De kleine teekenaar.
Een Held.
Zie, die kleine Lagen op de
teekenaar kaapee
heeft lijn werk al jongen, dat valt
kant en klaar! jo niet meel
Met wat houtskool
en wat krijt
teekende met
grooto vlijt
Hij figuren
rond en recht
krom en scheeft't ging
lang niet slecht.
Maar o wee, die
kleine vent,
aan het teek'nen
niet gewend
Nam in plaats van
wit papier,
mooio kleedjes,
die voor sier,
Als je moeder
strakjes komt
is het zeker,
dat ze bromt
Op haar kleinen
teekenaar
zie, wat glunder
zit hij daarl
Zou je hem niet
pokken?ja,
dat doet moeder
vast daarna
En denkt: och hij
is nog klein
en zal later
wijzer zijn 1
HERMANNA.
men tot de ontdekking, dat het korter was
dan het andere, zoodat hij voortaan met een
kruk moest loopen. Nauwelijks had hjj zijn
eerste loopoefeningen gedaan, cf hij werd
opnieuw ziek en kreeg hooge koortsen. De
dokter had uitdrukkelijk gezegd, dat hjj
heel rustig gehouden moest worden.
En nu weer dat ongeluk met Vaders
klomp! Jaap hield zoo heel, heel veel van zijn
broertje. Als hij nu maar weer gauw in-
fcliep; 0, hoe zou hij probeeren goed te
maken, wat hij het arme ventje had aange
daan! Heelemaal goedmaken kon hij het na
tuurlijk nooit, maar toch, hij zou alles voor
hem doen, wat hij kon. Misschien zouden
Vader en Moeder dan ook weer vriendelijker
tegen hem worden, ja, als Hansje beter
Werd, maar als hrj eens stierf, wat
dan?
Maar gelukkig, Hansje werd beter. Wat
was Jaap blij! Hij zon op middelen om zjjn
blijdschap, maar vooral oo-k zjjn berouw te
toonen. Het leek hem het beste voor zijn
broertje de een of andere verrassing te koopnn.
Jaap kreeg, als hij gehoorzaam was ge
weest, elke week twee centen van Moeder en
daar hij een spaarzame jongen was, had hjj
nu vijftig centen bjj elkaar. Hij had ze op
gespaard voor de kermis om er dan wat
moois voer te koopen, maar nu wilde hjj ze
voer Hansjo besteden en hem met een paard
je verrassen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Jaap ging naar
rijn moeder, die zijn schat voor hem be
waarde. Verlegen vroeg hjj:
„Moeder, mag ik alsjeblieft mjjn geld?"
„Welk geld?"
„Dat u voor me bewaart. Vijftig centen
■Zijn het."
„Wou je er soms voer snoepen?"
1 „Nee Moeder. Toe, geeft u ze mij maar!"
„Nou, je moet het zelf weten, maar dan
heb je met de kermis niets."
„Nee, Moeder," zei Jaap, volstrekt niet
afgeschrikt door deze waarschuwing en blij,
dat hij zoo gemakkelijk zijn zin kreeg.
Wat voelde Jaap zich rijk met zjjn vijftig
centen, die hij in een doosje in zijn hand
hieldi In-gelukkig ging hjj naar het win
keltje, waar van allee te krijgen Was, tot
kinderspeelgoed .toe. 4 -■
„Hoeveel kost dat paardje, meneer?"
vroeg hij verlegen.
„Tachtig cent, baasje," luidde het ant
woord.
Jaap ontstelde even, maar na eenig zoe
ken mocht bet hem toch gelukken voer
vjiftig cent een klein paardje ts ontdekken.
Jaap betaalde: hij legde de cen'en netjes in
rijtjes van vijf. Maar toen scheen het ook
gedaan te wezen met zijn geduid eu holde
met zün schat in de armen naar huis.
Wat zou Hansje blij zijn! En wat zouden
Vader en Moeder blij zjjnf Zou hij nu een
priisje krijgen?
Jaap dacht er in zijn opgewondenheid
niet aan, voorzichtig binnen te komen. Al
les was vergeten en hij was slechts van één
ding vervuld: de verrassing. Zegepralend
hield hij het paardje in de hoogte en riep
juichend:
„Hansje, Hanzemanf Kijk eens, wat ik
voer je meegebracht heb! Vin-je het niet
mooi?"
Het kind, dat in een leuningstoel lag
te dommelen, schrikte wakker en begon te
schreien. Vóór Jaap wist, wat er gebeurde,
riep Vader boos: „Akelige jongen, wil je
dan met alle geweld 't kind weer ziek heb
ben? Geef hier dat prul!" en baas Wouters
greep Jaap het paardje af en slingerde het
driftig weg, zoodat het op den grcnd stak
viel. „En nou de deur uit! Kom eens weer
bijl t kind, als je durft!"
Diep rampzalig ging Jaap naar de schuur,
zijn eenig toevluchtsoord. Hij schreide niet.
Do teleurstelling en de schrik waren te he
vig geweest. Hij wierp zich voorover cp den
grond met zijn gezicht in het hooi en bleef
zoo Iar.gen tijd liggen.
