VOOR DEJEUGD t 1ÊIDSCH DAGBIAD po. 30. Donderdag 27 ouii. Leo's Postkantoor. J,,Ik zou zoo graag een briefkaart willen |ebben om bij De Haan muziek te bestel- Ik heb heelemaal vergeten er een mee brengen, toen ik vanmiddag uit school jwam". o a J J e 9 2 5 I Itit I hiit I jt* Jaar het Engelsch van M. M0LESW0RTH Vrij bewerkt door C. H. I „Och,-wat jammer!" zei Leo's Moeder, Irwijl zij van haar schrijfportefeuille op- leek, ,,ik heb geen postzegels genoeg. En et is al te laat om Mina of Sientje nog aar het postkantoor te sturen. Hoe dom an me, niet te zorgen, dat ik er wat in [oorraad heb. Heb jij er misschien nog, ties?" I Mies was Leo's oudste zuster. Zij was fcventien. I „Ik heb er één of twee, ja twee", ant- loordde Mies, nadat zij alle vakjes van Tiaar beurs nauwkeurig onderzocht had. lis dat genoeg, Moeder J „Ik zal er maar genoeg van maken. Ja, |ij deze twee brieven is werkelijk haast. andere zal ik morgenochtend dan wel Jerzenden. Zoo Leo, wil jij ze even naar bus brengen J Leo bracht de brieven naar de bus, wel- le schuin tegenover hun huis stond. Toen lij weer terugkwam, hoorde hij Bertha, Jjn tweede zuster zeggen 1 Leo zei niets hierop; hij was een vrij Itille jongen. Maar toen hij even later al pen met zijn moeder -in de kamer was, |ing hij naar haar toe en zei: „Moeder, wilt u mij geld uit mijn spaar- |ot gevent" „Waarvoor, beste jongen vroeg zijn hoeder verbaasd. 1 Leo kreeg een kleur én antwoordde „Ik kwam op het denkbeeld, doordat 1 zei, dat u geen postzegels meer in huis ladt en Bertha, dat zij zoo graag een Briefkaart gehad had. Ik ik zou een win leitje willen opzetten; eigenlijk meer een joort postkantoor. In zou op eiken post- legel en op elke briefkaart een halven lent winst willen nemen en dat geld op- paren voor de arme, hongerige kinderen Rusland". J Leo scheen zijn plannetje al heelemaal Iverdacht te hebben en zijn oogen schit terden reeds bij het vooruitzicht. „Het denkbeeld vind ik uitstekend, |ent", antwoordde Moeder, „maar zou je el een postkantoor er op na kunnen hou- |en „O, natuurlijk geen echt postkantoor zou de menschen hier geen brieven in bus kunnen laten doen en ook geen postwissels uitbetalen en zulke dingen aar ik bedoel een postkantoor om post- legels en briefkaarten te verkoopen en mis [chien ook postpakket- en postwisselkaar- Dat zou toch best gaan. En zou u het liet gemakkelijk vinden. Moeder, als u op Ilk oogenblik van den dag al is het ook |og zoo laat des avonds postzegels zou unnen krijgen Dan zou u daarvoor nooit heer naar het groote postkantoor [loeven te gaan". i Moeder antwoordde glimlachend: lp Ja, dat zou ik natuurlijk heel gemak kelijk vinden en het doel, dat je ermee hebt, vind ik uitstekend. Al die halve cen ten zullen spoedig oploopen en je kunt ze na eenigen tijd aan het comité, dat voor Russische kinderen zorgt, afdragen. Zoo als je het voorstelt, geloof ik, dat je heel goed een postkantoor kunt oprichten. Ik zal je vijf gulden uit je spaarpot'geven. Daarvoor kun je dan allerlei koopen eu het geld, dat je ontvangt, in een doosje doen. Je moet nauwkeurig aanteekenen, hoeveel halve centen je „verdient" en die er dan later aftrekken". ,,Ja Moeder", antwoordde Leo, in de wolken, dat zijn plannetje in zoo goede aarde viel. Den volgenden morgen nog vóór school tijd ging Leo met de vijf gulden in zijn beurs, die hij krampachtig vasthield, naar het postkantoor. Hij kocht er postzegels voor van de meest voorkomende waarden, voorts postpakket- en postwisselkaarten, binnenlandsche briekaarten en zelfs twee buitenlandsche, voor het geval, dat Moe der naar Duitschland of Engeland schreef, wat wel eens een enkelen keer voorkwam. Leo had nog nooit voor zóóveel tegelijk op het postkantoor gekocht en hij voelde zich den koning te rijk, toen hij met zijn schatten, waarvoor hij een doosje had mee genomen, naar huis liep. Het was juist Woensdag en dien middag begon Leo zijn postkantoor in te richten, een bezigheid, waarbij zijn beide zusjes hem hielpen. Mies en Bertha schenen er ook pleizier in te hebben. In de leerkamer stond een ouderwetsch kastje, dat prachtig dienst kon doen als postkantoor. Natuurlijk had Leo het doos je, waarin hij de postzegels en kaarten ge haald had, best