Het Angora-katje. FEUILLETON. DE FEIJS, Eindelijk was dan toch da lang verwachte dagMoeders verjaardag aangebroken. Eeeds weken te' voren hadden de kinderen overlegd en beraadslaagd, wat zij uit hun spaarpot voor die gelegenheid wel zou den koopen. Het moest natuurlijk iets heel bijzon ders zijn. een groote verrassing, waarmee Moeder heel blij zou zijn. Na heel veel geheimzinnigheid, veel overleggen, al fluis terende, waren zij het toch samen eens ge worden. Juist zat de heele familie Terwogt op den feestdag aan het ontbijt, toen er aan de voordeur gebeld werd. Betje, het dienst meisje. deed open en kwam even later met een geheimzinnig gezicht de kamer bin nen. Voorzichtig droeg zij een mandje in de handen en zette' dit vóór haar meesteres op "de tafel. Haastig stond Paula, het oudste doch tertje: nu op. Zij ging achter haar moeder staan, hield de handen voor haar oogen en riep uit: „Niet dadeljjk uitpakken, Moeder, eerst raden Lachend noemde Moeder nu allerlei din gen op. die echter allemaal mis waren. „Een theepot!" zei mevrouw Terwogt. „Nee Moeder!" klonk het onmiddellijk van aller lippen en Nico voegde er aan toe: „U bent heelemaal koud!" „Een blo ©men vaas je dan!" „Ook niet!" klonk het juichend. „U blijft jjskoud." „Misschien nieuwe theekopjes!" „Mis, Moeder 1" riep de jeugd en Vader voegde er aan toe: „t Js niet van steen, veel echter!" ,.Foei Vader, U mag Moeder niet hel pen!"- riep Coba nu, haar vader lachend met haar wijsvinger dreigend. „Tocb geen hondje?!" klonk het nu van Moeders Tippen. „Warm, heel warm!" juichten allen. „Of een poesje?" „Ja. Moeder!" zei Paula nu, terwijl zij haar handen voor de oogen van haar moe der wegnam. Paula had het meest tot het cadeau bijgedragen en lichtte nu vlug het dekse! van het mandje af, dat aan da' zijkanten een paar luchtgaatjes had. Zij. vond, <Iat haar het reoht toekwam Moeder het eerst het nieuwe huisgenootje te laten zieti. „O. wat een schattig diertje, wat een snoesje! 't Is nog wel een Amgoranka.tje!"- riep Moeder verheugd uit. ,,'t Is werkelijk een prachtstuk. Wat een mooi vachtje!" „Miauw miauw!1' klcmk het nu en ik weet niet, of het poesje daarmee wilde zeg gen: „je hebt gelijk, nieuw vrouwtje want ik ben een mooi, lief poesje," of wel, dat het beteekende; „Wel gefelioiteerd met je ver jaardag, vrouwtj e Natuurlijk stonden alle groot kindieren om Moeder beenPaulo, Nioo, Coba en Pdm. Klein broertje lag in de wieg. Of hij ook wist, dat Moeder jarig was? 't Leek wel zoo, want hij was dien morgen bijzon der vriendelijk en riep maar steeds „Ta-ha, Mam-ma!" Vader moest nu naar kantoor, en de drie oudste kinderen naar school. Ze waren dolgraag thuisgebleven bij Moeder, Broer tje en het kleine poesje, waarvoor ze den naam Fluffie bedacht hadden. Het had lang, wollig haar en was beel derig geteekend met een wit borstje en wiitte sokjes aan alle vier pootjes. In het mandje lag een rood flanellen kleedje en daar zat het genoeglijk op te spinnen. Fluffie was en bleef natuurlijk het eigen dom van Moeder, maar dit nam niet weg, dat het dé lieveling van allen was, zelfs van kleinen Broer, 't Was aardig deze twee samen te zien en Fluffie was gelukkig heelemaal niet valsch, zoodat hij geen der huiisgenooten krabde. Kleine Broer on Fluffie konden precies evenveel vertellen, want Broer babbelde en keuvelde en kon niet spinnen, terwijl Fluffie kcm spinnen, maar niet babbelen of keuvelen De een kon twee seconden ach ter elkaar reoht staan, de ander net even lang. Kwam het echter op klimmen aan, dan was Fluffie cl'e baaö. In een wip