De Prins uit hetSprookje
Ko. 19293.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Januari.
BRIEVEN UIT WEENEN.
UIT ONZE STAATSMACHINE.
FEUILLETON
CU BUiTENL. WEEKOVERZICHT.
H
iWeör oen week verder zijn we heb jaar
Ï923 imgesukkeJd en ihefc den dag meeir
bobben wij ons afgevraagd. r leven we nu in
(Ben wereld van verstandige mensohen,
SDOoals „men" dan toch beweert of zijn we
in oen soort dolhuis te land gekomen?
Jleoffc die groote onbekende, die al meer
'dam tien jaar geleden vaospelde, dat in
1023 idle mensohen rijp voor een of ander
loainlfcriimigengesticht zouden zijn, dan toch
gelijk gehad m zijn bittere ironie? We
weten het niet meer, we zijn haast be
vreesd, dsat die waanzinsbacil ons zelf ook
ai heeft aangetast.We leven in een
tijd van „vrede". Jawel, 't is maar, wat
je er onder verstaat. Misschien zijn wij wel
ttrg achtefrlijk, maar wij kunnen van dien
vrede niet veel zien. Als Duitschlamd. maar
eens niet geheel en al weerloos was, dan
zo»u je eens zien, hoe het „vrede" is! En
trotia die weerloosheid, wie weet, hoe ver
het nog komt, wanneer alles doorgaat in
idio lijn, die het thans gaat..
In midden-Europa is het dus feitelijk
oorlog, aJ wordt er niet met moordtuig nog
gewenkt, daar de eeno partij is „hors de
combattants". En deze ooi-log is nog
gclooaJiseerd, Yoor hoelang 1 Hoe een
Oorlog is te looaJiaeeren is in 1014 proof-
oaidorvindelijk bewezen. Wat verder naar
;t Ooatera staan men al aardig tegenover
elkaar, gereed om bij de eerst© do beste
gelegenheid aan te pakken. Volgonsden
stelregelde eerste klap is een daalder
waard. Nog verder weg, in Klein-Azië,
Bobijnt de oorlogstoestand over het bezit
van Mosooi men ruikt de petroleum
al nog maar een kwestie van enkele da
gen, wachtend op het officieel o ochec van
de conferentie van Lausanne.
Is het geen prachtig vredesbeeld, dat zich
tofspiegelt voor ons geestesoog?
Het allerergste bij dit alles a3 ongetwij
feld, dat in geen velden of wegen uitkomst
Sa to zien uit den ohaos, waarin de groote
leiders dor politiek de wereld hebben ge
leid. Men is bijkans geneigd te zeggenbe
gin mefc ad die groote he eren naar huis te
«enden, maar wie kan deze bozem^ hantee-
ren En zal men dan opvolgers kunnen vin
den, die zonder baatzucht in ©enigerlei
vorm, al iö het ook maar in dien der ijdol-
beid on glans zonder zuoht naar iands-
gewin of wat ook, zullen weten te regeer en
in ware naastenliefde en al zulke deugden?
Neon, daarvoor zal nog heel wat* water
idooT den Rijn moeten loopen. Als cenige
hoop blijft alleen: practisoho nuchterheid,
'die toch eens overal moet tcrugkeeren
ieen roes duurt niet altijd door.
Misschien is de tijd bezig den Franschen
langzamerhand de nuchterheid te brengen.
[Via den weg van schade en schande. En
helaas- tevens van schade voor heel Europa
•én zelfs daarbuiten. Wat heeft allo actie
'den Franschen gebaat? Niets niemendal.
