VGDR DEJEUGD
IEIDSCH DAGB1AD
13. Donderdag 30 Maart. Anno 1922.
»i»
•«55®
•*.e
.r/. ÏL° °JL°i »JL«°JL>'A.' i slj*i *JL''Aj i »Aj tJL»6 iX»i uL*dL*t tL* »>A*t A.«*JJ
De Man van het Gezin.
BfflBPI m WH M lWMWMBMMMMMMMMaMIMI 11 1110 II III I UfiUM IIIIWHII
i
V»®»/ tl 1 ""l I MUI I mi
O/»
Naar het Engelsch van J. CHAPPELL.
Vrij bewerkt door C. H.
1)
HOOFDSTUK I.
Toms plan.
,,In elk geval ben ik de man van het ge
zin, Moeder", zei Tom Tyrrel. ,,En u hebt
toch niet vergeten, wat ik Vader be
loofde V'
Mevrouw Tyrrel glimlachte. Misschien
kwam het, doordat haar haar zoo grijs
werd of mischien was het haar weduwen-
kapje, dat haar zoo'n ander uiterlijk gaf,
maar Tom verbeeldde zich in den laatsten
tijd iets in haar glimlach te zien, dat hij
er vroeger niet in ongemerkt had, iets dat
hem het gevoel gaf, dat hij zijn armen om
haar hals moest slaan en haar een bijzon
der hartelijken zoen geven.
Zij glimlachte heel teeder, toen zij in het
t eerlijke jongensgezicht keek met de groote
helderbruine oogen én den donkeren krul-
lebol, die reeds tot even boven haar schou
der kwam.
,,Ik wil je den moed niet ontnemen, bes
te jongen," zei zij. ,,Maar ik weet werke
lijk niet, wat je zoudt kunnen doen".
,,0, maar i k weet het wel, Moeder! Hec
is heel eenvoudig, antwoordde Tom op ver-
trouwelijken toon „Luistert u nu eens en
jullie ook, vooral Alice". Bij deze laatste
woorden keek hij zijn oudste zusje aan.
„Alice kan immers zulke mooie kant van
point lacé zeg ik het zoo goed
maken En u weet toch ook, hoe Mina en
Anna en allo dienstboden, die wij gehad
hebben, dikwijls kant en borduursel aan
de deur kochten en er soms veel voor be
taalden! En verder, dat er aan den Sta
tionsweg, voorbij de brug, zulke groote
huizen staan 1 Nu, mijn plan is, dat, wan
neer Alice een paar heel mooiè, fijne kraag
jes maakt, ik die op Zaterdagmiddagen
langs de huizen zal aanbieden, om ze voor
een goeden prijs te verkoopen.. Als Alice
flink werkt en ik goed verkoop, zullen we
misschien in een maand of zoo genoeg geld
bij elkaar hebben om Suusje een heele week
naar zee te laten gaan. Dat is m ij n
plan! Wat zegt u er van V'
Tom had bij het spreken een kleur ge
kregen en bij zijn laatste woorden schit
terden zijn oogen. Hij zag er heel geest
driftig uit en had zóó aan één stuk door
gesproken, dat niemand er een woord tus-
schen had kunnen krijgen. Maar toen hij
uitgesproken had, maakte de kleine, vijf
jarige Dora een sprongetje van plezier, ter
wijl zij uitriep: ,,Ik ook! Ik ook naar zee,
Tommy!" en kwam or op Suusje's bleek
gezichtje een wonder-blijde en gelukkige
uitdrukking.
Mevrouw Tyrrel scheen de eerste écn of
twee minuten niet te kunnen spreken, hoe
wel zij* Tom liefdevol tegen zich aantrok en
haar wang tegen de zijne legde. Maar Ali
ce, de oudste en een groot meisje van 14
jaar, scheen minder verrukt over het plan
te zijn en wendde het gezicht onwillig -af.
„Het is heel lief van je, m'n jongen, zoo
iets te bedenken", antwoordde mevrouw
Tyrrel nu, „maar geloof je werkelijk, dat
het je bevallen zou Het is heusch niet
prettig, Tom, om op die manier langs de
huizen te gaan".
„Daar heb ik wel aan gedacht, Moeder",
antwoordde Tom op den ernstigen toon,
dien hij soms aansloeg. „Natuurlijk zeg ik
niet, dat ik het prettig zal vinden
en ze zullen me wel eens afsnauwen ook,
maar ik ben geen jongejuffrouw en zal er
niet van bederven 1"
„Het zou toch een erge vernedering voor
de familie zijn", bracht Alice in 't middën.
„Maar wat steekt er in vroeg Tom
haar. ,,'t Is in elk geval een eerlijke ma
nier om aan geld te komen. En wat zou
het heerlijk zijn, als we Suusje een week
naar zee konden laten gaan't Zou haar
zoo'n goed doenDokter Koning zegt, dat
zij zeelucht juist zoo noodig heeft; een
andere manier om haar die te verschaffen
weet ik niet.
„Maar je bent toch een jongeheer!" zei
Alice weer. „Dn hoe arm we cok zijn, moeten
we dat toch nooit vergeten!"
„Dénk je werkelijk, dat ik geen jonge
heer meer zal zijn, wanneer ik geprobeerd
heb je kant langs de huizen te verkoopen?"
vroeg Tom. „Ik gejoof, dat als ik £?ld ge
noeg ophaaj om de twee kleintjes naar zee
to sturen, ik me heel trotsch zal voelen,"
voegde hij er lachend aan toe. „Dan ver
beeld ik me misschien wel, dat ik eèn me
neer ben en u vindt het goed, is niet, Moe
der?"
