19.
Donderdag 11 Mei.
Anno 1922.
enden of vijanden?
M
verhaal voor Jongens en Meisjes,
r het Engelsoh van E. GREEN.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK I.
Groote verontwaardiging.
Leni! Wat is er gebeurd? Je ziet er
onheilspellend uit!"
agens! Jullie raadt het nooit! 't Is
En Madeleine Dammers of Leni, zoo-
door iedereen genoemd werd, liet zich
van opwinding en met roode wangen
itterende oogen op het gras vallen. Haar
'oertjes stonden nieuwsgierig om haar
waren juist uit school gekomen en
bij het hele van hun tuin door Leni
jeht, diie blijkbaar popelde van ongeduld
het gewichtig nieuws mee te deelen.
wat is er dan bocSh gebeurd?" vroeg
oudste van hen en een groote jongen
[tien jaar.
nare man! Ik haat hem!" begon Leni
ie in haar uitdrukkingen altijd nogal
vooral als zij boos was.
is die nare man? Over wiem heb je het
maakt ons werkelijk nieuwsgierig,"
de jongste van allen en een jaar
Ldan Leni. Ben en zijn zusje waren in
enooten. Wat Harry of Alfred ook
zeggen, Leni was er altijd van over
lain bij Ben te vinden Ook nu wendde
hoofdzakelijk tot hem, terwijl zij voort-
I het je vertellen al zul je het niet
igelooven, vóór je het zelf gezien hebt.
i man meneer do Lange heeft het
I de heg dichtgemaakt en er een bordje
jet met „Verboden Toegang Art. 4-61 van
jafwetboek" er op. In bet vervolg moeten
dien akeligen, stoffigen, vuilen grind -
Jopen, die een heel eind om is. Is 't
gehande?"
agens keken elkaar eens aan en Harry
Ite fluiten. Ben's zwarte pogen schibter-
laar het was Alfred, die het eerst sprak,
ps wat moois!" begon hij. „Wat een bru-
feuwelingI En we zijn er altijd doorge-
[We mooten H aan Vader vertellen, 't Is
streek! En we zullen ons er niet bij
Jgen!"
Fs oogen fonkelden.
j zeg ik ook," zei ze, „maar Moeder be-
|dat zij er het reoht toe hebben. Moeder
iet jammer, dat zij en Vader nog geen
hebben afgelegd in het Witte Huis Dan
I misschien niet gebeurd zijn en wij wel
ming hebben gekregen door de heg en
[hei smalle paadje te gaan. Ik geloof, dat
zijn, omdat Vader en Moeder hen niet
[tamd hebben en dat zij zich op die ma-
pken Bah! wat min!"
>egrijp eigenlijk niet, waarom Vader en
fc er geen visite gemaakt hebben," mengde
zich nu in het gesprek. ,,Ik weet zeker,
i Moeder er over heb hooren praten."
[Moeder zou het ook gedaan hebben, als
gebeurd was."
erg vervelend, dat we nu altijd den
leg moeten nemen," zei Harry weer,"
par meneer de Lange de plaats gekocht
i d'eee zijn eigendom. Zoolang het huis
tod en aan onzen ouden vriend behoorde,
1 wat anders, maar we hebben toch ai
rten, dat het weer bewoond kon worden,
hadden ze ons wel wat beleefder
kunnen waarschuwen, 't Lijkt wel, of we land-
loopers zijn."
,,'t Is vreeiselijk!" begon Leni opnieuw. „Onze
leuke paadjes te vorsperreu! Als ik dien ouden
brombeer tegenkom, zal ik 't hem eens goed
zeggen!"
„Laten we eerst maar gaan theedrinken,"
stelde Alfred voor. „Vader zal er ook niets
over te spreken zijn."
De beide buitenplaatsen: het Roode Huis en
het Witte Huis waren oorspronkelijk één be
zitting geweest- De oude meneer Dammers, de
overgrootvader der kinderen, had zich door
geldelijke verliezen genoodzaakt gezien bet
grootste gedeelte van het park te verkoopen.
Dit heette naar de boerderij, wolke er op stond,
het Witto Huis en de nieuwo eigenaar had
deze boerderij door een groot heerenhuis laten
vervangen.
Tot voor korten tijd was het Witte Huis het
eigendom geweest van de familie van der Hoop
en had er altijd een bijzonder goede verstand
houding bestaan tusschen de beide huizen.
Maar ongeveer drie jaar vóór dit verbaal
begint, was de oude mevrouw van der Hoop
zóó ziekelijk geworden dat zij en baar man
naar het Zuiden waren gegaan. Spoedig daar
na was de oude dame gestorven. Do eigenaar
van het Witte Huis kon er maar niet toe over
gaan bet huis weer te bewonen en had einde
lijk beslaten het te verkoopen. Het werd ge
kocht door een meneer de Lange, een vreemde
in diie streek. Hij had het met zijn schoonzuster,
juffrouw van Ark el, zijn zoon en zijn nichtje
betrokken.
Dit was alles wat de familie Dammers van
de nieuwe bewoners van bet Witte Huis wist.
Zoolang de kinderen zich herinneren konden,
waren zij door de opening in do heg en langs
het smalle paadje naar het dorp gegaan en
hieraan was nu plotseling een einde gemaakt!
Hun oude vriend, meneer van der Hoop, had
met de kinderen steeds op goeden voet gestaan.