In plaats van pl.m. 70.000 ton steenkool
per dag, gelijk vroeger, krijgen ze niets
meer, zoodat ze voor duur gold bij Enge-
land terecht komen voor dit artikel. De
militaire beweging, o pardon, de beveili
ging der ingenieurs, kost Frankrijk 45 mil-
liioöa £rs. in twee maanden, ten minste,
wanneer niet gemobiliseerd wordt, wat ons
straks niets zou verbazen. Want de Fran
schen blijven allerwego stuiten op lijdelijk
verzet der Duitsohcrs, die niet meer sta
ken dan nood ig is, uit eigen belang, maar
daarvoor tooli niet terugdeinzen, zoo het
ïtfoot on ook op den linker Rijnoever waar
[het tot'dusrcr rustig was, begint het te gis-
tcai. Berlijn heeft nog nimmer zooveel te
zeggen gehad den tifëfobcn tijd in het Roer
gebied en het bezette land als thans.
Voeg daarbij, dat do Duitscho industrie,
'die Frankrijk juist tot zich wil do trekken,
ar niet voor terugdeinst om zich ten koste
van offers los to maken van wat maar naar
Fnansohhoid riekb en last, not least, dat de
Franacho actie over Duitschlamd doet
vloeien een golf van nationalisme, die doet
'denken aan de eerste oorlogsdagen van
1914 „Wir wollen Frankreich siegrecch
bohlagcn" is het lie-d naast do diverse
.volksliederen geworden.
Nog la-aait de Gallische haan ooliter vic
torie, ook waar do Frunsohe pers, precies
nis in den oorlogstijd, -verzwijgt, wat niet
in haar kraam te pas komt. Nieuwe maat
regelen zullen nog wel volgen nieuwe
ontreddering nieuwe eoonomisohe ellen
de met wat tot gevolgalgomeene op
stand, bolsjewisme, ingrijpen van elders?
Wie durft het voorspellen. Of zou nog op
tijd de nuchterheid in Frankrijk overwin
nen?
iDgrijpen van eldersDe Amerikaanscue
troepen zijn weg van den Rijn. 't Is niet
onmogelijk, dat de Engelsohen 't voorbeeld
volgen om zioh te onttrekken aan niet te
ondervangen moeilijkheden met het Fran-
sc-he bewind, dat zij echter in geen enkel
opzicht willen helpen. Maar van ingrijpen
is geen sprake. Althans vooreerst nog niet.
't Is niet onmogelijk diat eigen belang op
den duur er toe drijft, maar zoo ver is het
nog lang niet.
Ingrijpen schijnt, komt het er nu toe,
alleen te verwachten van den Volkenbond.
Van neutrale zijde, vermoedelijk Zweden,
zal gepoogd worden het sohadevergoedings-
vraagstuk met wat daaraan annex is voor
deze Bond te brengen, die daarmee op
zware proef zou gestold worden en met uit
eenvallen bedreigd, 't Is immers zeer de
vraag of Frankrijk op deze manier wel zal
willen komen voor een soou-t tribunaal dor
volkeren, waarvan het vonnis bekend zou
zijn. Men moge n.l. nog zoozeer erkennen
Frankrijk'a recht op schadevergoeding, het
Fransclie imperialisme en militairismo
vindt nergens steun. Of de poging daarom
zal slagen
De Volkenbond zal trouwens in ieder ge
val op een zware proef worden gesteld,
daar Curzon de kwestie van Mosoel voor
dit lichaam heeft gebracht, zioh beroepend
op art. 11 van het Volkenbondsverdrag
voorkoming van oorlogsgevaar, waarbij de
bond zioh als 'één man heeft te stellen aoh-
ter degene, die aangevallen wordt. In dit
geval Engeland, dat immers in Mesopo
tamia mandataris is voor den Volkenhond.
Of de Turken zioh eohter daarmee bang
zullen laten maken, betwijfelen wc ernstig^
Bij oorlog staan zij er niet het slechtste
voor.
(Nadruk verboden).
Groote-sta&s-sensaties.
Wcenen, 14 Januari 19-23.