„Ik wil je mrjn toestemming niet weige
ren, Tom," antwoordde mevrouw Tyrrel.
„Als Alice haar aandeel in de werkzaamhe
den op zich wil nemen, vind ik. het goed."
„Bravo!" riep de jongen uit, zijn moeder
omhelzend. „Nou, Lice, beste zus, je laat
me toch niet in den steek?"
„Ik moet er nGg eens over nadenken,"
antwoordde Alice op koefen ,toon, waarna
zij de kamer verliet. Er gleed eenscha
duw over Toms zonnig gezicht, al gaf hij
allo hoop nog niet dadelijk op.
Meneer Tyrrel was een jaar geleden ge
stoven, zijn vrouw en vier kinderen in zeer
bekrompen omstandigheden achter latend cn
zoo kwam het, dat het arme Suusje dat
in den afgeloopen winter zóó ziek was ge
weest, dat men voor haar leven vreesde
niet naar zee kon gaaTï, zooals de doKter
baar voorgeschreven had. Tom iad zijn
vader op diens sterfbed beloofd, dat hij al
tijd goed voor zgn moeder en zusjes zou
zorgen, maar niemand dacht, dat hij be
halve natuurlijk door hulpvaardig en gehoor
zaam te wezen en zjj'n moeder geen ver
driet te doen hiertoe in Citaat tou zijn,
zoolang hij naar school ging. Doch zgn
plan: Alice's werk te koop aan te bieden,
was een nieuw gezichtspunt; het zou hem
in staat stellen practische en onmiddellijke
hulp te verleenen. En hoewel mevrouw Tvr-
rel er weinig verwachting van koesterde,
wilde zij den jongen toch niet den moed
benemen. Zij was diep geroerd door hét
geen Tom gezegd had.
Toen zij dien avond, vóór zij naar bed
ging, nog eens^even naar de kinderen ging
kijken, lag Alice onrustig in haar bed heen
en weer te woelen.
„Denkt u werkelijk, dat het goed is,
Tom zim gang te laten gaan, Moeder?"
\Toeg zij.
„Het moet goed zijn, omdat zijn goed
hart er uit spreekt," luidde het antwoord.
„Maar ik kan het denkbeeld niet ver
dragen, dat mijn mooie handwerken ver*,
keebt worden," zei Alice weer.
„Ook niet, als je weet, dat je Suusje er
mee gezond zult kunnen maken?"
Op dit oogenblik bewoog Suusje, die met
Alice de slaapkamer deelde, zich onrustig
haar slaap. Zij mompelde:
„Wat een mooie schelp! O, die wil ik
graag hebben!" Het arme kind droomde van
de zee, waarnaar zg zoo vurig verlangde.
Alice was diep getroffen. Zij keek naar
het bleeke gezichtje op het kussen en dacht
met tranen in de oogen er aan, hoe dank^
baar allen geweest waren, dat God het kind
voor hen gespaard had. Neen zg mocht
Suusje dit uitstapje niet onmogelijk maken.
Het was haar plicht zelfs, zooveel dit in
haar macht was, tot het slagen van Toms
plan bij te dragen.
„Ik zal kant maken," zei ze, „en morgen
dadelijk beginn.n. Ik zal zoo hard mogelijk
werken."
HOOFDSTUK II.
Een ongelukkige vondst.
Eu Alice hield woord. Zij had nog heei
veel benoodigdheden voor het vervaardi
gen van point-lacé in huis, want. het was
een echte „rage" geweest, dergelijke kant
te maken op de meisjesschool, waarop zij.
vóór het overlijden van haar vader ge
gaan had En zg had het er werkelijk
ver in gebracht, al had z'\j er door haar
veranderde levensomstandigheden in den
laatsten tijd niets meer aaa gedaan. Nu
zij echter een goede drijfveer had om weer
aan bel werk te gaan en zij haar trots
tot zwijgen had gebracht, verschafte het
haar veel vreugde. Zij zocht mooie pa
tronen op, bedacht zelve aardige figuren
en werkte hard, zoodat zij op den Zater
dag, volgende op Toms voorstel, reeds twee
keurige kraagjes van verschillend pa
troon gereed had, het ééne rond en
het andere spits toeloopend. bovendien nog
een stel, dat uit eeu kraagje en esa paar
marchetten bestond, welke met blauwe
lintjes versierd waren.
„Jij moet maar zeggen, wat ik er voor
vragen moet," zei Tom. terwijl zijn gezicht
straalde bri het zien der mooie kant, dia
door zijn zusje op gekleurd papier ge
naaid was, om haar nog beter te doen
uitkomen. „Ik geloof, dat ze elk wel een
tientje waard zgn."
Alice keek verrast op. „Ik hoop. dat je
er geen kooper voor vindt," zei zg, doch
zij voegde er haastig aan toe: „Nee, hoor!
Dat meen ik niet!"
0, ik zal ze stellig verkoopen," meende
Tom. „Als ik een vrouw was, kocht ik er
dadelijk één."
„Dat geloof ik toch niet!" antwoordde
Alice. „Bovendien zijn ze zooveel ook niet
waard en moet je niet overvragen."
„Nee natuurlijk niet," hernam Tom,
„zelfs al zouden de menschen er zoo veer
voor willen geven. Maar wat denk. je, dat
ze in een winkel kosten? We moeten niet
te veel en niet te weinig vragen."
Ja. dat wist Alice niet precies: ze dacht,
de beide kraagjes een rijksdaalder het stuk
en hei kraagje met de manchetten vier
gulden
Vol verwachting trok Tom er op uit.
Zijn zusje had de kraagjes keurig in wit
vloei gepakt en ze in een klein mandje
gelegd. Alice was nu heel bljj, dat tjj