Wat Elsje deed. Ze durids ni^b veel te zeggen, want Vader keek (loo heel ernstig en Mcedter,... wel 't l^ek alsof Moeder tranen in haar oogen had. Wat zou er toch zijn? En Elsje bedacht bij zioh zelf of ze ook stout geweest was of lete gedaan had wat Vader en Moeder verdrietig gemaakt kon hebben. Neen dat kon 't toch niet wezen, dat zou ze toch niot zoc gauw vergeten hebben. Maar wat was het dan wel Met een schui ne blik keek ze eerst nog eens naar Vader en toen weer naar Moeder, maar die zaten allebei heel stil hun boterham op te eten. Toe-: dacht Elsje, ik zal het ook maar gauw doen en hap na hap verdween haar eerste boterhammetje. „Al klaar Elsje?" vroeg Vader opkijkend, ,,'dat beb je vlug gedaan." „Ja", knikte ze terug. „Wil je nog een boterham?" „Graag. En weer at Elsje zwijgend door. Entoen bok die verdwenen was vToeg vader: „En Elsje, hoe is het, heb je nog honger?" Toen zei ze dat ze nog wel honger Had in een boterham met koek. „Goed," zei Vader en maakte een Heerlijk sneed je voor haar klaar. „Als je nu genoeg gegeten hebt, dan moet je 'ëeins even bij mij komen dan moet ik je eens wat vertel len." Elsje zette grootë oogen op, nu zou ze zeker te hooren krijgen wat er toch was. Maar boos was Vader niet en Moeder ook niet, want toen ze even later opstond en langs Moeder heenliep, trok Moeder haar heel zachtjes naar zich toe en kuste haar op haar blonde haren. „Dag Moekepoek" lachte ze even en wip te toen vlug op Vaders knie. „Vader waarom kijk je toch zoo ernstig?" vleidé ze zacht terwijl ze met haar kleine handjes over Vaders hoofd aaide, „ik ben toch niet stout geweest?" Toen zette Vader haar flink rechtop en zei: „Weineen, stout geweest?, dan zou je dat toch zelf wél weten hé?" maar we heb ben daar straks gelezen, dat er zoo heel veel kindertjes zijn die niet als jij maar drie, vier boterhammen kunnen krijgen als ze. honger hebben en die heelemaal geen middageten krijgen en die ziek worden van honger. En dat vonden Moeder en ik zoo naar, dat wij er steeds aan moeten denken. En nu zouden wij zoo graag wat voor die kindertjés willen doen, begrijp je wel?" „Maar Vader, hebben die kinderen üan geen Vader en Moeder, die voor hun zorgt?" „Ja zeker, maar die zijn zoo arm, zoo arm, dat ze niets geen geld hebben om wat te kunnen koopen." „Maar hoe leven ze dan, Vader?" „Dat is het juist, ze leven haast niet, ze hebben overal gebrek aan, aan Voedsel, aan kleeren, aan alles eigenlijk." „Waar wonen die menschen en kinderen dan?" In Rusland dat is een Keel groot land en daar wonen heel veel menschen en kin deren die ontzettend veel verdriet hebben en heel, heel arm zijn. Door de droogte was de oogst mislukt en daardoor was er te weinig eten en hadden vele menschen dag-in dag-uit Heel erge honger." „En hebben die nog altijd erge Honger?" „Ja Elsje, tot den zomer van het volgend jaar, zullen o zoo veel menschen nog ergë Honger hebben." Vader keek weer somber en wachtte feot- dat Elsje weer wat vragen zou. En dat 'duurde ook niet lang want in "eens had ?A wat bedacht. „Weet. 17 wat wij doen moeeten, we moe ten wat sturen aan die aitmë kindertjes, Moeder, ilc heb todh zooveel jurken, mag ik er een paar Van weggeven? enen... ik heb ook nog wel wat geld in m'Ja spaarpot; mag ik het er even uithalen?" en ze sprong de kamer al door en haalde de spaarpot uit haar kastje maar mot een heel bedrukt gezichtje kwam ze er mee aan- loopen en half schreiend zei ze: „Er