VOOR DE.JEUGD
No. 14.
Donderdag 6 April.
Anno 1922.
ft<5jp)TT(5^TT(ó^)'
\S#5/ it i itin i i>Tit i iiïï
G>rK*
1EIDSCH DAGBIAD
De Man van het Gezin.
•vo
Naar het Engelsch van J. CHAPPELL.
Vrij bewerkt door C. H.
2)
Vervolg van HOOFDSTUK II»
Min of meer verlegen maakte Tom het hek
open en naderde het meisje. Zij had lang,
bruin haar, blauwe, schitterende oogen en bij-
•'zonder rose wangen. ALs Tom minder vervuild
(was geweest van zijn eigen aangelegenheden,
zou hij opgemerkt hebben, dat haar oogen
'niet van blijdschap schitterden en dat de
■kleur; van haar wangen niet natuurlijk was.
„Wilt u uw moeder eens vragen, of zij één
van deze mooie kraagjes koopen wil be
gon hij.
„Nee, dank je wel I" antwoordde het meisje
boos. „Ga weg
Tom keek haar met groote verbazing aan.
Zij zag er zoo aardig uit, dat hij zijn ooren
bijna niet gelooven kon. Haar ruwe manier
van sproken paste in het geheel niet bij haar
uiterlijk.
„Ga weg, zeg ik je herhaalde ze, terwijl
zij met haar voetje op den grond stampte.
„Versta je me niet Waar wacht je nog op
Als je niet^gauw maakt, dat je wegkomt, zal
ik mijn vader vragen je weg te jagen".
„Die moeite kun je je besparen'», antwoord
de^ Dom kalm. „En je hoeft je ook niet zoo
drxftiig te maken, daair is geen enkele reden
voor". Bij deze laatste woorden keerde hij
zich om en lie.p met opgericht hoofd den voor
tuin uit, het hek met een harden slag achter
zich dicht trekkend.
Voor het eerst besefte hij, welke positie hij
nu in het oog der wereld innam. Hij en zijn
zusjes waren in vroeger jaren dikwijls in der
gelijke huizen als welkome gasten ontvangen.
Hij was nog dezelfde Tom Tyrrel van to^n j
hij had zijn Zond'agsche pak aangetrokken <?n
een schoon boordje aangedaan, maan- omdat
hij probeerde wat te verkoopen, dlurfdé een
klein meisje, dat zichzelf blijkbaar een heele
dame vond, hem zóó toespreken. Hij hoopte,
dat hij nooit zoo ruw geweest, was tegen
iemand, die hem iets, wat hij niet noodig
had, te koop had aangeboden, maar hij her
innerde zich zoo iets niet. In elk geval zou
hij 't in het vervoig nooit doen.
Terneergeslagen en vernederd als hij was,
wiLde hij zijn pogingen echter nog niet opgo-
ven. „Ik ben er toch niet minder om, al ging
dat kind zoo op me aan hield hij zichzelf
voor, den weg opnieuw oversteekend en op
een deur afstappend, waaT hij juist iemand
had zien binnengaan.
„Maar ik zou wel minder zijn, als ik Suusje
teleurstelde, omdat ik bang was voor een
paar harde woorden. Ik ben toch de man van
het gezin
Op dit oogenblik werd zijn aandacht ge
trokken door een klein voorwerp, gedeeltelijk
donker en gedeeltelijk blinkend, dat aan deu
kant van den weg lag.
Het was een beursHij raapte haar op.
Zij was erg oud en versleten en toen Tom
haar open 'deed, vond hij er slechts een
kwartje, een dubbeltje, twee halve stuiver
stukken, een postzegel en een recept voor ge
barsten handen in. „Degene, die de beurs ver
loten heeft, zal haar zeker zoeken", dacht
kij. „Ik wou, dat ik den eigenaar vinden
kon".
Bh keek den weg in beide richtingen ai.
maar zag nienvand. Daarop stak hij de pude
beurs in zijn zak, met het plan haar op zijn
terugweg naar het polit.ie-bureau te brengen.
Hij -wilde echter eerst nog een poging wagen,
zijn koopwaar aan den man te brengen.
Ditmaal was hij gelukkiger. Het meisje,
dat de voordeur open deed, liet hem in de ves
tibule komen en bekeek met zichtbare bewon
dering en verlangen de mooie kant. Zij riep
er nog een ander dienstmeisje bij. De laatste
hield haar hoed in de hand, want zij had
juist even een boodschap gedaan.
„Zijn ze niet mooi, Marie vroeg de eer
ste, terwijl zij het spits toeloopende kraagje
in de hand hield. „En niet eens zoo duur,
want ze zijn keurig gewerkt''.
Marie nam één der manchetten in de hand
en bekeek die aandachtig. Daarna vroeg zij
den prij'9.
Toon noemde dien min of meer zenuwachtig
en hij was blij, toen hij zag, dat deze blijk
baar niet tegenviel. Integendeel Marie be
gon, haar hoofd een weinig schuin houdend,
zichzelf de verdiensten van het kraagje, dat
er bij behoorde, voor te spiegelen.
,,'t Zou keurig staan op mijn beste zwarte
japon", merkte zij op.
„Zeker 1" haastte Tom zich te zeggen. „Moe
der droeg er, vóór zij in den rquw ging, ook
één op haar zwarte japon.'En u kunt de
strikjes er afnemen", voegde hij er nog aan
toe.
„"Waarom vroeg Marie.
„Omdat de kleur U misschien niet staat",
antwoordde Tom, niet wetend, hoe hij met
deze woorden zijn eigen glazen ingooide.
