FEUILLETON
HOE HENK EN BERNARD
VRIENDEN WERDEN.
al spreekt moeder met Sinterklaas," ïuchtte
Jean. „Zgo paard kan toch niet den heuvel
j op. En Sinterklaas js al veel te oud, om zelf
1 dien steden weg te beklimmen."
„Grootje is ook al oud," begon nu Miekeu
„En dia klimt bijna iederen dag den heu
vel1 op.'
„Dat is wel zoo, Mieke," zei moeder;
„maar grootje loopt dan op klompen. En
zie je, St Nicolaas draagt altijd keurige
schoenen, en hg zou die» schoenen zoo vuil
1 maken, bö het beklimmen van dien modderi-
gen weg."
Ja, dat begrepen de kinderen nu ook best,
en daarom veegden Jean en Catrientje een
paar tranen uit hun oogen. Maar Mieke deed
niets, die dacht aan iets, dat in haar hoofdje
was opgekomen, toen pioeder sprak over de
schoenen van Sint Nicolaas. En toen nu
moeder was uitgegaan en Jean en Catrientje
in bed lagen, nam zij de klompen van'haar
gestorven vader, die pdg altijd op 3e ouJe
plaats stonden, alsof vader er nog was, en
liep er mee naar buiten. Nóg dikker was
nu de mist geworden, en daardoor zag nie
mand het kleine meisje, dat blootshoofds
en met een paar klompen in de handjes, den,
weg afliep, zoo hard ze kon; totdat ze hij-
i gend bleef stilstaan arm den voet van den
heuvel. „Hier, bij' de pomp zet ik ze neer,"
mompelde zij. „Als Sinterklaas dan straks
hier voorbij komt, ziet hg ze dadelijk en
zal hij ze pok wel aantrekken. En dan
Nog meer wilde Mieke zeggen, toen ii op
schrikte door een groot helder licht, dat zij
heel dichtbij zag. Met de klompen nog in
haar handen, liep ze er op af en zag toen,
dat het de lantaarns vaneen auto waren.
„Gaat het, Piet?" vroeg juist een stem,
die van uit de auto kwam.
„O, 't is bijna weer in orde," sprak nu een
i ander. „Maar de weg is hier erg drassig,
en zoo moeilijk om
„Wacht, ik zal er even uitkomen,zei
weer de stem uit de auto.
En toen.O, Mieke schrikte er van! Want
toen kwam er een heer uit de auto met een
langen, witten baard! „O, wat heerlijk,"
dacht ze, „dat jk nu zelf Sinterklaas ontmoet!
Want 't is Sinterklaas, dat weet ik zeker!
Zoo zie je hem toch ook op de prentjes! En
wat prettig, dat hij nu toch in een auto
komt! Zie je, dat dacht ik ook wel. Maar zou
ikzou ik hem nu toch maar vaders klom-
ipfen geven 1
Want met de auto kan Tij} er niet ko-
menj denk ik. Zou ikzou ik het maar
doenvEven bleef Mieke, met de klom
pen in de hand, besluiteloos staan, en daar
na liep ze, voetje voor voetje, vooruit.
Haar handjes beefden en haar lippen trilden
van angst, nu ze zelf met Sinterklaas moest
spreken. Maar toch hield ze zich dapper,
toen ze met een heel zacht stemmetje tot
St. Nicolaas zei: „Lieve Sinterklaas, hier
zijn vaders klompen. Wilt u diè alsjeblieft
aantrekken, als u naar „het hol" gaat? An
ders krijgt u zulke vuile schoenen, ziet u.
Wan met de auto zult u er toch niet kun
nen komenMieke wist eigenlijk zelf
niet goed, wat ze zei, zoo verlegen was za
En nog meer verlegen werd ze, toen Sinter
klaas naar haar toe kwam, en vroeg, hoe zjj
heette en waar zij woonde, en cf ze nog
meer zusjes en broertjes hadMet een
bedeesd stemmetje yertelde Mieke toen alles,
waarop St. Njcolaas zei: „Mieke, je bent
een lief meisje, hoor, maar neem die klom
pen nu maar weer mee naar je huis. Waut
als ik er met de auto niet kan kómen, en
de weg te moeilijk is voor mijn oude bee-
nen, dan komt Piet, hoor. Die weet jullie
hutje we! te vinden."
„Nou, en of ik het weet", riep Piet's
stem van onder de auto. „Nu hoor je het zelf,
Mieke," zei Sinterklaas. ,,Ga nu maar gauw
naar huis."
„Ja, Sinterklaas. En ik dank u wel!" riep
ze, en toen Jiep ze vlug naar huis terug.
Daar zette zij de klompen weer op hun plaats
en kroop in bed, maar slapen kon zij niet.
'Zo moest al maar denken aan Sinterklaas,
dien zij nu zelf gesproken had, en aan Piet,
die komen zou om de mandjes te vullen.