zit haast niets in, ik was heelemaal vergeten. dat ik juist mijn geld gebruikt had voor Grootmoeders verjaardag; er zitten maar een paar centen in. Wat jammer is dat nu." En ze rammelde het busje heen en weer, maar ze kon er op dfie manier toch geen dubbeltje in tooveren. „Hoe moet dat nu Moeder, ik wou loo graag wat voor die kindertjes doen." Moeder bedacht zich even en zei toen: „Elsje, ik geloof, dat ik wel wat weet om je te helpen." „Wat dan? wat dan? toe Moeder zeg het me gauw." „Wel als je nu in het vervolg je boter hammen eens op at zonder dat we er koek op leggen of jam of iets anders en we spaarden dat geld die de koek kost en de jam eens op en stuurden het aan de zieke kindertjes in Rusland boe zou je dat vinden „Heel goed, maaris dat dan wel ge noeg?" „Neen genoeg is het niet, maar we kun nen misschien samen nog wel iets bedenken b.v. kon je jé pap 's morgens zonder suiker eten, dan hébben we het geld van 'de sui ker ook alweer uitgespaard." „Ja maar Moeder, dat smaakt zoo naar pap zonder suiker, dan eet ik het veel lie ver maar niet, pruilde Elsje even." „Ja maar meisje, zei vader toen, weet je wel dat je het meeste helpt als je er wat voor opoffert?" Elsje knikte, al lacibte haar he>t denk- bee/ld allesbehalve toe om' geien suiker meer te krijgeu. „Bedenk maar eens Elsje, dat die kin dertjes in Rusland het 't heerlijkste maal zullen vinden a 1 s ze pap kregen, want nu krijgen ze niets die stumpers, ze gaan eiken avond naar bed zondeT eten en nu pruil jij al terwijl je a 1 1 es hebt. "n Warm bedje, een aardig kamertje en zooveel speelgoed, en je krijgt zooveel goed eten als je maar wilt. Zou je dan niet graag wat minder willen hebben als je wist, dat je er een arm kindje mee hel pen kon?" Elsje boog baar hoofdje en zei heel zacht: „Ja, Vader, natuurlijk wil ik dat." En toen ze 's avonds naar bed ging, zei ze uit zich zelf, dat ze er spijt van had, dat ze zoo flauw geweest was en en dat ze nog wat bedacht had om de arme Russische kindertjes te helpen. „Wat dan Elsje?" vroeg moeder. „Ik zal morgen op sohool aan al mijn vriendinnetjes vragen of ze ook mee wil len doen, dan kunnen we misschien wel heel gauw wat geld sturen, denkt u niet Moeder? Of moeten we heel veel geld hebben „Alle beetjes helpen, en weet je kleintje voor ellke acht oent, die je stuurt kan er in Rusland een kind e&n dag leven." „Hoe weet u dat, Moeder?" „Dat heeft in de courant gestaan en er is een Meneer, die graag al dat geld van jullie ontvangen wilhij koopt er dan eten voor wat hij dan naar Rusland stuurt. Dus dat spreken we af, dat jij dan je vriendinnetjes en vriendjes op school opwarmt om mei© te helpen?" „Ja zeker, Moeder, en ik zal ook vragen of Grootmoeder mee wil helpen en al dé ooms en tantes vindt u dat goed?" „Uitstekendhoe meer je helpt hoe beber "het is, en dan zul je eens zien hoe heerlijk het is om later te hooren hoeveel arme kinderen in Rusland door jullie ge holpen zijn geworden en alleen daardoor in leven zijn gebleven." Toen gaf Moeder haar een ferme zoen en stopte haar behoedzaam "onder de dekens. Wie voelt er mee meit dit plannetje van dit Elsje? GO VAN HEEMSKERK DÜKER. P.S. De schrijfster verzoekt vriendelijk giften te zenden naar het N e- derlandsch Nansen-0 o- m i té. Scheep vaarthuis, Amsterdam, (Postgiro No. 61600. Dieren, Iedereen, die eenig rechtvaardigheid voel heeft, zal erkennen dat men goed e zijn voor dieren, te meer, waar deze goede