„Mijn zuster zegt altijd, dat alleen blonde
menschen lichtblauw kunnen dragen".
Arme Tom Hij wist natuurlijk niet, dat
Marie's teere punt haar donker uiterlijk en
haar lievelingskleur lichtblauw was. Het an
dere meisje lachte en dat maakte de zaak
nog erger. Marie wierp kraagje en manchet
ten in het mandie terug en liep weg, het aan
(je anderen overlatend, of or zaken gedaan
zouden worden of niet.
„Je hadt haar niet meer in haar zwak kun
nen tasten dan je deedt'', z>ei het eerste meisie
lachend. „Trek er je maar niets van aan. Dit
kraagje zal ik nemen".
Tom's oogen straalden. Eindelijk zou hjj
dan toch succes hebben
Marie", riep het meisje, terwijl ze haar
beurs te voorschijn haalde om Tom to betalen.
„Kun je me een kwartje leenen
Geen antwoord. Even later kwam Marie
echter aangestormd. „Ik heb mijn beur3 ver
loren riep zij uit, „en ik geloof vast, dat
die deugniet hem heeft Er was niemand in
de straat en ik had 'm nog vlak vóór 't huis".
„Bedoel je mij soms vroeg Tom, voor den
tweeden keer op dezen dag geheel beduusd.
Maar deze ontzettende beschuldiging deed alle
kleur uit zijn gezicht wogtrc-kken en Marie
zag hierin een bevestiging van haar vermoe
den.
„Ja natuurlijk, wie anders riep zij uit.
„Hou hem vast, Anna, terwijl ik zijn zakken
nakijk".
HOOFDSTUK IIï.
„Houdt den dief
„Ik heb een beurs gevonden buiteD het
hek", zei Tom, zich plotseling herinnerend,
wat hij één oogenblik heelemaal vergeten
was. „Als die van u ie, zal ik 'm u teni^ggovep
m3ar ik zou u aanraden mij niet meer voor
dief uit te maken".
„Ja, 't is de mijne riep Marie uit, hem
de beurs, welke hij nu in zijn hand hield, af-
grijpend. „Gevonden Jawel Dat kan je eeJ
makkelijk beweren Waar is de rijksdaalder,
die er in was Waar is de rijksdaalder
„Er wa£ geen rijksdaalder in", antwoordde
Tom. „Er was niets meer in dan er op dit
oogenblik in is. Dat. weet ik heel zeker En
liegen -doe ik niet 1"
„Keer je zakken binnenste-buitenhieU
de booze Marie aan.
Tom deed zulks, toen tusschen een verza
meling stompjes potlood, knoopen, touwtjes
en stukjes krijt plotseling een geldstuk op
den grond viel.
Marie greep het, als een roofdier zijn prooi,
en hield het met een boosaardigen grijnslach
cwr.boog.
„O, jou slechte jongen zei zij, terwijl An
na zwijgend en in gespannen verwachting
toekeek. „Je liegt nooit, zeg je Je vondt de
beurs, is het niet En er was niets in, wel
Jij deugniet, ik zal onmiddellijk de politie
laten komen om je op te sluiten".
„Wat is hier te doen Wat. is er gaande
vroeg plotseling een jongensstem, terwijl een
jongen, die een paar jaar ouder was dan Tom
naair voren kwam.
„O, jongeheer Wouter, zou u alstublieft even
een agent willen halen vroeg Marie. „Deze
jongen heeft mijn beurs gestolen".
„Dat hfb ik niet gedaan 't Is een leugen!"
riep Tom uit, op het punt in tranen uit to
barsten. „Ik heb de beurs gevonden en ze'g
hem heelemaal niet
„Wat. zag je niet vroeg Wouter nu.
„Den rijksdaalder. Tk vond 'm vlak vóót»
het. hek", zei Tom, die in zijn zenuwachtig
heid omsamenhangend begon te spreken. „Ik
weet er verder niets van''.
„Op die manier schieten wij niet op", zei
Wouter nu met een waardigheid als van een
rechter. „Je spreekt jezelf tegen en je valt'
over je eigen woorden. Marie, vertel jij het
eens", ging hij voort, zich tot het dienstmeisje
richtend. ..Laat ons van jouw kant eens hoo-
ren. hoe de zaak zich hoeft, toegedragen".
Marie deed nu hot verhaal, waarbij het don
armen Tom te moede was. alsof hij door een
vree sel ijk benauwden droom gekweld werd.
Hij begreep maar al te goed, dat de schijn
teeen hem was vooral het vinden van den
riiksdiaakler, nadat hij zoo beslist gezegd bad,
dat hij dien niet gezien bad. was bedenkelijk.
Tom ha.d namelijk niet gezien, d&t de beurs
stuk was en het geldstuk half in een plooi
verscholen zat, om zoodra hij de beurs in zijn
zak gestoken had, daaruit te glijden.
Wouter Luisterde aandachtig en deed zijn
best er zoo gewichtig mogeliik uit te zien.
„Het kómt mij voor", zei hij, nadat Marie
uitgesproken had..op strengen toon togen Tom
„dat de schiin geheel tegen je is".
Tom kon zijn tranen nu niet langer bedwin
gen en zei met trillende stem, dat hij de
beurs op straat gevonden had, nog geen twee
minuten, vóórdat hij aangebeld had om zijn
kant, te koop aan te bieden.
„Dan meet je Marie thuis hebben zien ko
men", zei Anna, die ook aan de waarheid van
zijn woorden twijfelde. „Waarom heb je dan
niet gevraagd, of zij wat verloren bad
Tom kon hierop geen antwoord geven. Hij
had heelemaal niemand gezien.
„En dan de sluwe manier, waarop hij den