Nu en dan gebeurt er in een groote stad
iets sensationeels, een gebeurtenis, die dan
dagen en weken lang in alle kringen be
sproken wordt; iets waarover de kranten
het dag-in-dag-uit hebben; dat in de recla-
mo wordt uitgebuit en waarover grappen
en moppen verkocht worden ook al is dat
min of meer misplaatst. Zulke echte sensa
ties zijn vrij zeldzaam; maar ze hebben al
tijd iets prikkelends, zij werken op de zenu
wen; 'zij zijn reinkulturen van het onrustige
wufte groote stads-leven wonderbare,
meestal onwelriekende bloemen, die als
sommige orchideeën, vaak meer zeldzaam
dan schoon, alleen in de met allerlei geu
ren bezwangerde, zwoele atmosfeer van de
groote-stads-broeikas gedijen.
Jaren geleden was het een klein fluitje,
dat een of ander genie uitgevonden had,
die er millionair bij geworden was. Dc
korte, schelle dubbelslag van dit fluitje
had blijkbaar iets, dat suggestief werkt.
Misschien was het het beeld van den tijd,
een openbaar geworden massa-stemming.
In elk geval, het was iets, dat tot toen
ontbroken had, dat bestemd was een leem
te aan te ,vullen, iets, dat er moest zijn.
Zooals Alexander de Groote, Luther ot
Napoleon uit liun tijd noodwendig te voor
schijn kwamen en komen moesten, als ver
persoonlijking van een geslachte, van een
ideaal, zoo had dat fluitje ook al lang ge
sluimerd in het onderbewustzijn van dc
Weensche bevolking, lang voordat het uit
gevonden was. Want alleen zoo laat het zich
verklaren, dat het fluitje, toen het er een
maal was, met hartstochtelijke opgewekt
heid werd begroet en gekocht en gehand
haafd. In een paar dagen was heel Weenen
in bezit van zulk een fluitje, letterlijk ieder
had er een cn floot in huis en op straat, in
zijn zaak en in het restaurant, overal hoor
de men dat fluitje. Alsof honderdduizen
den vreemde vogels plotseling op eenigen
afstand van de stad waren neergestreken,
die bij dag cn nacht, buiten maar ook bin
nen de stad, in straten cn huizen hun
nooit gehoorde stem lieten klinken. Tot
dat de politie het schelle fluitje als ver
boden verklaarde, het den oorlog aandeed,
met wets- en verordening-artikelen er te
gen te keer ging, de fluitjes in beslag nam
en de fluiters strafte. Maar al die politie-
inmenging was heelemaal niet noodig ge
weest. Want even onverwacht en plotse
ling als de fluitjes waren te voorschijn ge
komen, even geheimzinnig verdwenen zij
weer na een dag of wat," alsof de vogels ver
huisd was. Eeh dag of wat, en niemand
oo,,oooekaakxzeao%vbgkjcmfwy cmfwxzc
voelde zich meer verplicht te flu»ten, en het
schelle geluid te laten hoore-n. De ban was
gebroken, de-tijd had zijn uiting gevonden,
iets, dat in de Weeners opgehoopt lag, had
zijn baan gebroken; het. evenwicht was her
steld en de rust was wedergekeerd. Ziedaar
de typische gang van een groote-stads-scn-
satio.
In andere jaren was het weesr anders.
Eens was het een actrice, die dc Russische
Keizerin Catharina II zoo uitstekend speel
de, dat die rol iets onvergetelijks werd voor
eiken Weener; ieder ging naar don schouw
burg om deze kunstenares ih die rol te
zien.
Een andermaal tfas hot een „cause célè-
bre". Een jongmensch van goeden huize
had in een hotel van do stad do gezel
schapsdame van zijn tante vermoord om
zich van eenige kostl&re sieraden meester
te maken.
Weer een anderen keer was het een aap,
een ovang oetang. Hij was uit zijn kooi in
den dierentuin te~Schönbrunn ontsnapt en
was in een hoogen boom geklauterd. Men
wilde geen geweld tegen hem gebruiken om
het kostbare dier niet te kwetsen en met
list kon men niets tegen hem beginnen. Men
besloot daarom om vrijwillig zijn zelf ge
kozen verblijf te verlaten. De aap was
echter eigenzinnig en weerstond den hon
ger, want hij bleef dagenlang in zijn boom
zitten en werd daardoor tot „sensatie".
