VOOR DEJEUGD
1EID5CH DAGB1AD
o. 31.
Donderdag 3 Augustus
Anno 1922.
Leo's Postkantoor.
ar het- Engelsch van M. MOLESWORTH
Vrij bewerkt door C. II.
(Slot).
ledurende eenige da£en verkeerde Leo
groote ongerustheid omtrent de geheim-
nige verdwijning van zijn postzegels,
vroeg er iedereen naar, maar niemand
postzegels gehad, welke hij niet had
aald. En Leo was er vast van over-
gd, dat iedereen in huis de waarheid
ak. Hij begon aan dieven en inbrekers
gelooven, al vond hij wel, dat Sientje,
tweede meisje, lelijk had, met te be
en, dat iet al heel vreemd zou zijn, als
dieven postzegels en niets anders sta-
ientje scheen een beetje boos over die
tzegelgeschiedenis, meende Leo. even-
Mina, het keukenmeisje. En moeder
hem den raad, er niet meer over te
eken. A1 s het nog eens gebeuren
cht, dat er postzegels weg waren, ge
ide zij nu ook, dat Leo verstandiger
cfoen met zijn postkantoor op te hef-
en om zelve ook overtuigd te zijn, telde
eiken avond nu met Leo het geld en
postzegels na en telkens was het den
;enden morgen in orde, zoodat zij lang-
lérhand begon te denken, dat Leo zich
kelijk vergist had.
aar helaas! Een week later waren er
twee postzegels weg, ditmaal elk van
dubbeltje en bij wijze van afwisseling
ikeerde er nu ook een briefkaart.
Het is werkelijk heel vreemd", zei
's moeder, toen hij haar zijn nieuwe
dekking medegedeeld had. ,,Ik zou wel
willen weten, wie de schuldige is en
grooten lust op een avond eens heel
op te blijven en toe te kijken".
0 nee, Moeder, doet u dat alstublieft
riep Leo verschrikt uit. „Of laat
dan ten minste ook opblijven. Als
eens echte dieven waren
i hij er aan toe, want hij kon het
ibeeld van dieven of inbrekers maar
van zich afzetten,
ceder lachte, maar toch beloofde zij
dat zij een avond zou uitkiezen, wan
Vad3r thuis was.
k zou het niet prettig vinden, alléén
lang op te zttenf', zei zij, zelfs al ge
ik ook niet, dat er dieven in je post-
oor ingebroken hebben, Leo".
>or ik verder ga met mijn verhaal, moet
ullie eerst vertellen, dat Leo's vader
zakenman was en het heel, heel druk
Sommige avonden kwam hij pas thuis,
nadat niet alleen Leo, maar ook zijn
ite zusters en zelfs zijn moeder al naar
waren. Dit was natuurlijk erg ongezel-
ïoor allen en het speet de kinderen
want zij hielden dolveel van hun
was echter niets aan te doen, al ver-
de Leo dan ook naar den tijd, dat hij
man zou zijn en zijn vader zou kun-
ielpen.
den laatsten tijd, vooral sinds Leo
postkantoor geopend had, had zijn va-
het nog extra druk. [Wel was er in
>i.jzijn over het postkantoor gespro
ken, maar hij was op dat oogenblik met
zijn gedachten elders geweest, en de ge-
heele kwestie was niet tot hem doorgedron
gen. Nu was de leerkamer der kinderen
aan het einde der gang. Tusschen deze ka
mer en de eetkamer was een klein vertrek,
waar zijn vader zijn papieren bewaarde,
en waar hij schreef, als hij thuis was. Soms
als hij heel laat thuis kwam en allen reeds
naar bed waren, ging hij regelrecht naar
dit kamertje, waar in den winter altijd
een kachel brandde en hij de brieven, wel
ke hij nog bij zijn thuiskomts vond, be
antwoordde. Daarna legde hij deze op een
tafeltje in de gang, waar degene der dienst
boden, die den volgenden morgen het eerst
beneden kwam, ze vond en onmiddellijk
naar de bus bracht. Geen der kinderen
kende deze gewoonte van hun vader en hun
moeder had er niet aan gedacht.
Op den avond van den dag, waarop Leo
en zijn moeder zoo ernstig samen over de
verdwenen postzegels gesproken hadden,
kwam Vader bij wijze van groote uitzonde
ring heel vroeg thuis. Dit was voor allen
een verrassing, die te meer gewaardeerd
werd, omdat hij zijn avonden zoo zelden
in den familiekring doorbracht.
,,Ik wou, dat u eiken avond zoo .vroeg
thuis kwam", zei Mies tegen haar vader.
,,Als dat gebeurde, zou het misschiefi
niet zoo prettig zijn als nu", luidde het
antwoord.
,,En ik geloof nooit, dat ik eiken
avond een halfuur langer zou mogen op
blijven", zei Leo, die ter eere van deze
buitengewone omstandigheid een half uur
tje later naar bed mocht.