zat bij boven op de tafel, soms zelfs op een kast, en dat kon kleine Broer hem niet nadoen. Naet alleen de kinderen, ook Vader ch Moeder waren dol op het diertje en lieten geen gelegenheid voorbij gaan om het eens even in d'e armen te nemen en te lief- koozen. Neef Karei, die tegenover de familie Terwogt woonde, beweerde, dat allen even veel hielden van Fluffie als van Broertje. .En nu komt de eigenlijke geschiedenis. Neef Karei had een hond, Juno ge naamd, een heel groot dier met krullende haren en lange hangooren. Neef Karei be weerde altijd, dat Juno geen vlieg kwaad zou d'oen, m?*ar dit neemt niet weg, dat de meeste dieren toch respect voor hem had den. 't Was een grappig gezicht, Juno en Fluffie samen. Ze deden denken aan David en Goliath, of aan den Reus en Klein Duimpje. En toch 't is bijna niet te gelooven bij Juno's eerste verschijning in onze huiskamer, klom Fluffie bedaard langs den staart van den hond naar boven. Ieder beefde van angst, behalve Neef Karei, die zei: j,Juno geeft er niet om." En een wonder was het eigenlijk m< want deze wist volstrekt niet, wat er ac ter hem gebeurde. Hij voelde waarsohij lijk alleen wat gekriebel op zijn staart. Op een Zondagmorgen 't was midd in den winter kwam Juno zonder z baas bij de .familie Terwogt binnengew deld. Hij liet zich niet ^aandienen en was niemand in de kamer om hem te oi vangen dan Fluffie, en toen de familie later binnen kwam, zagen zij Juno alle* Overal werd gekeken en gezocht, ma nergens was een spoor van Fluffie te dekken. „Waar was het poesje gebleven? Slee! eén antwoord scheen mogelijk, nl. c Juno het arme, kleine katje verslond had Tevergeefs trachtte Juno een onversch lig uiterlijk aan te nemen, alsof hij zt gen wilde: „Hoe kan ik dat weten?" Een beschuldiging lag op ieders lipp Allen meenden stellig, dat hij het ongelu kige Fluffie dood geheten en opgeget had. Wel zag hij er niets dikker uit d gewoonlij"k, maar bij zoo'n gTOot dier z 't kleine poesje geen verschil gemaakt h ben. Er werd onmiddellijk een boodschap stuurd naar neef Karei. Deze kwam ondervroeg zijn hond, maar Juno keek hi onschuldig en kwispelstaarte. Dit moe 'la: als een bewijs van zijn onschuld gelde maar niemand dér familie Terwogt gelei de dit. Vader wilde den hond streng strallf del maar Neef Karei was daar tegen. Hij bh aan dé otischuld van zijn hond gelööwei me Pifn riep schreiend uit „En völgeöd keer eèt hij Broertje n op I" En allen rilden van angst. Opriiei werd er gefcocht en geluisterd, rö&ar ge „miauw J" van hun lieveling hoorden z :,m slechts het dóffe slaan van Juno's sfcaa op hét vloerkleed, waar Fluffie zóó <!i wijle met een klosje op gespeeld hacl. Het poesje zat niet in de schrijftaf niet in den kolenbak, want beiden w aan 6en nauwkeurig ofidei-Zoek oiïdêrwl pen. Ook WaS het niöt in de naaimand achter de piano. Het zót evenmin in gordijnen, want met behulp van een iade werden alle plooien doorgesnuffeld. Fluffie Waê weg en bïeèf weg. Ménéer Terwögt herstelde zich het éêr „We moéten nu naar de kerk IP zei uij opende de voordeur. kïayrouw Terwogt. die met de bei oudsten naar de kinderkerk zou gaan, de haar mof, die aan een langen ketting hi om haar hals en nam Paula én Nico th Ni na; me ha de: ter In gei zij hie fe kei 'lij 8 (slot) „Ja Herman, dat geloof ik ook wol", ami* woord'do Mevrouw. Toen zij in hot steegje kwamen, waar Vrouw van Leeuwen woonde, zat Jam op een stoel voor -de deux. Hij ging naar binnen, toen hij Mevrouw van Dalen en Herman zag aankomen. Zijn Moeder kwam hen nu tegemoet en noodigde hen uit binnen