VOOR DE JEUGD
1SID5CH DAGBSAD
20.
Donderdag 18 Mel.
Anno 1922.
tienden of Vijanden?
/.-'A />*A
fen Veriiaal voor Jongens en Meisjes.
|NaaT het Engelsch van E. GREEN.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK II.
Frits en Elly.
Ben benieuwd, of we hier ook wat men-
i zullen leeren kennen", zei Frits. „Wat
|je?
ik hoop maar van niet", antwoordde
zijn nichtje, met een ernst, die bijna
genoemd kan worden. „In de stad
feen we zoo vree-selijk veel menschen en 't
Ime zoo prettig hier heelemaal niemand
Innen".
maar misschien zijn er wel een paaT
jige kinderen in de buurt, met wie we
l zonden kunnen, spelen".
j schudde echter heel beslist haar hoofd
lint hoewel zij een lief en vrij zwak
was, kon zij er soms toch een zeer 1k>
1 meening op nahouden dikwijls veel
(ster dan haar ouder en aanmerkelijk ster-
efje Frits.
|cih, echt leuke mensehen en kinderen be-
alleen maar in boeken'', zei ze. „En we
|n toch eigenlijk het prettigst met ons
Rn, vin-je ook niet, Frits
Jazeker En we zullen in dit groote huis
het prachtige park natuurlijk genoeg
hebben. Wat zullen we hier 'n leuke
Jetjes kunnen spelen Ik geloof eigenlijk
I dat we hieT niemand noodig zullen he'o-
fe moeten spelen, Frits", begon Elly, die
wendi.ge verbeelding had, nu weer, „dat
0 den riddertijd leven. Jij moet een ridder
(stellen zonder vrees of blaam en ik
rinses of een beschermengel of iets der-
fis. Maar ik moet al je avonturen mee
pen en als diat niet kan, moet je mij bij je
jgkomst alles haarfijn vertellen",
e beide kinderen, die wij hierboven sprê-
1 hebben ingewoerd, zaten samen in een
f>te, mooi-gemeubileerde kamer van het
Huis. Het was eigenlijk de kinderka-
r, maar het was een stokpaardje van me-
r ce Lange alle vertrekken zoo kostbaar
jelijk in te richten.
Illy was klein voor haar leeftijd en zag er
en teer uit, al was zij gelukkig maar
ziek. De stadslucht en het drukke
kleven waren heel verkeerd voor 'haar ge-
Zoolang zij zich herinneren kon, was
amen met Frits opgevoed, zoodiat de beide
leren zich eigenlijk als een zusje en broe-r-
elden, al waTen zij in werkelijkheid' dan
neefje en nichtje. Elly was namelijk het
ge kind van den broer van Frits' moeder
vanaf haar tweede jaar een weesje, dart
ferijk door haar oom en tante werd op
ed, Tante de Lange was voor eenigen tijd
orven en nu dééd haar zuster, juffrouw
Arkél, het huishouden bij haar zwager.
tante was een zeer plichtmatige
iw, die de kinderen uitstekend verzorgde,.
t hun gedachtengang niet volgen kon en
sribeeldingskracht der jeugd geheel miste,
lat Frits en Elly bijna geheel op zichzel-
waren aangewezen, te meer daar meneer
Lange een druk zakenleven leidde. Elly
zich hiervan echter geen rekenschap, zoo-
zij Frats had otm mee te spelen,
Zij had zich in den afgeloopen winter heel
slap gevoeld, al was zij nu weer aardig aan
gesterkt. Dit was dan ook één der redenen
geweest, waarom meneer de Lange het Witte
Huis gekocht had:
De overgang van het drukke, rumoerige en
6toffige stadsleven tot het rustige buiten-zijn
met ad zijn aantrekkelijkheden was een groot
feest geweest voor het gevoelige kind en het
was geen wonder, dat zij niets anders wensch-
te dan het gezelschap van haar neefje, dat in
allo opzichten zoo veel met haar verschilde,
maar met wien zij het toch zoo wondergoed
kon vinden. Bovendien waren zij te veel in
6tad'Sdenkbeelden grootgebracht dian dat zij
verlangen zouden kennis te maken met de be
woners van het Roode Huis, allecD omdat het
hun buren waren. De schoor stee nen van het
huis,- die boven de booraen uitstaken, wekten
hen nieuwsgierigheid niet op. Frits had zijn
vader hoeren zeggen, dat hij zeer nauwkeurig
eou informeoren naar dé jongens, met wie hij
wilde omgaan en het kon hem eigenlijk niet
veel schelen, of hij hier jongens van zijn leef
tijd zou vindén of niet.
„Tante Coba zegt,, d'at er heel weinig men
schen een bezoek hébben gebraCht en dat het
buiten nogal afgelegen schijnt te liggen",
merkte de jongen op. „Maar mij kan het
niets schelen, 't Zal eigenlijk juist leulk zijn.
hier heelemaal op onszelf te leven net als op
een vonkten eiland. En er is een eilandje,
EJly, juist waar de rivier zich in tweeën
splitst. Wie weet, hoeveel plezier we daar
zullen hebben Zoodra je wat verder kuot
loopen, breng ik je er heen. We zouden daar
misschien een kamp Tomnen opslaan. Er ligt
een mooie boot in dé rivier".
„Werkelijk, /Frits Dan kan ik een prinses
zijn, die bijna verdrinkt. Niet heelimaal, zie
je. In boeken verdrinken de menschen altijd
maar 't is veel echter, als je niet verdrinkt
en 'door een prins of zoo iemand nog juist bij
tijds gered wordt."
