Uit Dierenstad.
FEUILLETON.
DE PRIJS.
Eerst keken de kinderen elkaar verwon-*
derd aan, doch toen brak er een oorverdoo-
vend gejuich los, dat te kennen gaf, hoe
deze uitnoodiging in goede aarde yiel. Da
delijk na het ontbijt schreef Vader een ant-=
woord, dat even deftig gesteld was als de
uitnoodiging en stormde Leni de ande
ren moesten naar sohool naar buiten
om Elly op te zoeken. Wat hadden de
vriendinnetjes elkaar veel te vertellen 1
Toen het koffietijd was, waren zij nog lang
niet uitgepraat, 't Was maar goed, dat
hun gouvernante pas de volgende week zou
komen om hun les te geven, want ik ge
loof, dat zij nu hun gedachten nog onmo
gelijk bij aardrijkskunde, rekenen of iets
dergelijks hadden kunnen bepalen. Er viel
ook 000 veel te verhandelen na de weken
lange scheiding!
Vrijdagavond brak aan en even vóór zer
ven stond de geheele familie Dammers ge
reed om naar Het Witte Huis te gaan.
Daar werden zij allerhartelijkst ontvan
gen door juffrouw van Arkel en meneer
de Lange. De groote mensohen gingen in
het 6alon zitten en de kinderen deden in
de huiskamer allerlei vrooiijke spelletjes,
terwijl zij gul onthaald werden. Op het
eind van den avond werden zij in het sa
lon geroepen. De gastheer stond nu op en
zei met plechtig© stem:
„Lieve jongens en meisjes 1 Ik heb jul
lie hier allen vereenigd om je twee dingen
te zeggen. In de eerste plaats, dat ik mij
hartelijk verheug over de goede verhou
ding, welke er tusschen jullie bestaat en
ik hoop, dab de kinderen van het Roode
Huis nog dikwijls op het Witte Huis zul
len komen. Jullie leus zij evenals de onze:
„Hoe meer hoe liever!" Maar er is nog
een andere reden waarom ik allen hier
uitnoodigde: het is mij een. behoefte in al
ler tegenwoordigheid Harry een blijk Van
'dankbaarheid, tevens als herinnering aan
onze reis, te geven. Wat Harry voor mijn
aoon en dus ook voor mij geweest is, zullen
wij nooit vergeten. Gaarne wil ik hem dan
ook' een aandenken aan het gebeurde ge
ven: een gouden horloge met ketting. Ik
hoop, 'Harry, dait je beiden als bewijs van
onze vriendschap trouw zult dragen
aanvankelijk misschien alleen bij feestelijke
gelegenheden; later, als je een man gewor
den bent eiken dag. En ik stel allen aan
wezigen voor met luide stem te roepen:
„Lang leve 'de vriendschap tussclien _hêt
Roode en Het Witte Huis! Hiep-hiepj
hoera!"
Natuurlijk voldeden allen gaarne aan 'dit
verzoek en baj het afscheid dat weldra
yolgde, fluisterde Leni Elly in het oor:
„Ik kan me niet begrijpen, dat wij. in het
voorjaar nog vijanden waren !'a
-B-
door C. H.
De Markt
Een paar weken geleden heb ik jullie een
verhaaltje gedaan uit Dierenstad. Herinner je
je nog. dat ik van de sohool vertelde en van de
stoutigheden van Grijphand? Maar niet alleen
op school was het een lastige knaap, eigenlijk
was hij "de schrik van heel Dierenstad, want
steeds kaalde hij allerlei streken uit en slim,
als hij daarbij was! Daar heb je geen idee van.
't Was een echte rakker.
©liken Zaterdag was er markt in Dierenstad.