'b Morgens cn 's avonds, zoo raak er een
krant uitkwam, vroeg men niet: ,,Hoo
staat het met do politiek of met do effec
ten V' Maar allereerst was het: ,,Hoo is 't
met den aap En zoo vaak de krant la-
conisch zei, dat de aap nog in den boom
zat, werd het dier beroemder. Als
's avonds de zaken gesloten werden gin
gen de monschen bij honderden paar
Schönbrunn, om hem te zien, om hem een
van sympathie getuigen den blik toe te
werpen en de vrijende en flirtende paartjes
gaven elkaar rendez-vous „bij don „Apen-
boom". Ik geloof, dat het een weelc ge
duurd heeft, eer hij zijn hooge zitplaats
verliet en zich in de gereedstaande kooi be
gaf om zijn schade aan voedsel in te halen.
In de laatste weken heeft Weenen weer
een sensatie gehad. Ditmaal was een danse
res, namensDoch neen, ik wil dc ver
denking niet op mij laden, de reclame-
trom, die toch al zooveel leven heeft ge
maakt, nog eens te roeren. Het doet er
ook weinig toe, hoe de jonge dame lieet;
wij zullen haar juffrouw X. noemen.
Het dansen is in de laatste jaren tot
een massa-psycliose geworden. Ik bedoel
nu niet de Shimmy of de Boston in de
danszaal, maar den dans als kunstuiting op
het podium. In vroeger jaren gaven al
leen bijzondere schoone, gracieuso en
temperamentvolle vrouwen dansavonden.
Daar waren o.a. dc' rasechte Otthero en
de levendige Sanaret en Gleo de Mérodè,
de hartstochtlijkste van allen en de ge
zusters Wiesenthal, die Weensche luch
tigheid en bevalligheid dansten. Sedert
eenigo jaren echter bieden zich tallooze
jonge dames als danseressen aan. Meisjes
uit de beste familiën studeeren dans,
zooals zij vroeger piano en kunstgeschie
denis studeerden. Onnoodig te zeggen, dat
verreweg het grootste aantal van deze
kunstenaressen het aankijken niet waard
is, en dat men, als men haar gecompli
ceerde evoluties beschouwt, medelijden
krijgt mot Beethoven, Chopin en Brahms,
die zij voordansen en met arm- en boon-
verrekingen verklaren en nader tot het
publiek willen brengen door dc! /ond-
springen.
Bij de tegenwoordige overproductie van
danseressen behoort er heel wat toe om
do aandacht tot zich te trekken en yan
zich te doen spreken.
Nu, juffrouw X. bracht het zoover, dat
een 14 dagen lang ieder over haar sprak.
Zij bereikte dat door een massa van de
onwaarschijnlijkste geruchten, die over
haar privaat-leven, over haar gewoonten,
over haar schulden cn dergelijke fluiste
rend met zeker oogbewegingen vooral on
der de heeren van mond tot mond gingen,
maar vooral ook door haar bijna onge
kleedheid, waarmee zij optrad. Zij gaf een
serie avonden in de grootste concertzaal
van Weenen. Eiken avond was deze, on
danks de fabelachtige prijzen uitverkocht
en honderden trachtten tevergeefs een
kaartje te krijgen. Dansen van extase,
van de ondeugd, van den afschuw, zoo
luidde het programma. Van afschuw heb
ik eigenlijk weinig bemerkt. Maar toch,
waneer men een dans, die „zelfmoord"
heet, uitvoert op Bcethovens „Mondschein-
sonate" dan is dat al afschuwelijk. Een
andere dans lieet „Astarte". Voor een
hoog zwart gordijn of scherm, dat den
nachtelijken hemel voorstelt, zweeft een
groote zilveren maansikkel. Spoedig be
merkt men, dat deze maan bewoond is,
want juffrouw X, beweegt zich achter do
maansilhouette. Zij staat op van haar
sikkelvormig leger, staat recht op met reus
achtige struisveeren in het baar en ge
huld, van top tot teen, in een witten man
tel, die geheel uit zilveren loovertjes be
staat. De maan schijnt een zeer moderne,