kunnen gebruiken, maar dat was niet „echt" genoeg en het kastje, waarvan de laatjes nagenoeg leeg waren, was als geknipt. Het bovengedeelte was weliswaar vol boeken en onderin stonden veel doozen, maar die ruimte had hij niet noodig; de laatjes waren voldoende. Hij vond ze er prachtig voor <en daar zijn zusjes er precies zóó over dachten, werd hierin het postkantoor ondergebracht. In het linkerkastje vond Leo een paar kleine leege doosjes. Die kwamen hem goed te pas ze konden mooi dienen om er de verschillende postzegels in te bergen. In het rechterlaadje worden alle kaarten op stapeltjes gelegd. Toen zij hiermee klaar waren nam Mies een groot stuk wit karton en schreef daar met reuzenletters op POSTKANTOOR. Dit werd aan het bovenkastje gehangen en iedereen, die in de kamer, welke een straat moest verbeelden, kwam, zag het onmiddellijk en wist dus, waar hij wezen moest. Natuurlijk kon Leo niet den geheelen dag bij het postkantoor blijven staan om te wachten, of er ook menschen kwamen, dit wat noodig hadden. Daarom zette hij een doosje in elke la met het opschrift „kas". Daarin kon dan als hij er niet was het geld gelegd worden en het post kantoor was dus den geheelen dag „open" Eiken morgen en eiken avond telde Leo, of alles uitkwam. Bovendien schreef hij zoo netjes als hij dat maar kon een regie-» ment en maakte dat aan het bovenkastje vast, zoodat iedereen het lezen kon. Ook hing hij er een aantal kleine, witte stuk jes papier aan op en bevestigde hij er met een touw een potlood aan, zoodat ieder een kon aanteekenen, wat hij gekocht had. De bedoeling was, dat het kleine papier tje dan afgescheurd en bij de „kas" ge- Jegd werd. Leo had alles dus keurig in orde en toen hij er mee klaar was, vroeg hij Moeder, eens te komen kijken. ,,'t Is heel goed geregeld", zei Moeder en zij kocht om het nieuwe postkan toor in te wijden dadelijk vijf postzegels van een dubbeltje en gaf een stuiver voor het goede doel, die onmiddellijk door Leo op een daartoe aangebrachte lijst werd opgeteekend. „Ik hoop, dat iedereen zich aan het reglement houden zal", zei Moeder, toen zij het gelezen had. „Het voornaamste is, dat je alles dadelijk laat betalen. Dat is een goede regeling; 't kon anders eens vergeten worden. Maar waarom wordt het postkantoor al om acht uur des avonds gesloten „Omdat ik dan naar bed ga", antwoord de Leo. „Dan kom ik hier voor het laatst en tel alles na". „Maar als Moeder nu eens n a achten postzegels noodig heeft!" zei Mies. „Dat kan toch heel goed gebeuren, zooals gis teravond nog, weet je wel 1 En dan kan Moeder niet bij je terecht, als je de sleu tels hebt meegenomen". „Er zijn geen sleutels op de laatjes", antwoordde Leo. „Goed", hernam Mies, „maar dan moet je een bepaling maken, dat als Moeder of een ander des avonds na achten iets noo dig heeft, zij ziehzelve mag helpen, als het maar nauwkeurig opgeteekend wordt. Na tuurlijk zal het niet dikwijls gebeuren, maar het kan toch voorkomen". „Best!" stemde Leo toe. „Die bepaling zal ik er bij maken." En hij voegde de daad bij het woord. Alles ging naar wensch in den eersten tijd. De voorraad, vooral die der postze gels, was in de loop der eerste veertien dagen meermalen uitverkocht en weer aan gevuld geworden. Ieder betaalde prompt en het „verdiende" geld lag in een doosje apart. Op zekeren dag kocht een vriendin van Leo's moeder het geheele postkantoor op, zoodat hij uitstekende zaken deed en alles weer moest aanvullen. Maar op een morgen ontstelde hij hevig. Den vorigen avond had hij alles in goede orde achtergelaten. Het geld kwam uit en hij wist precies, hoeveel poszegels hij nog had, toen hij vóór hij naar bed ging zijn „laatste overzicht" hield, zooals hij het noemde. Den volgenden dag waren er echter drie postzegels van een dubbeltje wegHet geld kwam uit: er was nog precies zooveel als den vorigen avond. Leo telde zijn post zegels verscheiden keer over om „heele maal zeker van zijn zaak" te zijn, al was hij voor zichzelf bij de eerste telling reeds overtuigd, dat hij drie postzegels miste. Haastig liep hij naar zijn moeder en VToeg, of zij misschien den vorigen avond, nadat hij naar bed was gegaan, drie postzegel*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 9