Van alles wat. Om na le teekenen en te kleuren* Als ik grooi ben. Bijna gekookt! ni< ac aart. nidd er z en 0! ie v allee ma o: 1. lond rscl ze bij een hand. Zij Wist dat deze twee zioh sterter bij het ongeluk zouden voelen on der den druk van haar hand. De drie andere kinderen bleven bij Betje thuis. Het eerste stuk van den weg wérd door de vier kerkgangers gezamenlijk afgelegd. Later sloeg Vader-a-lleen een zijstraat in. Het was geen opgewekt gezelschap eh de menschen, die zij tegenkwamen, konden aan hun treurige gezichten zien, dat er een droevig ongeluk had plaats gehad. Neef Karei vond het geheele geval ellen dig, al kon hij niet gelooven aan de schuld an zijn lieveling, die al kwispelstaartend achter hem het huis aan den overkant drr braat binnenging. Ik ben bang, dat de gedachten, zoowel an Vader en Moeder, als van Paula en Nico telkens onder de preek afdwaalden «aar de arme Eluffie. Juist had de dotfiinó t over wreedheid tegen dieren en legde ippel «ievrouw Terwogt na het tussohengezan* haar zangboek neer én stak zij beide han den in haar mof toen zij ze onmidd^llii. di terugtrok en een vuurroode kleur kreeg n. In het vbVorid oogenblik klonk ér eén kin :thogend miauw!" door de kerk. Thuis zóu zij 't misschien niet gehoord hebben, maar hier was het zóó stil. dat verscheiden groo ts mensohen m kinderen in de buurt ke lten in «Je richting, waar het geluid van daan kwam. Pantn en Nico stooten Moeder oelbeteekenend aan. Even later stak El^ffie haar ton ie door opening der mof. Mevrouw Terwoert be- aili- dekte het vlug met de hand. Toch hadden b]( verscheidene oö«mn en- oogies het diertje 9vei rr-pds ontdekt. Mevmnv stak heidp hail* len in haar raof en Fiufriö bekladde zich )ittf»' in haar donkere gevangenis. .Miauw! Miauw!" klonk het nog /zacht. Verscheiden pinrWen keken nu lachende in~ z om en mevrouXv Terwogt begreen, dat het sfcaa -enige wat zii doen kon. wasde kerk te 'érlaten G^hikkig hadden zii h^^kninet en en kon zij zónder al te veel stoor- iis te verwekken met haar kinderen dé prk uitkomen. Bij 't- Weggaan miauwde 7lutFie rtoo- na.c-v maal, heel klagelijk, |lso* zii wilde zeggen: ..Ik tan bet n;et ^'Tnen Heusch niet!" Zoödfa zij de kerk uit waren, nam me- rouw TetWógfc dê arrfie gevangene in haar rnien, strpélde Mat* ên 2ei allele! Revo hngp.n tegen haar: Paula en Nico wissel- Ir-» haar biermi eé zoo gingen zij liaar mis. Wat waren zij blij, dat hun arme liéve- ïng onged«?erd was en de vreugde der [leintjes, toen zij Eluffie terugzagen, is liet te beschrijven. Ook Vader was heel lij, toen hij bij zijn thuiskomst het goede ie-uws vernam. Neef Karei kreeg dien morgen voor de :\veede maal een boodschap: „of hij eens iveri wildé komen" én ,,inét Junó*' Wérd aan toegevoegd. Hij was al éven verrast als de heèle fa- nilie Fluffie terug te zieii. Al had hij Juno tok in gedachten niet veroordeeld, nu het tewijs zijner onschuM geleverd was, deed !pm dit toch veel genoegen. Men veröat ui et Jérvn vergiffenis fê vfa- !en en dit werd gedaan door hem een >ord vol heerlijke sluifjes aan t^ bieden. Tij beschouwde z* zeker als een vergoe- die hem toekwam, en smulde er ge- lucTvfc rafi: Hü kWiftoéi&taArttê en leef Karei zei, dat hij daar stellig mé© idpelde: ,.Ik ben blij, dat mijn Onschuld aan het icht gekomen is." ip hi mof elde Iffltu e riiei it ar nd iii ad; iet t bo x t bi e <L ■en hard gekeckt e? Van zelf »n een flesch mei een nauwen hals ie lafen kruipen. Men néémt