diensten bewijzen of bewezen ben, en velen, die zich Christenen noe moesten zich schamen voor de TurkeD, aalmoezen en gasthuizen voor dieren hebben. De Romeinen hadden een bijzondere voor de ganzen, door wie, volgens de levering het Kapitool behouden was bleven. De Atheners gelastten, dat de muile die gediend hadden bij den arbeid aan tempeS, voortaan vrij zouden wezen overal ongestoord mochten grazen. Bij een anderen volksstam was het gewoonte, de dieren, die hun lief wi geweest, vooral fraaie paarden, honi vogels, of andere dieren, ja zelfs, die al! den huisgenooten tot een genoeglijk t verblijf hadden verstrekt, na hun dood plechtige wijze te begraven, en de weel rige pracht, welke zij in alle dingen toon spreidden, blonk evenzeer uit bii gedenksteenen, die zij bij zulke gelegei den oprichtten en die nog eeuwen lang sieraad der stad geweest zijn. Plutarchus maakte er een geweten: zwaar van, een trek-os, die hem jaren 1 goede diensten had bewezen, om een k! voordeel aan den slachter te verkooper Een Syriër bezat een olifant, wiens passer het arme dier dagelijks do helft hield van de gerst, die er voor hem stemd was. Eens gebeurde het, dat meester zelf aan den olifant zijn rant? kwam geven en de volle maat gerst in trog uitstortte. Hierop keek de olifant oppasser schuin aan, scheidde vervolg de helft van het hem toebedeelde af, schoof dit ter zijde, daarmee het onre aan den dag brengende, d'a/t hem gedaan v Een andere olifant had een oppas die zich eveneens ten koste van 't aan zorgen toevertrouwde dier verrijken wi Ook hij hield een gedeelte van het rants achter envulde het ontbrekende i steenen aan. De olifant betaalde hem ter met gelijke munt, want op zek« dag ging hij naar het vuur, waarop middagmaal gekookt werd, lichtte het c sel van den pot en vulde dezen met a.' Verhalen van honden, die zich op graf van hun meester neervleidoa en d den hongerdood stierven, vinden wij ie geschiedenis te over. Ook is er meer dan één voorbeeld honden, die den moordenaar van bun m ter aan den dag brachten. Koning Pyrr een hond tegenkomend, die bij het van een verslagene de wacht hield, en nemende, dat hij zulks reeds drie dj gedaan had, gelastte, dat men den man graven zou en nam den hond met zich o Eenige dagen later hield hij een gn wapenschouw, bij welke gelegenheid hond toen hij den moordenaar van i meester ontdekte, plotseling op hem viel, met hevig geblaf en groot betoon' woede. Er werd een onderzoek ingest de door den hond aangeklaagde werd dig bevonden en ontging zijn straf nie Een hond, die de wacht moest hoE bij een tempel te Athene, bemerkte dief, die bij nacht de schatten uit het bouw roofde. Hij blafte heili wel aan, zonder dat de kerkbewaarders ontwaakt Het dier besloot daarop den dief te volg doch deed dit op eenigen afstand tot i de stad Kromyom. Intusschen waren kerkbewaarders wakker geworden. Onn dellijk misten zij èn den schat èn den b en zoodra zij vernomen hadden, dat i den laatste had gezien op den weg Kromyom, snelden zij in die richting- duurde niet lang, of zij hadden den b ingehaald, die hun nu den dief aanfl' Dezen gevangen te nemen was slechts werk van eenige oogenblikken De rechters gelastten, dat men uit openbare kassen jaarlijks een som besteden voor het slimme dier en bev< bovendien den priesters aan, tzorg v hem te dragen. Dit was niet meer das staaltje van erkentelijkheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 10