met allerlei nieuwmodisch comfort uitge
ruste trawant to zijn, want er blijkt een
trapje te zijn, waarlangs men van de maan
naar de aarde, d. i. naar het podium kan
komen. Langzaam daalt Astarte langs dit
trapje af, gehuld in het betooverende ge-
fonkel en geschitter van haar mantel. Heel
langzaam, min of meer dralend, begint zij
te dansen. Onbewegelijk is het wit ge
schminkte gezicht, waarin alleen de groote
donkere oogen fonkelen. Zij danst vermoeid
en angstig, voortdurend omgeven door den
lichügans van den mantel. Zij danst, alsof do
mantel haar hindert en haar als een last
op de schouders liangt. Dan plotseling
een paar duizend oogen hebben op dit mo
ment gewacht werpt zij het hoofd in
den nek en werpt zij met een hartstochte
lijke beweging den mantel van zich af. Met
geruisch valt hij nog schitterend cn blin
kend ter aarde. Astarte staat naakt in de
schittering der clectrische zoeklichten. Mat
glanzend steekt de silhouette van haar
naakte lichaam af tegen het zwart van het
scherm. Een nauwelijks handbreede gordel,
een paar kettinkjes maken het costuuni
uit, waaria zij nu wild en hartstochtelijk
den dans van de maangodin ten einde
brengt.
Men ziet, het is iets, dat met kunst niet
veel to maken heeft; het is iets, dat op
effect berekend is. En als men wil, kan
men haar schoon lichaam ee.n kunstwerk
noemen, dat vomaakt gevormd lichaam,
dat zij den hcelen avond telkens weer, in
de uitgezochtslo costuums en in de
meest- gewaagde ontkleeding toont.
Mejuffrouw X. heeft in sommige van
haar dansen cd „partner", een jonge man,
die, naar het mij voorkomt, van dansen net
zooveel begrip heeft als een bok van viool
spel. Hij bepaalt zich er toe, om zijner
zijds ook met een gordel van een hand
breedte gekleed mee te doen en overigens
door innige en wilde ledematenbewegingen
zijn genegenheid tot de schoone danseres
tot uiting te brengen. In een nummer van
liet programma> waarin hij alleen op treedt,
heeft hij werkelijk iets imponeorends. Hij
danst dan „een Egyptisch standbeeld" en
is daartoe van boven tot beneden met goud
lak bcschidcrd. Hij wordt dan afwisselend
door witte, roode, groene of blauwe elec-
trische bestraling verlicht en dan schittert
hij inderdaad wondermooi. Dat is ten min
ste kunst! Er zijn er, die jaloersch op hun
zijn en ook graag zoo mooi zouden schitte
ren, de vrouwelijke leden onder de toe
schouwers fluisteren: „wat een heerlijk©
jongen
Toen in do laatste weken dë belangstel*
ling voor het paar verflauwde, wisten zij
het zoo in te richten, dat zij bijna gevangen;
genomen werden. Twee groote variété's en
een paar nachtlokalon kampten zoo om hen
daar te doen optreden, dat hier cn daar liun!
optreden verboden word; de 3chuldeischors
traden ook op; het vorblijfsverlof voor den
gelakten partner was afgeloopen en nog
niet vernieuwd, kortom, het was voor juf
frouw X. bij al deze omstandigheden ge*
makkelijk om de stad een poosje in adem-»
looze spanning te doen verkeeren. „Wordt
X. in hechtenis genomen? Vaudaag al? O»
eerst morgen Treedt ze nog op Zal zl
morgen nog optreden?" Dat waren do tel
kens gehoorde vragen. Maar er werd nio|
mand in hechtenis genomen, noch juffrouw*
X., noch haar glinsterende partner. Overt
gens, wat zou men in de gevangenis uit?
voeren met zoo'n schitterend individu Hijj
had de lioele gevangenis in berooring. ge
bracht. Het paar gaat misschien naar Pn-S
rijs, waar het, dank zij den in Weenen gei
plukten lauweren, geëngageerd werd aaiS
een variété.
