VI 3DR Dl zJEUG D iE-IDSCH DAGBLAD No. 29. Vrienden of Vijanden? Donderdag 20 Juli. Anno 1922. A 11 iiïil 1 liïil 1 liiil lm» j hlil 111»tl 1Itnl i li T V Een verhaal voor Jongens en Meisjee. Naar het Engelsoh van E. GREEN. [Wij bewerkt door 0. H. 11) HOOFDSTUK XI. (Slot). Meneer de Lange was even zorgzaam voor Harry als voor zijn eigen zoon, want al werd de eerste niet hard ziek, hij moest toch het bed houden. Frits, die een veel minder sterk gestel had dan zijn vriend, kreeg echter hooge koorts. Zijn gekneusde schouder gaf minder reden tot bezorgdheid dan wel zijn geheele toestand. Hij herken de niemand uit zijn omgeving en lag dik wijls te ijlen. Hij had het maar steeds over het onweer, den regen en de leigroeve en kon zijn vader, die onafgebroken aan zijn bed zat en 's nachts zijn kamer deelde, soms verschrikken door plotseling overeind in bed te gaan zitten en te roepen: „Harry! Harry! Waar blijf je toch? Ik word zoo koud. Haal gauw hulp, anders ga ik dood Dikwijls begrepen de omstanders, dat hij zichzelf allerlei verwijten deed. Dan klonk het: ,,0 Harry! 't Is alles mijn schuld! Was ik maar niet zoo eigenwijs geweest! Wil je 't mij vergeven?" Als Harry na de eerste dagen en toen hij zelf weer beter was dan juist bij zijn bed zat en kalmeerend tegen hem zei ,,'t Is niets, ouwe jongen! Alles is im mers goed afgeloopenkb i hij zijn vriend met verschrikte oogen aanzien en uitroe pen: „Ga weg, jij bent Harry niet! Roep Harry tooh! Roep Harryl" Uitgeput zonk hij dan in de kussens terug om na eenigen tijd opnieuw beginnen te ijlen. Elly liep met een ernstig gezichtje rond en haar oom en Harry verzonnen van aller-» lei om haar wat op te vroolijken Eiken dag maakte Harry een wandeling met haar maar zij spraken dan bijna voortdurend over Frits, terwijl hun eerste gang, als zij weer thuis kwamen, naar den zieke was. De oude dorpsdokter kwam dagelijks. Hij Schudde soms zijn grijze hoofd en zei dan: ,,'t Gaat nog niet vooruit en 't zal nog een heelen tijd duren. We moeten geduld oefenen, want het gebeurde heeft den jon gen sterk aangegrepen. We willen echter ho pen, dat rust en goede verpleging hun uitwerking niet zullen missen." En langzaam, heel langzaam was er ©eni ge vooruitgang te bespeuren. Meneer de Lange werd op zekeren morgen, toen hij weer bij het bed van zijn zoon zat-, plot seling blij verrast, toen deze zei: „Dag Vader 1" Liefdevol legde hij zijn hand op het voor hoofd van den jongen. Frits sloot opnieuw de oogen en scheen rustiger in te slapen dan hij gewoonlijk deed. Vanaf dit oogenblik scheen er eenige verbetering in den toestand van den zieke gekomen te zijn. Niet dat men dit dagelijks zien kon, doch als men hem vergeleek met veertien dagen of zelfs een week geleden, kon men duidelijk eenigen vooruitgang oe- tepeuren. Natuurlijk kon er in den eersten tijd nog niet aan naar huis gaan gedacht wor den! De kamers in het hotel waren geluk kig niet weer besproken, zoodat zij daar rustig konden blijven. Tante Coba was eens over geweest om naar Frits te kijken. Zij had aangeboden hem te verplegen, 'dooh haar hulp was feitelijk niet noodig en Haar haar vriendin, bij wie zij logeerde, plotseling ongesteld was geworden en een rustkuur moest doen, ging zij naar haar terug om voor haar man en kinderen te zorgen. Het duurde nu niet lang meer, of Frits ging zichtbaar vooruit. Harry en Elly maakten hun wandelingen nu met grooter opgewektheid en Elly, die het dorp en de omgeving nog van vroeger kende, vond het prettig Harry den weg te wijzen en hem op veel schoons opmerkzaam te maken. Toen zij op zekeren dag van zoo'n wan deling thuis kwamen, vonden zij tot hun verrassing Frits op een ruststoel onder de veranda van het hotel liggen. Hij had iets meer kleur op zijn nog bleeke wangen en strekte lachend zijn hand naar Elly en Harry uit. „Hallo, ouwe baasJe ligt hier prach tig!" riep Harry uit en Elly zette de bloe men, welke zij geplukt hadden, in een vaas je op de tafel vóór de rustbank neer. „Aan jou heb ik mijn leven te danken, Harry!" zei Frits, toen zijn vriend naast hem was gaan zitten. „Jij was verstandiger dan ik en als ik maar naar je geluisterd had „Papperlapap Daar moet je maar niet meer aan denken!" zei Harry nu. „We zijn er allebei goed afgekomen en ik ge loof, dat jij ook weer gauw de oude zult zijn." „Dat geloof