eeD hard gekookt ei en pelt ir do schaalaf. Dan werpt men éenigo randen do lucifers in dé flesoh, waardoor j zi) ie lucht daarin verdund wóïdt. Daarop ilóo! et men het gëpelde ei op den geopèudén 'als en de buitenlucht ctrukt het ér Van ©If in, 't géén êen aardig gezicht- oplevert NE «n met een knal eindigt. Diogéne$= Een Atheensch burger, die geen al te besten naam had, liet èen huis bouwen eri boveïi de deur, ndar de gewoonte der Grie ken, een spreuk plèuatsen. Hij bad daartoe gekozen„Niets dat slecht is, trede over dezen drempel." Toen de wijsgeer Diogenes dit las, riep hij uit: „Mèar daii zou ik tóch wel ëe<ns willen weten, hoe de eigenaar binnen moet komen - Moeder, ik woord machinist, Als ik groot zal zijn, - En dan rijd ik door het land Met mijn eigen trein. - Jij en Pappie krijgt ëen htids' Mlddeii in de wel. - En dan koon ik met- mijn trein Juist je raam Voorbij. En clan roep je niet: „Dag Ben Maar „Dag machinist/' Zul je 't doén, zooals ik 't vraag? i—Als j© jë Vergist - Dan ben ikke kwaad, hoor Mam Ên ik' kijk niet om, -»■ Als ik met mijn langen trein Voorbij 't huisje kom. - Moeder doet hot beüöclr, hoor baas, Als je 't hebt gezegd, Maar vóór hij het Wéét, is Ben In zijn bed gelegd. - Nacht mijnheer de machinist, SI flap maar stil en zoet, -• En al half in slaap zegt- Ben Mam, zoo is het goed TRUÜS SALOMONS. „Wees voorziobtigzei een oude gar naal tegen een tro-epje jong© garnalen, die op een mooieïi Zomerdag Vroolijk rond zwommen in een ondiepe kreek. „Wees Voorzichtig ein kom vooral niet dicht bij het Strand, want daar loopt een vreeselijk monster op twee raizeuvoetén rond. Het komt hier eiken dag, ale het eb is. En het draagt éen heel gfoöt hét, waarin het on bezonnen garnalen vangt. Gasteren nog zijn éen massa nichtjes en neefjes van jullie op die manier verdwenen en dit lot hangt jul lie ook boveii het hoofd, als je niet voor zichtig bent/' „Ja maar, Moeder*" zed een van het jonge volkje} „ik zou juist zoo graag eens willen weten, hoe het er daar boven waar geen water is uitziet-/' „Zoo! Zou je dat wel eens willen we ten?" verhief de oude garnaal haar stem weer. „Veel zou je niet te weten komen, want ze ziouden jé dadelijk kóken. Maar maak nü, dat je wegkomt! Daar komt het monster aan Zij had de laatste Wóórden ItiJd geroepen en allen staven nU Weg. „Ha, Rita!" riep Jaap tiit. „Blijf jij daa-r eens staan, dan zal ik je dadelijk een emmervol „prachten" bfehgéö. Er zijn er hier een massa!" Hij liet zijn nét In hét hêldef e water zak ken, doch dé garnalen familie had Zioh onder een vooruitspringende róts verscbo* len en Jaap ving natuurlijk niéts," „Blijf nu rustig hief!" vermaande Moe der Garnaal„we moéten crazê schuil-' plaat-s nog niet verlaten. Ik ken de sluwe manieren van het monster, Hij zal wel gauw weer terugkomen." Haar woorden klonken echter te ver geefs, want verscheiden jonge garnalen hadden hun schuilplaats reeds verlaten en zwommen weer in het water. Plotseling merkten zij, dat ze in een groot net gevan gen waren en vóór zo. hieruit konden ont snappen, werden zij in de lu<sht geslingerd. „Daar heb ik jullie took riep Jaap op getogen uit. „Nu gaan jullie in den emmer totdat ik genoeg van jullie vriendjes er bij gevangen heb „Het is lang niet zoo erg a-ls Moeder wel zei," merkte een jong ding op, toen zij van den schrik bekomen was en weer kon spre ken. ..Dit is net de kreekalleen wat klei-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 11