En daarmee is weer een Weensche sensaD*
tie van de baan. Dr. E.
De inkomsten van den Staat.
(Nadruk verboden).
Meer dan eens hebben wij bij het bespre*
ken der Staatsbegrooting aandacht ge-,
schonken aan de „Wet op de Midldelen'\
die eon overzicht geeft van do bronnen van.
inkomsten en van de raming der opbrengst1
van elk van die bronnen. Maar dat laatst©
is maar een „raming" de uitkomst kan
mee- of tegenvallen. Al was het geen voor
schrift, de Minister van Financiën zou toch
gaarne van tijd bot tijd eens weten, hoo
het met de ontvangsten staat on of de uit
komst beantwoordt aan de door hem ge-»
koesterde of opgewekte verwachting. Elke
maand wordt ean opgave gedaan van do
ontvangsten over die maand uit de verschil
lende bronnen, 't Is don gemakkelijk na
te gaan, of de gegeven maand> een gunsti-
gen of een cmgunstigen indruk maakt in
vergelijking met de overeenkomstige maand
van vorige jaren, cn of de opbrengst meer
of minder is dan één twaalfdie van hetgeen
geraamd was als opbrengst over liet ge-»
hecle jaar. Dit laatste geldt natuurlijk al
leen voor belastingen cn rechten, die af
hankelijk zijn van de welvaart van het
land of van het gebruik, dat van zekér©
instehingen wordt gemaakt-
Zoo is dan nu onlangs do opgave ver
schenen over December 1922, waarmee dan
tevens het jaar -1922 min of meer is afge
sloten.
Voordat wij iets meedx>eïetn omtrent de
uitkomsten over December, merken wij op,
dat de cijfers voor een maand geen volko
men juist- beeld geven van den algexnee*
ncn tocsiamd en de welvaart. Het binnen*
komen van zekere belastingen is wel ven
deele afhankelijk vaai den finamcieelen toe
stand der burgerij maar wordt aiiet geheel'
daardoor boheersoht. Was dit laatste wol
het ygeval, dan zou die toestand in De
cember opeens heel wat slechter zijn ge
worden dan hij in October en November'
was. Wij zullen dtit met de cijfers verdui
delijken.
Do totale opbrengst in Ootobcr 1922 was
40.7 millioen, en in November zelfs r>0 mill.,
het hoogste, dat ooit bereikt is, bridc cij
fers ook ve-el hooger dan in October en
November 1921. Daar zou dus uit moeten
volgen, dat noodt de finaneieelo toestand
zoo goed is goweest als in November 1922,
on dat zal we] niemand durven beweren.
Ook zal niemand het verdedigen, dat in.
December plotseling een zoo slechte toe
stand intrad, dat de opbrengst, der midUe-
len dalem moest van 50 tot 35 millioen,
dat is tot minder dan één twaalfde der
raming voor liet gèheele jaar. In Novem
ber kwam van ch Inkomstenbelasting 14Ï/3
millioen binnen, dat is meer dan ooit te
Roman van G. HARDWIG.
11)
„Verlang alles, liefste barones," zeido zij
met oen vluchtig lachje, „maar niet, dat
ill hier corcle ga houden. Hot- is hier zulk
een gezellig hoekje."
Zij ging in een der gobelinstoelen zitten
xunast den gloei enden haard en plaatste
baar witte voetje op een trepied, die voor
haar storid. Uit haar melkwit gazen kleed,
met rozen en ziivorranken geborduurd,
steeg een verrukkelijke geur, en het hulde
baar figuur in een heerlijke atmosfeer.
Amandelvomrige donkere oogen onder
dunne zwarte wenkbrauwen liohtten uit
het witte gelaat ails slerrekens. De trotsoh
gebogen neus en de roode, warme lippen,
dc zwarte wimpers, en do teere adertjes
op de blanke huid kentëekenden nerveuze
overpr i lekelin g.