te komen. „Ja Mevrouw", zei ze tegen Herman's Moe der, ik zet Jan af en toe maar aan de deur, Dan heeft hij tenminste toch wat Mssoho lucht. Als hij maar wat sterker was en wat heter kon loo- pen, dan zou hij wel eens huitom de stad kun nen wandelen, maar daar is nu geen den ken aan". „Nu vrouw van Leeuwen", zei Mevrouw van Dalen, „ik breng u een goede tijding. Mijn zus ter, Mevrouw Schouten, woont te Wijk a. Zee. Haax huis (staat vlak bij het strand. Zij heelt zich bereid verklaard gedurende tweo maanden voor Jan te zorgen. A s. Woensdag verwacht zij hem en ik heb geschreven, dat u hem zelf komt brengen, dan kunt u meteen zien, waar uw jongen al dien tijd zal wezen cn rwij willen hopen, dat hij dan als een gezonde, ferme jongen weer thuiskomt". Sprakeloos van verbazing had de vrouw haar aangehoord en ook Jan keek met groote oogen Mevrouw Van Da'len aam „Nu", vroeg zij lachend, „wat zegt ge er van? Zijt ge er niet meo ingenomen?" mevrouw", zeide vrouw van Leeuwen nu, „hoe kan ik u ooit genoeg danken, dat u dat Voor mijn jongen in orde hobt gemaakt. Wat zeg jij wol Jan?" vroeg zij aan haar zoontje. Jam Was wat verlegen en zoi niet erg veel, tnaar hot schitteren zijner oogen bewees genoeg hoe blijde hij was. Dé groole vaoatttcc was ten einde. Alle kin- tieren in de klasse van juffrouw Jansen waren present. „Nu kinderen", zeide de onderwijzeres", nu moeten jullie mij maar eens vertellen, wat jó in de vacantio voor anderen hebt kunnen doen, dan zal ik zien, wion de prijs toekomt. Nu werden allerlei verhalen gehoord, Een meisje vertelde, dat zij op een middag was gevraagd om mee to gaan naar oen speel tuin, maar dat zij was thuisgebleven om op haar zieke broertje te passen. Een jongen zei, dat hij een oude vrouw, die tWee zware manden droeg, had thuisgebracht en de manden voor haar had gedragen. Weer een ander kinrl vertelde, dat zij met haar Moeders goedvinden haar spaarpot had leeg gemaaikt en aan 'n kreupelen man gegeven, die aan de deur kwam. En -zoo vertelde ieder wat. Eindelijk was de beurt aan Horman van Dalen. Niemand dacht, dat hi? wat zou te ver tellen hebben. Maar tot aller verwondering deelde hij op zaóhten, bescheiden toon het ver haal mee, hbe hij bij zijn tante, die aan zes woonde, te logéeren was gevraagd voor vijf v ken, maaV daarvan terwille van éen arm zieken knaap, dde anders niet beter had kunn ,ve Worden, had afstand gedaan. De gehcele klasse had ademloos geluisfe ,,'k Wil jullie zélf laten beslissen kindérci zei Juffrouw jansefl. „Wie dêflkéfl juïlh? de prijs béóft Vêrdiénd?" En als tiit één mond klonk bel antwoof^r „Herman Van Dalen!" „Zoo denk ik er ook over", zei de onder* !ei feretS. Zij nam hét boek en schreef voorin: „Aan Herman van Dalen, ter herinnering aan Zijn opoffering voor één zieken knaap". Met een hoogen kleur nam Herman het b: in ontvangst. „Ik hoop, dat deze eerste goede daad x door velen gevolgd zal word on Herman", Juffrouw Jansen hartelijk. Na schooltijd kwamen alle kinderen m hem toe. „Mag ik voortaan jullie vriendje weer zij vroeg Herman, ,,'k wil nooit meer zoo on aar 'wezen als voor do vacantio". „Wat graag", zeiden allen en nu ging H man ook niét alléén meer huiswaarts. Toen hij thuiskwam, en zijn Moeder het b: zag. zeide zij: ,,'k Ben blij Herman, dat je i prijs gewonnen hebt. Maar 'k hoop, dat jongön ook Zonder prijs zal trachten voort* >ra voor anderen vriendelijk en hulpvaardig te zi le „Ja Moeder. *k zal mijn best doén", beloo' et. Herman. &1 eli FRANCINE m Ui >ed id

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 10