„Nu het paard er niet is, zal Piet zelf het
brcod u-el opelen," mompelde zij. „En wat
zou hij met hei hooi doen?" Terwijl Mieke
hier aan dacht, liep haar moeder door het
dorp Ze was poo bedroefd, de arme vrouw,
want de hoedenmaker had zoo juist gezegd,
dat hjj nu de strooreepen niet koopen kon,
hij had geen tijd. Straks zou Sinterklaas ko
men! Maar als ze morgen terugkwam, dan
zou hg wel eens zien.
„Daarmee heb ik nu geen brcod," zuchtte
mceder Blafard. En toen dacht ze, dat mis
schien wel de bakker haar een brood op cie-
diet zou willen geven, als zij' de strocreepen
bij hem liet. En ze werd nóg treuriger, toen
de bakker zeide, dat hij dit onmogelijk kon
doen. Hij had geen tijd om zich met zulke
kleinigheden bezig to houden, want Sint
Nikolaas zou straks komen cm al het
lekkers te koopen, dat hij in den winkel had.
„Want, zie je," zei hg. „alleen het speel
goed brengt hij mee uit Spanje. Maar het
lekkers koopt Sinterklaas hier, omdat het
op zoc'n zeereis wel eens nat kan worden
en bederven."
Moeder Blafard hoorde hcelemaa) niet
wat dia bakker vertelde, zoo bedroefd was
ze, en schreiende kwam ze thuis. „Waarom
huil je zoo, mam vroeg Mieke, die moe
ders gesnik hoorde. „Denk je misschien
ook, dat Sinterklaas niet komen zal? Nou,
maar hij komt wèl, hoor. Ik heb hem zelf
gesproken, en hij was erg aardig. En h &nc
kwam in een auto, en Piet was er ook bi g'
die zat juist onder de auto
Toen Mieke dit alles vertelde, begon moi Ma
der nóg heviger te snikken. Want ze ko
niet gelooven, dat Mieke Sinterklaas ha
gesproken. Mieke was immers „simpel"
zeidon allen in het dorp. 't Kind zei toe
altijd zulke vreemde dingen, en altijd b< oi
leefde zij iets vreemds. Zou 't dus waa gt
zijn? „Maar Mieke toch," begon z*lijr
„wat Verder kon ze niets vrager en|
waat daar kwam op eens grootje binnei :re
„Dag, Triene," begon ze tot vrouw Blafar
„ik kom eens zien, of Sinterklaas er al
geweest, Vaar wat is er gebeurd? Waaroi
zit jij te huilen? En ligt Mieke nog nie
in bed? Kom vlug je bed in," bromde
tot het meisje, dat nu, bang voor grootje'
ruwe woorden, dadelijk in bed kroop. Toe
eerst vroeg grootje, met een stem, waarui
olie ruwheid verdwenen was: „Kom, Tri; eg'
ne, vertel toch eens, waarom je aoo huilt? na
Snikkend vertelde nu vrouw Blafard, da
ze geen brood in huis had voor den vo iel
genden dag. En dat ze nu toch ook w<
zag, dat Mieke „simpel" was. ,,'t Arm
kind beweert, dat ze Sinterklaas heeft ge
sproken. Hij kwam in een auto, zei ze.
Hoofdschuddend had grootje Mieke's mocen
der aangehoord, en daarna zei zc zuchtend
„Ach, dat arme „simpeltje", wat al vreenipje
de dingen bedenkt ze toch. Sinterklaa
spreken. En dat op zoo'n eenzamen weg e:
in donker! En dan die auto, met Piet e
onder! Neen, Triene, zoo iets kan allee i
„simpel Mieke" bedenken." tti
Vrouw Blafard zuchtte. ot
„Stil maar, Triene," begon grootje weerlr
„Ik zal wel zorgen dat er brood in je hui 'Of
komt. En Sinterklaas beeft je kinderei
nog nooit vergeten dus wees daarvoor n
ook niet bevreesd." Met deze woorden ver
liet grootje de hut. En toen ze nu evei
later in haar eigen hutje was gekomen
opende zij en lade van een kastje, nanf
daaruit een klein doosje en liep daanmei
de hut weer uit en den weg af naar he 3
dorp. „Geld heb ik niet meer in huis,
mompelde grootje, „maar als ik den bakkeiecI
dit doosje met mijn gouden oorbellen all
pand geef, dan zal hij mij toch wel eei
zei
ala
e i
k
da
st
goi
oc
i i
i
|gei
Je
en
va:
in,
ik.
e.
Ei
k
ep
W
paar brooden willen geven
Zoo mom Si'
pelend ging zij den bakkerswinkel binnen,
waar zij, tot haar schrik, den bakker aan
trof. druk pratende met Sint Nicolaas
„En dót voor Jantje Haas en dit vooi
Geertje Klein; en dat voor Mieke Bla
fard zei Sint-Nicolaas, het lekker;
Niet wijs of idioot.
1
Door FRANCINE.