Met haar gouden taschje in de handen,
overstraald door lichtglans, lachend om
hoog ziend, was zij een beelcl, welks sckoon-
hoid elkeen moest opvallen coi boeien. Voor
al deai persooci naast den schoorsteen,
w'ens roodo attila glansde en glinsterde.
„Zooafls ik hoor, waarde Barones," zeide
Prinses met zachte spotternij, „wil onze
doorluchtige oud-tante wèer oen stap uit
baar kluizenaarsleven doen en rnaakt daar
toe zonderlinge aanstalten."
Slechts oen adedne kring van vertrouw
den kon doze woorden met brandende
nieuwsgierigheid opvangen voor de ande
ren waren er andere vertrokken dan de
gobel i nkamer
„Hoe meeait u dat, Koninklijke Hoog
heid?"
„Ik hoorde," knikte zij haar gemaal toe,
„ik hoorde, dat een geestelijke in vlood op
haar heeft ingewerkt-. Onze doorluchtige
oud-tan te is van plan haar talen on libora-
tuurkennia op te frisschen, die anders to
taal zouden ie niet gaan. Nietwaar, me
vrouw?"
Dc cp perhof me estereis der Hertogin en
de Prinses keken elkander aan, de eeno
mot een spottende laoh, do andere eerbie
dig toestemmend.
Freule von Klees is bekend als een
•heele goede voorlezeres, Uwe Hoogheid."
Dc Prinses lachte eohél, terwijl rij met
het gouden lepeltje in haar band zat te
spelen.
„Neen, dat zooi hoogstens nog gaan bij
eeiL geïmproviseerde komedie en ook dan
-nog slechte bij nood. Freule von Klees zou
zonder twijfel zeer geschikt zijn om de
„jeune première" te spelen, wauneor
De donkere oogen flikkerden spottend bij
de woorden „jeune première", welke met
betrekking tot een baiibengewoon leelijko
persoonlijkheid een amusant-eai indruk
maakte.
„Wanneer rij opgemerkt was geworden,
hetgeen, helaas, niet het geval was."
„In verhand met haar verzwakte oogen...
„Zal onze oud-tante iemand voor haar
aanstellen, om baar voor te lezen, en wel
een jongedame uit de model-schooi van
j uffirouw ;B rinkman n
Do opperhofmeesteres beantwoordde de
zen steek op de protectie der Hertogin met
een afgemeten hoofdknik.
„De dames Brinkman bevelen
De Prinses zette het kopje neer en vroeg
kortaf„Heeft u al gehoord, wie degene
is, die zal worden aanbevolen 1"
,E©n barones von Helling, uw Kominklijke
Hoogheid."
„Zeer interessant. U lacht, mijnheer de
ritmeester?"
De witte kanten waaier bewoog zioh be
teeken isvod tegen Richard von Mensbaoh.
„Niet in het minst, Koninklijke Hoog
heid. Ik zag daar boven op de gobelin een
hond; diat deed me op een vreemde ge
dachte kernen."
„Gelukkig! Er zijn dug wel gedachten
De bittere ernst, die eenigen tijd om
haar lippen had gezweefd, maakte plaats
voor vTOolijke ironie.
„Wij zijn natuurlijk altijd in gedaolitem,
dat spreekt vanzelf; waarover denkt men
piet, nietwaar, lieve Gravin V-
Gravin Stam er, schuldbewust en van
woede inwendig trillend, stemde maar toe.
„Maar Do stem van de Prinses nam
een vibreerenden klank aan, terwijl haar
donkere oogen glansden, „maar er zijn ge
dachten, die niet altijd bij iemand opko
men. Men zoekt en zoekt en treurt, wan-
nee<r men ze niet vindt. Soms schijnen rij
dichtbij en zou men ze willen grijpen,
maarWou u cms niet iets vertellen,
mijnheer de ritmeester?" viel zij ziohzelf
haastig in de rede. „Heel gaed!"
„Niets bijzonders, Koninklijke Hoogheid.