De schooljeugd vond het heerlijk, dat dit juist
op Zaterdag viel, want dan hadden zij den
gdhealen dag vrij en zoo kwam het -dan ook, dat
het op 'de markt dn Dierenstad altijd krioelde
van jong goedje: poesjes, hondjes, konijntjes,
muisjes, kuikentjes, alles liep er rond, 6oms
met Moeder om inkOopen te dloen en soms ook
alleen om nu ja, om kattekwaad uit te
halen. Meneer Kater, de politieagent, die altijd
do markt bewaakte en met opgedraaide snorren
en een streng gezicht rondkeek, of er geen on-
deugeudhédén gebeurden, meneer Kater moest
wei eens dien een of anderen hengel hij zijn
kraag pakken en hem naar het politiebureau
breDgen, waar hij dan een uurtje opgesloten:
bleef en achter do tralies eens kon nadenken
over zijn kwajongensstreken. Maar Grijp
hand was meneer Kater altijd nog te vlug af
geweest. Eens meende de agent den deugniet
toch to pakken te hebben, toen Grijphand juist
tusschen zijn pooten doorgleed en bovenop de
muziektent, die midden op de markt 6torid,
Moan, een plaatsje, waar hij veilig was en zelfs
meneer Kater hem niet pakken kon. Ik denk,
'dat "de agent al net als de meester op 6ohool
menigen zucht slaakte over 'dien ondeugenden
Grijphand.
Weet je, waar ons aapje Het liefst cat, als Hel
markt waJs? Boven op de groote, roodo parasol
van Mie Konijn, de vTuchtenkoopvrouw. Mie
bad een 6taületje, dat altijd heel wat bekijks en
veel iktoopers had. Zij verkocht ailïertei lekkere
dingen als: apels, peren, druiven, bananen, drop
chocola, zuurtjes, apenootjes, ja ze had voor de
poesjes zelfs een apart© melk- en roomafdee-
ling en er bestond gelegenheid een portie roOm
of melk' te gebruiken. Dat vonden de kleine
poesjes hot lekkerste, wat je maar bedenken
kon', ja, nog veel lekkerder dan jullie een ijs
wafel viridt.
'Mie zotte altijd haar bril op, afe zij h'aar
klanten hielp, want haar oog en werden oud en
zij wilde toch' graag een goed voorbeeld! geven.
Door de groote, roode parasol zag je uit do
verte reeds, waar Mie zat. Die parasol dïend'e
echter niet alleen om Mie voor de felle zonne
stralen te beschermen, neem, hij deed ook prach
tig dienst bij biet uitstallen van haar koopwaar.
„Hoe kan dat nu?" hbor dk jullie al vragen.
Luister maar. Aan de pariten had Mie 'haat
vruchten opgehangen, die dlaar dOor allen op
gemerkt weiden en den algemJeenen kooplust
Opwekten. Een Keedijke tres 'druiven, eappige
peren, mooie, roöde appels en rijpe bananen
hingen er aan. 't Was maar goed, dat er in
Dierenstad geen giraffen woonden! Heb je we!
©ens. een giraffe gezien? Msscriien in rJtr&
of anders op een plaatje, 't Is een dier met eei
heel langen hals en zoo'n giraffe had natuur
lijk heel gemakkelijk van Mie's heerlijkhede:
aan de parasol kunnen snoepen. Maar zooals ik
reeds zei, die dieren waren er niet en de vruch
ten waren dus veilig voor allen, behalve voo;
Grijphand, want die ondeugd slingerde
zich zeó behendig boven op ide parasol met ee;
lekker rood appeltje in zijn hand, dat nieman>
hem pakken kon.
't Is vandaag juist Zaterdag en we wille!
diis eens eem kijkje gaan nemen op de markt
Het is mooi weer en or zijn veel kooplui en ook
veol koopens. Vader Haan staat met zijn jong
ste zoontje, een aardig, klein, geel kuikentje, b:
het graankraampje van Jansje Geit. Hij wil wa
gen&t voor zijn gezin k'oopen en ook b'oekweite
grutten, daar groeien de kuikenkindertjes zo:
goed van. Luid kakelt hij, als hij denkt, da
Jansje Geit te duur is met haar koopwaar
maar na eenig overleggen worden zij het toe!
samen eens.