Geen wonder dus, dat zij nu verontwaardigd
waTen. Bovendien kwam het pad heelemaal
ndet in de nabijheid van het huis of van den
moestuin, zoodat aij niets bederven konden.
Bijna niemand anders maakte gebruik van de
zen korten weg en daarom voelden zij de be
leed iging als iets persoonlijks.
Meneer Dammers luisterde aandachtig naar
hetgeen de kinderen vertelden, al kostte het
hem in de eerste oogenblikken eenige moeite
hen te verstaan, daar zij allen door elkaar
Zoodra hij de toedracht drer zaak echter be-
gropen.had, was ook hij verontwaardigd en be
schouwde hij het gebeurde, evenals zijn kinde
ren, als een beleediging, al had de nieuwe
eigenaar dan ook het recht zoo to handelen
„Ik had gedacht, dat ons dat recht niet ont
nomen kon worden," zei Harry.
Zijn vader schudde echter het hoofd en ant
woordde:
„Daarin vergis je je, Harry. Meneer de
Lange is volkomen in zijn recht."
Lenii's gezichtje betrok.
„Bedoelt u, Vader," vroeg zij, „dat wij het
ons maar moeten laten welgevallen en er niets
tegen kunnen doen?"
Meneer Dammers antwoordde glimlachend:
„Ik zal een briefje aan meneer de Lango
schrijven, hem daarin uitleggen, waarvoor jul
lie het pad gebruikten en hem beleefd verzoe
ken, ons toe te staan dit te mogen blijven doen,
hem daarbij de verzekering gevend, dat julliq
nooit ter zijde van het pad zult loopen en
niets beschadigen zult. Ik vertrouw, dat jullie
er geen misbruik van maken zult en denk wel,
dat mijn verzoek toegestaan zal worden. In dat
geval zullen Moeder en ik er een visite maken
en mondeling nog eens nader toelichten, welk
een groot gemak dit pad altijd voor ons is ge
weest. Wie weet, of dozo kennismaking niet het
begin wordt van een vriendschap tusschen de
beide huizen."
Leni en Ben waren er nog niet zoo heel ze
ker van, of het eigenlijk niet leuker was een
voete met hun buren te hebben dan dat alles
in vrede en vriendschap werd opgelost. Zij be
grepen eChter wel, dat als zij dit tegen hun
vader zeiden, deze misschien weigeren zou hen
te helpen en dan waren zij nog verder van huis.
Meneer Dammers schreef dus een brief, stol
de hem in zeer beleefde termen en liet hem
nog dienzelfden avond bij zijn buurman be
zorgen. Den volgenden dag tegen twaalf uur
kwam er antwoord, maar tot Leni's groote ver
ontwaardiging weigerde haar moeder den brief
te openen, daar zij hiermede wilde wachten, tot
Vader thuis kwam en het ongeduldige meisje
moest haar nieuwsgierigheid dus bedwingen,
totdat Vader en de jongens tegen vijf uur huis
waarts keerden.
„Vader, Vader, er is een brief! Jongens, hoo
ren jullie het? Er is een brief gekomen! O Va
der, maakt u hem toch eens gauw open. O, n
weet niet, hoe opgewonden ik sinds vanmiddag
al ben!"
Het gezicht van meneer Dammers was even
kalm als altijd, terwijl hij den brief open
maakte, maar nadat hij een paar regels ge
lezen had, fronste hij de wenkbrauwen. Zonder
een woord te zeggen gaf hij den brief aan zijn
oudsten zoon, waarop hij naar zijn studeer
kamer ging. De kinderen stonden allen om
Harry heen en deze las:
Geachte Heer. In antwoord op uw schrij
ven kan ik U mededeel en, dat ik, toen ik deze
bezitting kocht, volkomen op de h-oogte was
van allo rechten, welke men op haar kon laten
gelden. De vrije toegang door de haag en langs
het smallo pad was hieronder niet begrepen.
Ik ben van plan den tuin veel meer aan te
leggen dan mijn voorganger deed en duld daar
om geen vreemden op mijn terrein. Ingevolge
hiervan gaf ik mijn orders voor moengenoemde
opening in do haag Zij is nu dioht en moet
dicht blijven. De grindweg staat voor allen opon
en mijn park is niet langer een openbare weg.
Hoogachtend,
RICHARD DE LANGE.
Het Witto Huis, 15 Maart 19
Nu brak de storm eerst recht los! Daar allen
door elkaar spraken, was bet niet gemakkelijk
hetgeen er gezegd werd te verstaan. De alge-
meone verontwaardiging was groot en zij wa
ren vast besloten „het er niet bij te laten rit
ten." Waarschijnlijk drong het geluid van bun
stemmen tot in de kamer van meneer Dam
mers door, want na eenige oogenblikken ging
de deur open en naderde hij het opgewonden
groepje.
Zijn verschijning scheen de gemoederen wat
te kalmeeren. De kinderen zagen, dat ook hij
boos was en luisterden gretig naar hem. Zij
voeldon, dat bij aan hun kant stond. Maar
helaas vinden kinderen dikwijls, dat de 'ver
ontwaardiging van hun ouders zóó geheel van
de hunne verschilt, dat zij er eigenlijk niet veel
door gebaat worden. Leni, die op één beeü
rondsprong, zooals haar gewoonte was, als zij
in groote opwinding verkeerde, was vol hoop.