Het is, zooals ik al zei, naar aanleiding
van den poedel."
„Maar, Richard?" zei de vrijvrouw-
lachend.
„Neen, lieve barones!" riep de Prinses
met zachte stom, die a-Is muziek werkte,
na het voorafgegane. „De poedel betreedt
nu het tooöeed.'i
Richard von Meralxioh boog voor de
hooge vrouw, wier ondoorgrondelijke oogen
meer schitterden dan de diadeern op baar
hoofd.
,-,Uw Koninklijke Hoogheid moet zich nu
eons ver weg denken uit deze ruimte, ver
van deze streek, ver van deze beschaving,"
begern hij op ernstige toon „daar, waar
zelfs de onvermoeide natuur geen lust meer
heeft iets nieuws te 6cbeppon op de hei
de, midden op de heide moet Uw Konin
klijke Hoogheid zich verplaatst denken."
„Ik hen er reeds," zei de Prinses lachend
vol bclangateLling.
„Waar de zon tevergeefs tracht het roo
de.heidekruid te verbleeken en met al haar
stralen niets bereikt dan een geurenmenge-
ting, waarin een groote zwerm bijen zoo
lang rondvliegen tot zij neervallen, waar
de stilte als een klok
„En de poedel?" viel gra.vin Stamer in
de redo.
De Prinses maakte een nauwelijks merk
bare, maar toch zoo gebiedende schouder
beweging, dat dc voorbarige vraagster ver
stomd bleef staan.
„Daar," ging Merebneh voort, terwijl het
beeld hem steeds duidelijker en levendiger
In herinnering kwam, „staat een oude, ver
weerde sparreboom, een echte hoksen-
boom, met verward© afhangende takken,
en daaronder zat de heidefee met baar
poedel Fips."
De Prinses lachte.
„Verder. Wij moeten de heidefee nog
beter leeren kennen. Was zij mooi?"
„Allerliefst. Hot aardigste boerinnetje,,
dat 'ooit eieTon uit oen kippenhok haalde.
Kostuum: schilderachtig on #hbcschrijf-
lijkeen waar monster van een hoed, dat
Vermoedelijk uit de arkc Noacha jafkomstig
was, lag naast haar op den grond cn werd
getrouw door Fips bewaakt. Karakteris
tiek was het antwoord, <lat deze heidofeo
mij gaf, toen ik haar naar haar naac\
vroeg Mieze En deze
Do Prinses 1-aohte zoo hartelijk, dat ha-aT
waaier op den grond viel.
Mersbaoh raapte hem op. Toon hij hem
haar overreikte, steeg hem het zaohto par
fum, dat haar omgaf, als vurig© wijn naar
het hoofd.
„Dames en heeren," zeide de Prinses,
terwijl zij opstond, „wij moeten den rit
meester wat vaker op reis sturen, opdat
zijn talent ais verteller niet verloren ga.
Maar ók zie, dat de Kroonprins vevlangt op
te breken, Tot zions, lieve. Barones. Het
was verrukkelijk hier in dit gezellig©
hoekje bij den haard. Fips cn Mieze, waa
het niet zoo? Werkelijk allerliefst."
Zij reikte Mersbaoh de hand en hief to
gelijk dreigend den vinger van dc linker
hand tegen hem op.
„Was de heidefee werkelijk zoo mooi?
En is er niels blijven hangen, niettegen
staande den hoed uit dc ark van Noaoh?
Kunt u mij dat verzekeren?"
„Zelfs zweren, Hoogheid."
Het vluchtige lachje speelde weer om
haar lippenliet lachje, dat van haar liarb
naar baar mond zweefde en dikwijls reeds
verdween voordat het baar lippen be- 1
reikte. j j
En toen gleed een wolk van zijde, gaas en j
kant achter haar slanke gestalte door d© j
gangen en de trap af.
Beneden huiverde rij licht onder haar
roódfluweelen mantel. j
„Ben je koud?" vroeg de Kroonprins
verbaasd. I
- - p (^7ordt vervolgd).