„Hè Ben, wat ben ie toch flauw", ant
woordt Piet, „liet is toch maar een onschul
dige grap en heeft die brave Hendrik dat
niet dribbel en dwars aan ons verdiend
Maakte !hij niet dat mijnheer ons zoo'n standje
gaf, waar die geheele klas bij was En wat
doen we nu Nöets aniders dan even dit touw
tje over de straat spannen, en dan valt ons
Henkje op zijn neusje, dat is alles. Maar vlug
Betraand1, ik zie de deur bewegen waan: bij uit
moet komen hier bouidi jij dit eind van bet
touw vast, dan ga ik met bet andere einde
daar staan".
Meteen duwde bij Bemand bet eene einde
van bet touw in de band en het andere einde
stevig vast houdende, verschool hij zich in de
schaduw rpan een huis aan de overzijde der
straat.
De deur, die Piet had zien bewegen, was
intuaschen èpen gegaan en daardoor was Hen
drik dJe Meer naar buiten getreden.
Hij had votocr zijn Moeder hier een brief
moeten brengen, en de Idame voor wie dSe
brief bestemd was, had! bean bjj zich laten
komen, en vriendelijk met hem gesproken.
Toen bad zoj nog een antwoord moeten schrij
ven en aoo kwam het dat' het al aaftfifg laat
was geworden. Maar hij zou stevig aanstap
pen en zorgen dat bij vlug thuiskwam, andeTs
mocht zijn Mosder eens ongerust worden.
Een vnoolijk deuntje fluitende stapte bij
voort, onbewust van 't geen hem wachtte.
Plotseling boorde bij een onderdrukt lachen
('t was Piet, die genoot van zijn leclijke
streek) en vóór bij eigenlijk goed' wist wat
eir .gebeurde, was bij over iets gestruikeld en
lag hij oip de straat. Hij meende nog ^klik
spaan" te hooren roepen en daarop bet ge
luid van voetstappen, die zich snel verwijder
den.
Hij tastte om ziob been, om een steunplaats
te zoeken, en trachtte zich op te richten,
maar kermend zakfr hij weer ineen. Toch
wilde hij het nog eens probeeren. Stijf drukte
bij zijn tanden op elkaar en maakte een be
weging om op te st;..an. Maar bij mioest bet
opgeven, zijn reoh^ooen deed' hem vreese-
lijken pijn e bet wias totaal onmogelijk er op
te staan.
Arme Hendrik, daar lag bij nu bij trachte
Arme Hendrik, daar lag bij nu; hij tracht
te de straat af te zien of daar niemand aan
kwam, die hem kon helpen, maar alles bleef
stil. Hij hoopte maar, dat het niet lang zou
duren, eer er iemand aankwam, want wat
zou zijn Moeder ongerust worden I Scherp
tuurde bij in die donkere straat. Kwam dapr
niet iemand aan 't Leek wel een jongen te
zijn, maar dat 'hinderde-niet, als er toch n.aar
iemand kwam. Al dichterbij kwam de gedaan
te nu was hij onder een lantaarn, en kon
Hendrik bet geziekt onderscheiden, 't. ,Was
Bernard Hoogstraten il
Toen Bernard en a let waren weggeloopen,
wilde Piet meteen naar huis gaan. Haaf Ber
nard bleef op den boek 'der straat staan en
zeide „Neen ik ga bier staan tot Henk is
v^.rb'j'gegaan. Verbeeld je, als bij zich eers
ernstig bezeerd bad''.
Maar Piet spotte „Dat kan immers niet,
alleen zijn neusje zal hem wat zeer doen'.
,,'t Kan wel zijn", antwoordde Bernard,
„maar 'k ga niet eer weg, voor ik zie dat het
goed is afgeloopen. 't Was eigenlijk valsoh
van ons, om hem daar in 'donker te laten
vallen. Dat kan een klein kind wel doen''.
„Wat ben jij een flauwerd", zei Piet, ,,'t is
niks leuk om met jou wat udt te balen. Nou
je moet bet weten, ik ga naar buis".
Bernard was blijven staan en toen bij na
een poosje wachten, Hendrik de stmaat niet
zag uitkomen, besloot bij de straat weer in
to gaan en te zien waar Henk bleef.
Zoover bij de straat af kon zien, zag hij
geen Henk Onrustig klopte zijn hart. Zou er
iets ergs gebeuild zijn Nu ging hij onder een
lantaarn door, waar Hendrik hem wel zag,
maar vanwaar bij de gedaante, die op straat
lag, nog niet opmerkte.
„Bear, Bernard 1 kem eens bier en help mij",
klonk daar plotseling door de stille straat,
Hoe schrok Bernard. Dus toch iets ge
beurd, flitste er door zijn hoofd. Hij had on
middellijk de stem van Hendrik de Meer her
kend. Nu zag bij hem ook, daar op straat lig
gen. In 't zelfde oogenblik knielde bij bij
hem neer.
- Z.'-i V - (Wordt r«rvol#d).