„Daar gaat de etensbel riep Frits plotse
ling uit en de kinderen liepen nu haastig
.naar liuis, knapten zich netjes op en gingen
naar dé eetzaal.
Hand aan hand kwamen zij de breede trap
af en weldra had/den zij bun plaatsen aan
tafel ingenomen. Elly keek droomerig rond
en vond telkens wat nieuws om te bewon?;
deren. Zij luisterde niet naa.r hetgeen er ge
zegd werd, maar plotseling drongen de woor
den van haar oom tof haar door
„Zooveel te beter Ik ben niet van plan
ook maar iets met hen te maken te hebben,
buren of geen buren. Als zij te trotsch zijn
om ons te kpmen bezoeken, Coba, moeten zij
wegblijven. Ik ben niet om hun gezelschap
verlegen, al wonen zij dan ook nog zoo- dicht
bij".
Op dit oogenblik kwam de huisknecht de
eetzaal binnen met een brief op een zilveren
presenteerblad, welke hij zwijgend zijn mees
ter overhandigde. Meneer dé Lange nam clen
brief aan, maakte bem open en keek hem
vluchtig door. De uitdrukking op zijn gezicht
was al heel norsoh.
„Wat 'n brutaliteitriep hij uit.
„Wat, Vader vroeg Frits.
„Wel, de meneer Dammers, over wien we
juist spraken, vraagt me daar het recht door
ons park te mogen loopen. 't Zou wat moois
vrorden 1 't Is nogal brutaal om zoo iets to
vragen, nadat zij ons eerst genegeerd hebben
Ik zal hem maar dadélijk toonen, hoe ik
over dergelijke dingen denk. Ik liet de ope
ning in de heg met opzet dichtmaken om
dien troop rumoerige kinderen te beletten
door mijn park to gaan".
„Deden zij dat dan vroeg Frits veront
waardigd. „Maar welk recht hebben ze om
op ons gebied te loopen Wij komen toch ook
niet op hun buiten
„Welk recht Natuurlijk hebben zij er hee
lemaal niet het recht toe en ik heb er dïn
ook onmiddellijk een eind aan gemaakt en
zal nauwkeurig toezien, dat het niet weer
gebeurt. Ik begrijp zoo'n brutaliteit niet en
als ik mocht bemerken, dat één der kinderen
mijn vogelnestjes verstoort of zich door mijn
omheining een weg baant, zal ik den veld
wachter waarschuwen ja, dat zaïl ik doen.
't Kan me niet schelen, of 't mijn buren zijn
of niet
Meneer de Lange had een driftig en prik
kelbaar karakter, hoewel hij van nature eigen
lijk niet zoo barsch was, als hij dikwijls leek.
Bovendien had hij een heel verkeerd' denk
beeld van de familie Dammers, zooals uit z'jn
volgende woorden bleek
„Een oplichter die Dammers Niet waard
om hem een hand te geven, als men hem toe
vallig op de Beurs ontmoeten zou. Ik héb
allerlei ongunstige dingen over hem géhoord.
Hij heeft werkelijk een heel slechten naam
en ik ben niet van plan iets met hem te ma
ken te hebben
Nu had meneer de Lange werkelijk heel
veel ten nadeele van een zekeren meneer Dam
mers gehoord en zou hij, van zijn standpunt'
bezien, groot gelijk géhad hebben als hier
geen misverstand in het spel was geweest en
de meneer Dammers van wien hij gehoord
had, een heel ander geweest was dan zijn
buurman. De verwarring was heel natuurlijk,
al zou een kalmer en minder driftig man zich
de moeite gegeven hebben, dit nauwkeurig te
onderzoeken. Meneer dé Lange was echter al
tijd heel haastig met het vormen van zijn
oordeel en nu bovendien geprikkeld door het
verzoek van zijn buurman.
Frits vond, dat zijn vader groot gelijk had
en Elly was niet weinig opgelucht, toen zij
hoordé, dat er geen vreemde kinderen in het
park mochten komen. Zij was wat angstig en
schrikachtig van natuur en bang, dat als de
jongens Dammers vrijen toegang tot hun
park hadden, zij elk oogenblik uit de strui
ken te voorschijn zouden springen' om ben to
verschrikken, zoodat Frits en zij geen oogen
blik vrij zouden zijn.
„Ik ben blij, dat Oom hun geen toestem
ming wil geven", zei zij tegen Frits, terwijl
zij samen van tafel opstonden.
„O, Vader denkt, er natuurlijk niet over.
Dat kan een klein kind toch begrijpen Stel
je voor, dat wij permissie vroegen om door
het park van het Roode Huis te loopen Ik
begrijp zulke menschen niet, maar ze weten
zeker niet beter".
Frits .sprak erg uit de hoogte, zooals hij wel
meer deed. Niet dat hij werkelijk zoo uit dé
hoogte was, maar het kwam waarschijnlijk,
doordat Elly en hij hij hun spelen altijd al
lerlei hooggeplaatste personen voorstelden.
Hierdoor, dachten zij misschien het recht te
hebben op „gewone menschen,, neer te zien,
al was dit dun ook niet onaardig bedoeld. Zij
namen daardoor echter den schijn aan van
trotsch te zijn. Zij hadden altijd in hun eigen
wereldje van droomen en boeken geleefd en
nog. heel weinig van het leven zelf gezien. Zij