Van vier weken, d
omvlogen.
FEUILLETON.
ft'aren echter heel gelukkig en wat ben hun
de wereld schelen, nu zij zoo'n romantisch
huas hadden met een hertenkamp, hoog© hoo
rnen, een eilandje en zelfe een rivier Het
duurde bijna een heel© week, vóór Elly alles
in oo gen schouw - had genomen en den weg in
het park kende. Telkens stond zij weer voor
nieuwe verrassingen.
Meneer de Lange en juffrouw van Arkel
hadden het huis betrokken een paar weken
-vóór de kinderen kwamen. De laatsten had
den nog cenige lessen te vol'gen en zouden nu
tot het najaar vaeantie hebben. Daarné zou
Frits een gouverneur en Elly een Fransche
gouvernante krijgen. Natuurlijk zouden zij
zich gedurende hun lange vaeantie uitstekend
kunnen bezighouden in hun nieuwe omge
ving. Haqd aan hand dwaalden zij eiken dag
opnieuw door het park.
Zoo brak de eerste Zondag in het nieuwe
huis aan en kwamen de kinderen voor het
eerst buiiten het heb. Zij waren nieuwsgierig,
of zij hun buren ook te zien zouden krijgen,
de buren, met wie zij heelemaal niets te ma
ken wilden hebben.
„Het zullen wel echte kleitrappors zijn,
Elly", meende Frits, die met de vooroordéelcn
van een in d'o stad1 opge voeden jongen behept
was. „De mannen zuil Ion hun gezichten wel
-met roode zakdoeken afvegen en de. vrouwen
er uitzien, of ze zóó'uit de a-rk gestapt zijn,
mot groot© mutsen op en grooto sjaals om. Er
zal wel niet veel aan te zien zijn. .Te weet, dat
buitenmenschen er altijd zóó uitzien''.
„Do boeren en boerinnen. Frits, maar de
Ida mos en hoeren toch niet
„O, ik geloof, dat ze al heel veel op elkaar
lijken. Zij zien nooit wat mode is en blijven
altijd hetzelfde gekleed gaan. Maar als ze
geld hebben, zullen zij er natuurlijk een beetje
minder als vogelverschrikkers uitzien".
Dit nam niet weg, dat de kinderen toch
nieuwsgierig waren en zij gingen reedte bij
tijds naar de kerk om alle menschen te zien
binnenkomen. De wandeling edheen was niet
groot en de weg gemakkelijk te vinden. De
kerk was een ouderwetseli., mooi gebouw on
had een klokkenspel, dat werkelijk- heel goed
was. De oude koster scheen dadelijk te begrij
pen, wie deze keurig-gekleede kinderen waren
on wees hur. met een beleefde buiging, waar
door zij niet weinig gevleid waren, plaatsen
aan in een groote bank vlak bij den preek
stoel en tegenover een bank, -die nog leeg was,
doch er precies uitzag als de hunne.
Langzamerhand stroomden die menschen
naar binnen. De meesten varen boeren en ar
beiders. De boerinnen waren mooi gekleed en
schenen toch wel eenig begrip van dte mode te
hebben, behalve een paar oudjes onder hen,
'dl© den kinderen een glimlach afdwongen*
Weldra vergaten zij echter alles doe-r 'het bin-
nenk 'inen van een heelo familie.
Er i klein dóurtje in d'en muur ging open
en '.-.vs pe.vsonen wandelden naar de groote
ba k tegenover Elly en Frits. Voorop liepen
de ouders, onmiddellijk geivoligid dooi* een jon
gen, die er heel aardig uitzag en misschien
één of twee jaar ouder was dan Frits, ep hem
volgde een jonger broertje, d'at veel op hem
leek, maar wiens uiterlijk toch minder aan
trekkelijk was dian het zijne. Daarna kwam er
een meisje, op wie Elly de oogen gevestigd
hield, want zij dacht, dat zij nog nooit zoo'n
aardig meisje gezien had. Een jongen, die
blijkbaar de jongste was, sloot de rij.
Leni want het was natuurlijk de familie
Dammers droeg een groeten hoed en een
keurige, frissche jurk. Zij zag er zóó aardig
uit, dlat Elly de oogen niet van haar kon af
houden. Op eens scheen het meisje haar blik
te voelen en keken dó beide kinderen ClkaaT
nieuwsgierig aan.