In het kraampje ex maast heeft mevrouv
Langoor ze (beet Konijn van zichzelf eer
groote kiool gekocht. Wat zal ze daarWan smul
len met man en kinderen!
O, kijk eens, wat doet Piep-piep, dat ondeu
gende muisje daar? Het heeft een heelen ©Hei
Heine worstjes in 'den bek en gaat er hard me;
vandoor! Ik geloof nooit, dat het daar eerlij!
aankomt. Wacht, daar heb je 't al! Meneer Ka
ter «iet het. Grooten lust heeft hij 't kleine
grijze diing voor zijn diefstal dood te bijten
maar sinds de doodstraf in Dierenstad is afge
schaft, moet hij zich tevredenstellen met der
-deugniet achter slot en grendel te zetten. Sid
derend loopt het Meine muisje, dat stevig dooi
den agent wordt vastgehouden, naast hem mee
Het rilt over al zijn 'ledematen van angst ei
6Óhrik en belooft nooit meer worst te zullen
stelen. Et helpt echter niets aan: het moet zijn s
welverdiende straf ondergaan en als het eeijhad
uur later weer in vrijheid wordt gesteld en Va
der en Moeder Muis hun ondetugenden jongen bl<
uit hOt politiebureau komen halen, trekt Vadei rugl
hem aan een oor en piept boos:
„Kwajongen! Je krijgt den heelen dag geei
eten voor straf!"
Huilend belooft Piep-pdep beterschap, maai egei
Moeder zorgt toch, dat hij in het vervolg nie!
weer alleen naar de markt gaat.
Kijk' ©en's, wüe komen daar zoo deftig oridei debt
een Mauw parasolletje aangestapt? 't Is Moeder
Mesje mOt haar dochtertje Poekiie. Beiden dra veer
gen een strikje om haar hals: Mesje een blauv :-i
en Poefcie een rood. Gearmd komen zij op d< ajn 1
markt en Moeder Meisje draagt een boodschap-
ponarianidb'e. Waar denk je, det ze heen gaan
Regelrecht naaT de "kraam van Mie Konijn. Won:
je moét weten: Poeikie is van'daag juist twee aast
maanden oud en dat Wordt gevierd met een lek
ker portie room bij Mie Konijn. Is het niet otr
van te Watertanden?
Maar hert allerdeftigst van idle menkifoe zoeker;
ie
Ge
de;
vaj
kw
het
■ei
dtu
wii
hev
Miie
er
sch
eini
met
Dad
rcoi
kwe
boo,
oog
niet
cl,
ïooï
M
F>pze
■f,
lom
Mi-
pent
edai
land.
coda;
4J
„Hert kan dief, zea hij zachtjes, ,,'t Kost
o zooveel geld «egt Moeder, en dart kunnen wij
miert betalen".
Peinzend keek1 Herman riOar 'Jan en voor
't eerst kwOim er een gevoel van medelijden in
zijn hort met eem' onder kind. Hij dacht er aan,
dat hij zoo gezond en sterk1 was, en hij toch zoo
maar vijf weken aan' zee mooht gaan logeeren.
En hoer idle zieke Jongen1, die noodig aan zee'
moest zijn om beter te wortlen en die niet gaan:
kon!, omdat zijn Moeder het niet kon betalen,
- Een felle blos Meurde pïoteefinig Herman's ge
laat. H3j had gödtecht, maar terstond had' hïj
die ge/dachte ver weg gedrongen: 'Als Jan eeris
bij tante 'Jo kkm logeeren in mijn plaats?
