v<
OO R D
ËJEUGI
D
I
Ë-IDSCH
DAGBIAD
50.
Donderdag 14 December.
Anno 1922
MShm
ra
itein Curiey's Jongen.
V
14
het Engelsch van HORNTBRQOK.-
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK XVIir.
De eigenaar der medaille.
g dronk d© officier het fnissche water,
lea brandewijn, welken kapitein Cuirley
anbood, weerde hij af. Nog steeds tegen
kouder van zijn vriend leunend', kwam
ir bij. Hij nam Tempi© opnieuw van het
tot de weten op.
?a zeker als ik weet, dat ik ihijzeflf ben,
ik, -dat die jongen mijn zoon in riep
„Hij heeft het haar van mijn vrouw
heélemaal sprekend op linat, behalve
die heeft hij van jou", zei meneer Sra-
nu glimlachend, terwijl zijn blik van
rooten naar den kleinen held dwaalde.
1 glimlachten, al was het dan ook door
ist van tranen. Zelfs George's oogen
i nat en hij deed zijn best 2ijn opko-
tranen in te slik/ken. Ieder, die ha'd
i veronderstellen, dat zijn oogen voch-
iren, zou hij het liefst in zee geworpen
D.
pitein M', Lean, wilt u mij zoo n;:u\.-
tnogelijk vertellen, waar en wannéér
jongen gevonden hebt vroeg de ge-
al zijn heit döehd meer vastheid aan
te geven,
ie oudé zeeanan begon zijn verhaal. Nog
had hij dit zóó duidelijk en zóó leven-
eten te -doen. Zijn gehoor de Schot,
aw Latimer, George, Cora en Elsje"zou-
itspraak moeten doen, of kapitein Tem-
«werkelijke vader" van Temp ie, den
vondeüiing, was of niet.
kapitein Cutiey eindelijk ophield' met
len, haalde hij iets uit zijn zak te voor-
I ré de medaille, welke ik om den hals
en neger gevonden heb. Als u hem soms
Wilt, - begon hij opnieuw, terwijl
geheimzinnige ffiedlafillle aan den ge-
óverhandig'ae. Dit zal wel het beste
lig iu gas tuk zijh, zoo'als de advocaten hét
m.
>it*in Temple richtte zich plotseling op.
is van mij I" riep hij hit, de medaille
♦tiirig bekijkend1. „Daar ia geen twijfel
Ik heb de medaille indertijd' bij een
edvtrijd gewonnen. Mijn voorletters
zelfs op .T. R. T. Ik heet John
Temple. De prijzen werden op een
op een veld vlak bij ons huis uitge-
hield even op. Toen met inspanning
2ijn krachten ging hij voort
bad mijn zoontje ons eeuig kind
1 band, toen ik de medaille in ontvangst
lij was bijna drie jaar en stak de h-and-
1 naar het glinsterende ding. Om hem
te doen hing ik de medau.e om zijn
'k zei hem, dat hij naar huis moest loo-
bet was een mooie zomeravond! en nog
Daal licht om zijn moeder, die
e medaille te laten zien. Ik bracht hem
t het trottoir, die langs ons huis liep
dacht aan geen gevaar. Ik was trotsch
parmantige keireljp. Ma'ar, m.ai&tg ik
em nooit teruggezien.
De 3tem van dien officier stokte. De oogen
hield hij eohter onafgebroken op Temp ie ge
richt.
En de jongen, die zich van zijn eersten
schok hersteld had, keek dén verteller aan
met een wonderlijk licht in de oogen.
„Misschien is het beter, als je 'vooreerst
niet meer spreekt, Temple", zei meneer Sin
clair nu, terwijl hij zijn hand legde op den
mm van zijn vriend.
De vreemde heer ging echter voort
„Ik moet mijn verhaal) eer9t heehemaal' uit
vertellen. Dien avond misten wij onzen lie
veling. Hij was niet thuisgekomen. Ik gaf
het 'bij dé politie aan en het bleek, dat een
neger, Pete Durgiai, een echte schurk, die op
mijn aanwijzing indertijd' voor het stelen van
paaiden twee jaar gevangenisstraf had ge
kregen, jutiét was vrijgekomen en onder de
rnenschen gezien was, welke bij de prijs-uiit- -
deeling aanwezig waren. Men had hem zelfs
hooren zeggen, dat hij wel met mij zou afte
kenen. De algemeene opinie wasj, dan ook,
dat hij uit wraak het kind gestolen had".
"Weer hflefltf kapitein Temple een oog-nblik
op met sipïeken. Spoed* g daarna ging. hij ech
ter opnieuw voort
„Wij zochten den geheelen avond en den
geheelen nacht met brandende toortsen, doch
eerst, tegen het aanbreken wan den morgen
ondekte men cèn spoor van dén kleinen jon
gen. Teen vond iemand zijn schoentjes ©n zijn
muts in eon moeras, niet ver van on® huis.
Hemzelf vonden wij echter niet; men dacht
algemeen, dat hij verdronken was. Zijn moe
der, die zooals ik reedt? zei, ziek was, verer
gerde. Het was haar niet uit het hoofd 'te
praten, dat het kind door de duisternis
misleid in het moeras geloopen was, óf
dat de neger hem daar vermoord had. Zij
overleefde het gebeurde niet. Wat mij be
treft
Zijn stem begaf hem en hij begroef het'
gelaat in de handen.