Elly was plotseling geheel van meening
veranderd en dacht, dat zij deze familie wel
graag zo-u willen kennen. Zij hadden allemaal
zulke aardige gezichten, dat zij graag vriend
schap met hen zou willen sluiten. Zij wist
eigenlijk niet goed, hoe zij dit moest aanleg
gen, maar zij wilde het eens probeoren door
tégen het meisje te glimlachen. Elly deed
dit dus in de hoop, dat haar overbuurtje haar
met een glimlach zou antwoorden, maar tot
haar verontwaardiging zag zij, dat het an-
deTG meisie uit de hoogte, op haar neerkeek.
Haastig wendde Elly haa.r hoofdje af zij
voelde, dat zij een kleur kreeg.
Het duurde lange tijd vóór zij haar oogen
weer naar de andere bank durfde opslaan.
Eindelijk waagde zii het tusschen haar lange
oogharen (Toot te kijken naar de anderen, op
wie zij tot nu toe niet gelet had. De jongste
cte,r jongens zat naast een dame, die er heel
vriendelijk uitzag en aan het einde der bank
zag zij een heer zitten, die een heel voornaam
uiterlijk had.
„Ik zou wel eens willen weten, wie het'
zijn", d'acht Ellv.
De aantrekkelijke, open gezichten der jon
gens hadden ook od Frits een prettigen indruk
gemaakt, zoodat de-ze evenals zijn nichtje ver
langend was kennis met hen te maken.
Wat Elly nog het merkwaardigst vond', was
dat- -de familie door een aparte deur de kerk
was binnengekomen. Aan hun kant bevond!
zich geen d'enr en Elly nam zich voor, bij het
ui.tgaan der kerk door dezelfde deur te gaan
don konden ze haar niet ontsnappen. Zoo
kwam het, dat zij en Frits vlak achter de
anderen aanliepen.
Plotseling hoorde zij het meisje echter zeg
gen
„Wc moeten den koster waarschuwen, dat
ze. dóór onze deur gaan. Dat heeft nog nooit
iemand durven doen V*
Elly kreeg opnieuw een kleur. „Ik ik
wist hot niet neem het mij alsjeblieft niet
kwalijk", zei ze nederig. „We-we wisten niet,
dat dde deur voor jullie alleen was. Maar-o
mogen wij er misschien ook door
„Ik wil je alleen maar zeggen, dat als
jullie zoo op je rechten staat, je die van an
deren ook moet eerbiedigen luidde het ant
woord. (Wordt vervolgd1*)
Uit Hiekje's dagboek.
„Bosch en Vijver."
3)
17 Aug. Ik heb gisteren niet ii
dagboek geschreven, omdat ik 'savou
moe was van 't ravotten. We speek
het eten roovertje en stuivertje vei
len, zelfs Lottie en Jau deden mee.
vreeselijk leuk en wild! Ik rolde
dadelijk in mijn bed en viel gauw in
Maar vandaag is er iets gebeurd,
toch eveu wil opschrijven. Er zijn pa
ne eendjes gekomen, die geen moede
ben. Ze zijn op de markt gekocht en
lijk nog te klein om zoo op hun eigen
rond te tobben. De andere eenden 1
ze gewoonweg niet uitstaan en zitten
tijd achterna. Toen zijn de kleintjes
mandje gestopt en zoo aan den kant v;
vijver in 't water gezet; dat leek ten
veilig. Maar vanmiddag, toen we aar
zaten, hc-erden we buiten op eens ee
schrikkelijk kabaal. We holden allemaj
't raam en wat zagen we daar? De
jes waren op de een of andere maniei
bü de groote eenden gekomen en di
gen nu op eens1 allemaal op ze aan. Z
ten de stakkers verschrikkelijk, ik k
bijna niet naar kijken. Vóórdat de
beesten weggejaagd konden worden,
er al drie kleintjes dood. Eentje w
toen nog maar over, een zielig, klei:
berend vogeltje, dat angstig piepte
trok het zich het ergste aan van on,
maal. Ze heeft het eendje opgenom
het met haar zakdoek heelemaal scho
droog geveegd, het wat te eten ge
en het toen op een veilig plaatsje
midden in een bakje met water. Da;
het nog heel sitil, toen we zoceven v
naar bed gaat, nog eens gingen k
Het zag er heusch al wat beter ui
zegt, dat ze 't eendje mee wil nemen
huis.
18 Aug. Er zrjn tegenwoordig t<
wedstrijden. Laatst een tenniswedstrijd,
een deed mee, behalve wij natuurlij
hoop, dat ik het ook gauw zal leer
Lijkt me leuker dan 't balletje rapen,
nu mocht doen. Ze waren den heelen d
de baan. Moeder en Vader speeldei
mee. Moeder heeft zelfs gewonnen, 'k
het kranig van haar! Nu komt er wee
zwemwedstrijd. Daaraan kunnen de kin
ook meedoen. Er worden prijzen uitge
De hoop, dat ik wat winnen zal. Als ik
niet tegen Ina of Henk moet zwemmen,
dan verlies ik 't vast. 'k Kan er
natuurlijk bijna niet van slaipeu! Zou i
in bed niet een beetje kunnen oefene
]eert toch immers eerst altijd op 't
zwemmen?
