepunt uit liet centrum naar de periphérie wordt ver legd; daar, in de provinciën, kan men zon der gevaar veel verder gaan, dan de com missie wil: lot volledige zellrcgeering. Daar entegen liandhave tijdens dien groei ccn sterk ontlast cenlraal-besluur, de eenheid, dat tot de ontwikkeling in de provinciën is voltrokken, in laatste instantie werkelijk ver antwoordelijk blijve aan en afhankelijk van Nederland. Er is een gezag, waarhij dat der Leidsche ideologen in het niet verzinkt: het gezag der historie, cn dc lessen der historie op dit punt zijn niet dubbelzinnig. Dr. Gcrretson heelt cenigc maanden in het rampzalige Mexico dc logische consequentie van de denkbeelden van prof. Van Vcjlcnhoven c.s. aanschouwd. Moge Indië voor zulk een lot bewaard blij ven! Een leverrdig debat, waaraan o.a. prof. Van Vollcnhovcn deelnam, hoeft den avond besloten. BINNENLAND. De stemming voor den Leidschen Baad zal 23 Mei plaats hebben. Tegen het einde van dit jaai kan de spoor lijn LeidenDen Haag geëlectrificeerd zijn» Het aideelingsonderzoek van het voorstel* Braat (afschaffing van den Zomertijd) is door de Eerste Kamer uitgesteld. Te Groningen is de zakelijke belasting opi het bedrijf afgeschaft. Het antwoord van den Minister van Bin- nenlandsche Zaken op vragen over werk- looze bouwvakarbeiders en de steunregeling. Wetsontwerpen aangaande accijns op het zout en tot wijziging van de wet op de per- soneele belasting 1896. Ontwerp tot aanvalling en wijziging van de Militaire Pensioenwet. BUITENLAND. De situatie rondom het bezette gebied. De Roer-geschiedenis opnieuw in het En- gelsche Lagerhuis. Een zeer magere over winning der regeering. Lenin zou door een beroerte zijn getroffen» Orde van de Ster in het Oosten. Voor 'n 100-tal belangstellenden hield mevr. W. A. L. RosVrijman gisteravond in 't Volks huis, op uitnood kring v. d. Leidsche afd. van voornoemde Orde, een lezing over „Een Nieuwe Worekl". Mcj. G. Verliey van Wijk bootte de aanwezigen welkom, en verleide dat de Orde gelooft in dc spoedige komst van een groot, geestelijk Lceraar. Mevr. RosVrijman nu zon nader uiteenzetten wat het wezen van dien Looraar is en wat ons werk zal zijn in de toe- Qcoms't. Dezo ving aan met te zeggen dat er twee» sterk gemaskeerde manieren zijn om do wereld te beschouwen. Tot nog toe ging men steeds uit van de stelling, dat de materie do oenige wer* Lelijkheid is, doch de leden van de Orde van dc Ster in bet Oosten kiezen juist het tegen overgestelde uitgangspunt, namelijk dat de geest de bron is van alle bestaan, de kern van alle gebeuren. Het Heelal is de bron van vorm on slof, godragen dooT geest. Hierop berust het ge loof van de komst van con nieuwen Leeraar. Wan t do gocst is eeuwig één en rein in on», iriaar de wijzo waarop zij' door onze gedragin gen tot uiting komt is bij ons allen verschillend1. Dezo verschillen zijn te danken aan do wijze waarop die gocst bij onj is opgebouwd. Zóó ia het dus mogelijk, dat er mensclicn zijn die ver uitgroeien boven den gewonen norm mensdheif die dingen doen, welke wij niet kunnen bevat ten. Dat kan het geval zijn op allerlei gebied5, dus ook op dat van hot innerlijke. In den loop der tijden zijn dergelijke mensch en vertrapt en: onderdrukt. De mensckhcïd gelooft niet in hom (men denke aan Ohristu Boeddha, -c.a.), door-^ dat zij vergeten is dal dc mensch ccn ontwik kelend wezen is en dat het juist daardoor mo gelijk is dat een mensch ver boven de anderen! uitgroeit. De - Orde van de Ster in het Oosten, overtuigd van dc goddelijke leiding, en geloovcnd dat de komst van den nieuwent Leeraar spoedig is te verwachten, zulks in verband met den cbaotisoben toestand op elk gebied tegenwoórdrig, welke da ar too steeds een aanwijzing is geweest, wil een herhaling vcohkomen en Zijn komst voor bereiden opdat men klaar is Hern te ont^ vangen. In ieder mensch ligt een kiem van hefl goddelijk erfrecht en om dien kiem to doen uitgroeien is noodig het too-ver- woord„Offer". Wij moeten volgen het wezon van den geest, d. i. liefde, zichzelf belijden, gewen, en afrien van het wezen van do stof, d. i. grijpen, nemen, houden. Dit- kan men doen als men begrepen heeft dat er een eind moet komen aan dei manier, waarop men tot nu toe heeft ge leefd. De menechheid is samengesteld nib enkelingen. Als velen dozer enkelingen naar de Wet van broederschap, altruïs me, de Wet van Liefde zullen willen leven zullen willen trachten in het werk, dat zij in deze wereld verrichten, dien geest van werkblijk fcnzeifzuchtóge broederschap neer te loggen, c?an gaan wij den weg op naar -een niemwe wereld. Dc overtuiging daartoe begint dien laat* sten tijd sterk tc groeien, vooral in de on derdrukte klassen der maatschappij. Waaf uit te leeren valt dat het ou<Jo woord: „Mededinging" vervangen moot worden door het nieuwe woord „samenwerking"» Kynologenclub Leiden. Do Kynologenclub Leiden bereidt in de» a.s. zomer hier een tentoonstelling voor. Om zulk een tentoonstelling tc kunnen houden, zijn middelen noodig, en ten einde de kas der Club te versterken werd gisteren in „Zomerzorg" een propaganda-feestavond vanwege de Club gehouden, welke door ve len werd bijgewoond. Dr. J. Roos, Rijksveearls alhier, de voor-» ziller van de Club, riep allen het welkom toe,! nadat dc lieeren Van der Wilk cn Blokker,' pianist en violist, een paar muzieknummer» hadden doen hooren. Verder wees hij op het; eigenaardige van deze vergadering, welke* zich in vele opzichten onderscheidde van] vele vorige samenkomsten, door dc Club ge«r houden. Daarna ging hij cr toe over tc ver-! klaren hoe de Club er toe gekomen was! dezen feestavond te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 1