(MevrouW van1 Dalen h!ald haar gesprek met
Jrin'8 Moeder ge&iricfógd. De vrouw had haar
hetzelfde arieegededtd, alls Jan aan Herman
had verteld. „De Meine zieke ging wel wat
vooruit, maar moest tot volkomen horstel van
gezondheid eön tijdlang naar zee, en dat kon
<dj onmogelijk bekostigen'*.
Nu storid 'Mevrouw op om afscheid te nemen.
fc.'k Hoop eens gauw weer te komen, beloofde
.ie, het beste mét Meine 'Jan".
Op, jdé; waridetog riaar huis was Herman ©til
en aifgdtitokken'. Zijn mOédér meende', dat Hij
aan den zieken jongen docht, die zij pas had
den verloten en hdOpte, dot het zien van een
fcind, dat zdólveel mirider had als hij, "een goeden
invloed op hém mocht hebben.
"Herman dacht ook inderdaad aan Jon, maar
hij dOcht ook aan hetgeen juffrouw Jansen had
gezegd over Het doen van een opofferende daad.
En telkensen telkens, hée hij er ook' tegen
strééd, kwam de gedachte, dat hij Jan in zijn
plaat© nriar tante Jo moest laten gaan, terug.
Toen zij thuis kwamen zei Mevrouw van
Dalen: „Je kunt nog wel ©en brief aan tante Jo
echrijven eer het bedtijd as, Herman".
'k Zal het morgen maar 'dloon Móéder, ale u
Diet goed viridit", zei Herman, „dön ga ik' nu
mijn schoolboeken opbergen".
„Dat is ook' gdéd'", zei zijn Moeder, maar zij
veTworideTde er zich over, idSat' Herman nu heel
géén haast maakte met hét ©dhrijven van den
brief. Zij wist niet, dat Herman maar niet be
sluiten kon. Dan dacht hij, dat hij Jan moest
laten gaan, maar o het was zoo moeilijk, want
zelf was hij zoo dolgraag aan zee.
Toen hij dn bed lag, kon hij den slaap maar
niet vatten. Hij dacht aan al het pleizier, dat
hij bij tante Jo kon hebben en hoe saai het
zou zijn thuis, in de stad te blijven. Maar dan
dacht hij weer aan de woorden van juffrouw
Jansen en zag hij in zijn verbeelding den zieken
jongen voor zich, die niet beter kon worden als
hij niet naar zee ging.
(Eindelijk was zijn besluit genomen, 'k Za
morgenochtend aan tante Jo schrijven of Jai
mag komen in mijn plaats, dacht hij. En won
der. hoewel hij dus zelf thuis moest blijven
wals er toch geen droefheid in zijn hart, maai
veeleer een gewo'el van blijdschap en tevreden- tt
hedd.
Den volgenden mOrgen na Hot ontbijt zett^n
Herman zich tot schrijven.
„Als je klaar bent", hold zijn Moeder gezegd
„breng dan even dén brief hij mij", en had daar
op de kamer veriaten.
Nu ging Herman met den open brief in 'd'
band en een h'ooge kleur op het gelaat naa'
haar toe.
„Vindt u hét goed, wat ik" géschreven Heh
Moeder?" -vroeg hij.
Zal eens kijken", «ei Mevrouw, en las:
Lieve tante Jol
*k -Ben héél erg blij mét uw brief en ik ma|
looie
En
ierei
en e
■orde
and
en,
laats,
vain Vader en Motedér. Tc Had ook heel er* z
graag willen komen, maar tante Jo, er ós eei
zieke jongen, (die niet betier kan worden a-ls hi
niet een poosje aan «ee is. Hij heet Jan. Zijn
Moeder is erg arm. Nu wil ik vragen, mag Jai
in mijn plaats komen, dan «al ik u heel erj -j
dankbaar zijn. Ik ben toch niet ziek.
Uw Mefh. neefje
HERMAN
(V£ordt vervolgd^
Toe
eer
gon
da;
chtig
Een
>m e
't V
bt c
it no
wege
;in,
udwe
n.
doo;
&r r