Gelukkig had de schrik Hansje geen
kwaad gedaan en stortte het ventje niet
weer in. De dokter had hem veel frissche
I lucht voorgeschreven om zijn roode wan
getjes van vroeger terug te krijgen.
Jaap had zich aangeboden om buiten
schooltijd op zijn broertje te passen, doch
zjjn aanbod was van de hand gewezen.
„Je zou 't kind maar weer een ongeluk
bezorgen,zei vrouw Wouters.
Hansje mocht dus alleen buiten spelen,
wanneer zijn moeder 't oog op hom kon houden.
Er liep een breede sloot langs den w
.zoodat Moeder eiken keer, dat haar jens
dien kant uitging, waarschuwend riep:
„Niet verder, Hansje!"
Óp zekeren dag had Moeder het heel d.
in huis. Hansje mocht buiten spelen,
zijn Moeder beloofde, bij huis te blijven
vooral niet dicht bij de sloct te komen. Hs
je beloofde het en stapte met zijn kru
naar buiten, op den voet gevolgd dcor I
hun hondie.
Een tüd'ang ging alles croed. Hansje v
zoet aan het spelen, en Fik liep om li
heen. De hond kreeg echter dorst en wi
dien aan de sloot lesscben. Op eens rer
hp er heen en Hansje hem. al roeper,
achterna. Maar Fik kwam niet, hij vc
het water veel te lekker frisch en zw<
naar den overkant. Hansje was nu vl
bij de sloot, toon op eens gleed z
kruk uit hij stapte mis en viel
het water!
Juist cp dit. oogenbük kwam Jaap er a:
Hii had Hansje's angstig gillen gehoord
holde zoo hard hij ken naar de gevaarlij
plaats. De schrik sloeg hem om het ha
doch hij vermande zich, kon de kruk
juist grüpen en zei bemoedigend:
„Ik ben het. Hansje. Jaap! Ik zal je h
pen. Hi#r is je kruk. Pak hem stevig bei
Zco: Niet loslaten hcor!" Janos stem klo
hoe langer hoe blijder en hij slaakte bij'
een jubelkreet, toen Hansje's b'onde hoef
je geheel uit het water te voorschim kwaï
Met één arm om zijn broertje heengesl
gen en met de andere hand de kruk var
houdend, klauterde Jaap met veel moei
tegen den slootkant op. Voorzichtig legt
hp zijn broertje in het gras. Toen. uitgep
dcor inspanning en angst, viel hij half b
wusteloos neer.
Op hetze'fde oogenbük klonk, er een woe
te gil en rende vrouw Wouters den wt
op. In een ommezien was zij bij de-kindert
en droeg beiden naar huis.
Toen Jaap wakker werd, lag hij in zj
bed en zat Moeder met tranen in de oogt
bij hem. Was het werkelijkheid of droomt
hii nog? Neen. neen. het was zoo: Moed<
zat vóór zün bed en streelde zijn hand.
„Moeder!" mompelde hij.
Snikkend omarmde Mosd°r hem en zei:
„Mijn lieve jongen! Je hebt Hansje h
leven gered. Ik ben je er innig dankba:
voor. Nu is alles vergeven en vergeten."
Die woorden klonken Jaap als muziek
de. ooren. Zoo oud als h'rj werd, vergat h
dit oogenbük nocit.
Nu kwam ook Vader binnen. Vriendeü;
ging hij naar Jaap toe en drukte hem zwi
gerd tegen fcich aan.
Een innig gelukkige uitdrukking kwa
er op het gezicht van d^n jongen. Zou h'
mogelijk zijn, dat hij zich nooit meer eng
lukkig zou voelen, nocit meer oavriendeü
teeg esproken zou werden, nu Vader en Mc
der zoo vriendeüik tegen hem waren?
Van nu af aan brak er e^n h°el andt
leven voor Jaap aan, want hij had datgei
teruggewonnen, waarnaar hö zoo sterk ve
langd had: de liefde van zijn ouders.
Het' was in liet jaar 1787. Zooals bekend
was ons 'vaderland in die dagen in tw
groote partijen verdeeld, de Oranjeklanten
Prinsgezinden en de Patriotten. In dit ja
scheen het, of de laatstgenoemden de ovc
hand zouden krijgen den stadhouder Wille
V hadden zij zóóveel vernederingen deen o
dergaan, da<t hij 's;Gravenhage verlaten h;
voor het Loo en vervolgens ook dit voor N
megen. En toen nu zijn gemalin, die o
zuster was van den koning van Pruisen, v;
hier uit zich per rijtuig naar Den Haatg wil
begeven, werd zij bii de Goêian Verwnll
shifis, nabij Gouda. door de Patriotten lege;
gehouden en genoodzaakt terug t© keeiv
Haar broeder besloot nu haar wegens cIp
beleediging te wrokc-ri. Hij zond een leger v:
20.000 soldaten herwaarts, met behulp wa;'-
van de stadhouder in eere werd hersteld
de Patriotten voor het meerendeel de vluc
namen naar Frankrijk.
Tot dit Pruisische léger nu behoorde 01
een zelceTe Christoffel Pulknann. Hij dien:
als grenadier bij de lijf compagnie van
prins van HessenDarmstadt.