ik ook!" klonk plotseling de stem van den dokter dien zij niet hadden hooren binnenkomen. „Over een paar da gen zullen we eens probeeren te loopen en dan gaat het met reuzenschreden vooruit, 't Zal niet heel lang duren, of mijn oude beenen worden nog jaloersch dat je zoo hard loopen en weer vroolijk springen kunt. En hij had goed voorspeld, want na een week kon Frits reeds een kleine wandeling maken. De vacantie duurde nu nog veer tien dagen en meneer de Lange had beslo ten die in het hotel door te brengen. Daar na zouden zij met Tante Coba huiswaarts reizen. Harry's ouders hadden geen be zwaar, dat hun zoon zoo lang uitbleef. Het was prachtig weer en allen genoten in deze laatste weken volop. Er werden allerlei kleine tochtjes gemaakt en het was aar dig te zien, hoe zorgzaam Elly daarbij was, dat haar neefje zich niet vermoeide. Zoo brak de dag van vertrek aan. Met allerlei herinneringen verliet liet gezel schap het hotel, waar Tante Ooba den vo- rigen dag reeds was aangekomen. Frits had nu weer blozende wangen gekregen, aan zijn schouder en zijn enkd dacht bij niet meer en allen waren dankbaar, dat het ei«de van de reis nog zoo goed was geworden. Bij hun aankomst aan het station stond 'de geheele familie Dammers op het- perron. Allen wuifden vroolijk, toen de trein kwam binnenstoom etn „Hoera!" riep Leni, en Alfred en Ben stemden daarmee in. In twee open rijtuigen werd nu naar huis gereden de groote menschen namen in het ééne plaats en de kinderen in het andere. Wat hadden zij elkaar veel te ver tellen! In het begin spraken allen door el kaar, zoodat niemand iets verstaan kon, maar langzamerhand werd dit beter. Al fred, Leni en Ben moesten natuurlijk nog eens uitvoerige hooren, hoe alles zich toe- gerdagen had, want Harry had het onge luk en vooral het aandeel, dat hij in de redding gehad had, slechts heel onvolledig in zijn brieven naar huis geschreven. Al9 de meeste jongens hield hij niet. van schrij ven en zat hij, als hij een velletje postpa pier vóór zich had liggen, meer in de lucht te kijken en op zijn pennehouder te kau wen dan dat er letters op het papier kwa men. Ook nu was hij nog karig met zijn woor den en zei hij alleen „Nadat ik Frits in de hut gelegd had, ging ik hulp halen beneden in het dorp. Gelukkig kwamen meneer de Lange en Elly er al aanj' Leni was hiermede echter niet tevreden en wist door allerlei vragen er toch achter te komen, hoe de zaak zich precies had toegedragen. Zij vond haar oudste broer tje een echten held en de anderen waren het geheel met haar eens. Ook Alfred had allerlei verhalen over de mooie voetreis, welke hij met zijn vader gemaakt had. zoodat de kinderen Dammers al lang thuis waren ,toen zij elkaar nog steeds wat te vertellen hadden, dat zó<3 gewichtig was, dat het geen uitstel velen kon. Vader en Moeder keken elkaar glim-» lachend aan, toen Leni, die met Moeder en Ben op hun gezellige logeerpartij bij Tanté Jeanne en Oom Arnold ook van allerlei beleefd had, maar niet aan het woord kon komen. Zij gaf den moed echter niet op en 's avonds vertelde zij van de roeitochtjes met Oom Arnold en de pic-nics in hel bosch met de heele familie. Over de klein tjes Gon,- Gré en Tiny was zij niet uitgepraat. „Zulke schatjeszei zij tel kens. 'T „En wie was het aardigst?" vroeg Harry. „Ik weet het heusch niet," antwoordde Leni met zoo'n ernstig gezichtje, alsof minstens het leven der drie kleuters van haar oordeel afhing. „Gon en Gré, de tweelingen, zijn steeds hetzelfde gekleed. Ze babbelen zoo aardig in hun gebroken taaltje en zeiden „Jeni" tegen mi.i. En Tiny is een dot. Die lacht en kraait den heelen dag. Ze mocht altijd mee, als wij uitgin gen en zat dan maar in den wagen naar alles te kijken. Volgend zomer komt de heele familie "hier en dan zul je zelf zien, dat ik nipt ovérdreven heb." Den volgenden morgen aan het ontbijt lag er een groote brief bij Vaders bord. Op het adres stond met flinke letters ge schreven: Aan de Familie Dammers, Het Roode Huis. Toen allen zaten, maakte Vader den brief open en las met duidelijke stem den in houd voor. Deze luidde: De Heer de Lange heeft de eer de familie Dammers uit te noodigen Vrijdag a.s. te gen zeven uur den avond bij hem op het Huis te komen doorbrengen* t i1ftft ft r2 1 1 c»1 ft r Of» B»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 9