„Wat my betroft", gin'a hij opnieuw voort,
„ik heb den moed nooit' geheel opgegeven.
Ik klampte my aan dé gcd.rc-hte vast, dat de
paardéndief het kind' gestolen en het ergens
anders heen gebracht had en dat hij die spo
ren» in het moeras achtergelaten had om ons
op een dwaalspoor te brengen. Toen er eenigö
maanden na dien ncodlottiigen avond! verstre
ken waren, gaf ook ik den moed' eindelijk
op en begton ik meer en moer te gelooven,
dat hij werkelijk dood was. Ik kon de een
zaamheid van mijn uitgstorvcn huis niet ver
dragen en ging doo>r Afrika reizen''.
„Ik denk, dat Tcmpie ongeveer drie jaar
ou'd was, toen.ik hem in het roeibootje Vond'!
zei kapitein Ourley nu. „Het klopt beelemaal,
kap'tedn. Toen d'c bemauning op de Zanlbank
schipbreuk leed, was u waarschijnlijk juist
naar Afrika vertrokken".
Elsjes vader had met een ernstig gelaat
zitten luisteren en zijn woorden overtuigden
aller», toen hij zei
5Waarschijnlijk ie drie deugniet van een
neger met het kind naar een havenplaats
gevlucht om zicJh daar met den kleinen jon
gen aan boord tvan een schip te begeven. De
ellendeling wildé het kind zeker een paar
jaren op zee froudén, totdat men het niet
meex zoeken zou. Misschien heeft hij die me
daille wel van den hals van den jongen ge-
stolen om later door tusschenfcomst van
een derde een grooten losprijs voor, bet
kind te krijgen. Zijn snoode plannen werden
echter verijdeld.
Hoe het zich ook toegedragen beeft", ein
digde meneer Sinclair, ,ik twyfel er geen
oogenblik aan, of mijn vriend heef zijn zoon
eindelijk teruggevonden".
„Ja, eindelijk I" herhaalde de officier. „Ik
kan self niet verklaren, ho? het komt. maar
in den laatsten tijd dacht ik telkens, dat ik
hem zon terugvinden. Dit denkbeeld' bleef my
gedurende dén oorlog steeds bij, ook in het
hospitaal lag ik er heele nachten aan te
denken totdat. totdat die bewuste brief
kwam". En zich tot den ouden zeeman wen
dend, ging hij voort
„En nu, kapitein Ourley, geloof ik, dat
even zeker als u dezen jongen gered hoeft,
hij mijn zoon is !n
„Dat geloof ik ook antwoordde 'de aan-
gesprokene ernstig.
Tempie sloeg zijn amien om dén hals van
zijn vader. Beelden snikten het uit' en alle
aanwezigen waren diep geroerd, toen zij Tem-
pie eindelijk in de armen van „zijn werk«e-
1 ijken vader" zagen.
HOOFDSTUK XIX.
Blijdschap.
Niémand was in staat te spreken en in
nnser dan één oog blonk een traan. De zon
was nu ondergegaan, alsof zij voelde, dat zij
niet meer naar vader en zoon moest kijken.
En ihet greepje, dat nog sfedds aan het strand
zat, volgde haar voorbeeld. Oud en jong tuur
de in zee.
Kapitein Curiey's blik dwaalde naar de
Zandbank. Zijn gericht vertrok geen 9pietr,
maar met de punten van zijn vischöraachoe-
nen schopte hij het zand op. Hij had béhioefte
om op de één of abdere manier uiting: aaD
zijn gevoelens te geven.
George,'die opkorten afstand van liem zat
liet eveneens het zand in alle richtingen stui-
veD. Hij had een prop in zijn keel. Even
hield hij op en hoorde hij kapitein Curley
mompelen
„Ik mag hem zijn vader niet onthouden
George had behoefte den ouden man ta
troosten en schold zichzelf in gedachten-voor
al wat dom was uit, diaar hij niets wist te
zeggen. Maar al kon hij ook geen woo uien
vinden, zijn bruine Oogen spraken duidelijk
genoeg, focn kapitein Ourley zijn kant uit
keek.
,,'t Gaaï zoöals het gaan moet", zei de oude
man weer, terwijl hij George toeknikte „Tcm
pie as een b©3to jongen en zyn vader mag
trotsch op hem zijn. Ik zou het vree.=eljjk
hebben gevonden, al9 ik den jong- n aan den
één of anderen nietsnut, al was hij ook nog
zoo rijk, had moeten afstaan, maar aan zoo'n
dapper officier is het wat anders
Na een tijdje zei hij tegen Elsjes vader
„"We moesten hier maar vandaan gaan t
wordt frisck".
„Ja, laten wij allemaal naar het hotel gaan
en daar samen eten'*, antwoord© de Schot op
gewekt. Zijn stem scheen zelfs Tempie'e va
der weer tot zichzelf te brengen, toen hij zed:
„Temple, je zult opnieuw koorts krijgen,
als je hier nog langer blijft. Kom met je zoon
met ons mee. Wc zullen een goeden maaltijd
bestellen om het heuglijk feit samen te vie
ren".
Kapitein Temple liet zijn zoon echter
slechts los om naax den ouden zeeman U