19 Aug. Nou hoor. Ik heb fijn gew
De reis naar Luilekkerland van
Jan en Anna.
8) 3W
Toen keerde hij zich statig om gd zwom
weg. Anna, di© baar tranen afgedroogd had
toen de zwaan naar hen boe zwom on gc-
diacht had, dat hij modelijden met hen kreeg,
'begon op nieuw te scheien. „O Moedor, Moe
dor, riep ze uit, «"wa® ik toch maar bij u ge
bleven Jan zat op een omgevallen boom
stam met de elleboogen op de kniëen en d©
vingers voor do oo-gen. Tranen drupten er
fdoor heen. De madeliefje-s in het gras hadden
innig medelijden met broer en zuster, maar ze
wisten geen middó-1 om hen te helpen. Het
,word al dónkerder en donkerder.
Enkele sterren flikkerden aan den hemel
en (keken op dó kinderen neder. Het was over
al heel stil. Anna was naast Jan gaan zitten
en eindelijk vielen beidón van vermoeidheid
do slaap. Een aardig klein veldmuisje hup
pelde over dten boomstam en zag beid'© kin
deren in hun slaap gJAmlaChen. „Ze dïroomen
zeker prettig", daCht het en dat was waar,
iwant ze droomden van hun Moeder.
Toen den volgenden morgen de zon ail een
gaai] uajen (geschenen had4 worden beiden wak-
V"
ketr, en nadat ze zi'ch lekker gewassdhen had
den in den vijver, zei Jan
„Ik heb een aardige droom gehad, Annie".
„Ja Toe, vertel düe eens".
„Ik dlroomde van huis. Moedór stond te
wenken en te wuiven, maar ik kon niet bij
haar komen, omdat er een breed water t-u6-
echen ons. was. Zij riep en ik riep terug, wc
Ijepen langs den kant, maarr or was nergens
een brug. Toon we daar zoo heen en weer lie
pen en zodhten om bij elkander te komen,
zag ik in eens een ldllcin muiisj© te voorschijn
springen, dat tegen mij begon te praten. Het
zei„Je bent een domme jongen, Jan, waar
om maak je zelf geen brug of geen schip
„Een brug of een schip zei ik.
„Ja zeker, bind wat van die diikke houten
aan elkaar en neem eon stok, den langste,
die je in het 'bosch kunt vinden, en boom
daarmee na'ar dón overkant.'''
„Maar waarmee moet ik die houten "aan
elkander binden, muisjelief
„Met de biezen, die aan den waterkant
groeien", zei de muis. „Je bent een d'otmme
jongen".
„Dank je muisje", riep ik, „want het kleide
beestje sprong in eens weg. „En Annie, ik
dacht, dat wij het toch wel eens beproeven
konden, want of wij hier al blijven staan,
daar kofmen wij niet yerider door, vindt je ook
niet?"
Ze sleepten éen tiental stammetjes u
boech en beproefdón die aan elkander t
den, maar dat was alles behalve gem aki
want telkens braken dó biezen. Een
muisje zat adhter 'n boom naar hen te i
on streek zich van plezier zijn snonrebaa
"Want hij had 's nacht® stilletjes Jan
droom in het oot gefluisterd. Toen het
dag werd waren zij nog maar weinig
dórd en gingen zij het bosch in, oim
aardbeien en blauwe bessen te zoeken,
mee zij, zoo goed! en zoo kwaad het .ging.
nen honger stilden. Maar ze klaagden n1.
meer, want ze wenkten hard, en dacht
alleen ernaar aan om naar hunne Moeder
te keeren. Eiken nacht fluisterde het aa
muisje hun prettige droomen in het oor
dat zo 's morgens' verkwikt wakker wf
Eindelijk was het vlotje klaar. Jan hal
lang cPun stammetje gevonden en bepro
nu langs dten kant of 'hij boomen kon
ging bcwen verwachting goed! en zij aam
den den overtocht. Toen ze veilig en we
den overkant waren, vielen ze ©ikande
verrukking om den hals. Ze liepen et
snel ze konden naar huns en ik behoef
to zeggen hoe blijde hun Mioedler was,
hoe vedheugid zij zeiven waren. Ze h(
nooit meer verlangd om1 naar Luilekke
te gaan, ri