„Moeder," ging hij voort, terwijl hij bij
haar kwam staan en haar in het oor fluis
terde: „Zou u nu van avond willen opblij
ven en de wacht houden"? Vader is nu im
mers thuis!"
„Ik zal nog eens zien", antwoordde zijn
moeder glimlachend, terwijl Vader opkeek
en vroeg wat zij te fluisteren hadden. Hij
deed net, alsof hij een beetje boos werd
en zei, dat het niets aardig was, geheimen
voor hem te hebben, daar hij maar zoo
zelden thuis was.
Terwijl hij dit zei, stond hij langzaam
op uit zijn leunstoel, die bij den haard
stond.
„Ik moet nog een oogenblik schrijven,"
zei hij. ,,Ik heb een paar brieven, waar
haast bij is, te beantwoorden. Veel zin heb
ik er echter niet in".
,,0 Vader, wacht u dan alstublieft, tot
dat wij naar bed zijn", zeiden drie stem
men tegelijk. „Over een half uurtje gaat
Leo en over een uurtje gaan wij", voegde
Mies er nog aan toe.
Hun vader willigde dit verzoek in.
Nadat de kinderen naar boven waren
gegaan en Vader zich in zijn kamer terug
getrokken had om zijn brieven te schrijven
had Moeder een boek ter hand genomen,
dat haar zeer boeide. Toen zij eenigen tijd
gelezen had. begon zij het koud te krijgen
en zag zij, dat de kachel bijna uit was.
„Ik ga in de bibliotheek zitten", dacht
zij. „Daar is 't lekker warm".
En terwijl zij naar de bibliotheek ging,
viel het haar plotseling in, dat zij wel eens
even in de leerkamer kon kijken, om te
zien, of alles in het postkantoor in orde
was.
Ik zal alles nauwkeurig natellen," zei
zij bij zichzelve.
In de leerkamer was het donker, alleen
het vuur in den haard verspreidde eenig
schijnsel. Zij wilde het electrisch licht op
draaien, toen zij plotseling de tusschen-
deur naar de werkkamer van haar map
hoorde kraken. In het volgend oogenblik
zag zij tot haar onuitsprekelijke verbazing
de deur opengaan en in het schemerachtig
licht onderscheidde zij iemand, die regel
recht op het postkantoor afkwam en hei
postzegellaatje open deed als een, die ge-'
geheel bekend was met den inhoud er van!
Nu zij meer aan de duisternis gewend was,
zag zij hem postzegels uit het laatje ne
men. En wie denken jullie dat het was 1
Niemand anders dan Leo's
vader!
Zijn vrouw had veel moeite niet in la
chen uit te barsten, maar zij slaagde ei
toch in, zich te bedwingen. Met een diept
stem riep zij
„Wat doe je daar in het laatje V'
Nu was het Vaders beurt om te ontstel
len. Hij was echter spoedig bekomen van
den schrik.
„Wat doe j ij daar in donker vroeg
hij op zijn beurt. „En wat zou i k andei'3
doen dan een paar postzegels nemen Ik
vergat nog steeds je te zeggen, dat ik liet
zoo'n goed denkbeeld van je vond, hien
postzegels en briefkaarten in voorraad te
hebben. Dat heb ik nooit geweten. Eenigen
tijd geleden ontdekte ik het heel toeval-?
lig, toen ik hier kwam om te kijken, of er
ook anthraciet in den vulemmer was, daar
de mijne leeg was. Bij die gelegenheid ont-»
dekte ik je postkantoor. Ik was blij post
zegels te vinden, want ik kwam er juist
een paar tekort. Daarna heb ik mezelf nog
één- of tweemaal hier aan postzegels ge
holpen".
„Jij bent dus de schuldige!" riep Leo'a
moeder lachend uit en zij vertelde hem de
geheele geschiedenis.
Haar man luisterde aandachtig en het
speet hem werkelijk, dat hij zonder ook
maar iets daarvan te vermoeden zooveel
onrust veroorzaakt had. Hij legde twee gul
den in de kas, zoodat Leo er nog voordeel'
bij had. En den volgenden dag deed hij
nog iets. Hij bracht een keurigen brieven -
weger voor Leo mee en zei hem, dat hij
nog een bepaling in zijn reglement moest
opnemen en wel: dat er aan het postkan
toor gelegenheid bestond brieven te wegen
voor één cent, wanneer men twijfelde, hoe
veel postzegels er op moesten. En hij deed
Leo een heel postzegelboekje cadeau, wel
ke hij ten bate van het goede doel mocht
verkoopen. Leo's postkantoor deed dus
goede zaken en Leo kon aan het einde der
maand een flink bedrag aan het comité
voor de Russische kinderen afstaan".
Sinds dien bewusten avond is er nooit
meer „ingebroken" in het postkantoor en
werd er geen enkele briefkaart of poat-ze-
gel vermist, terwijl de kas altijd precieg
uitkwam.
-0-