LAND- EN TUINBOUW Om de zilveren schatten der zee. «n dat ook door hem een euvel wordt ge acht; to meer, omdat do begrootingsposten waarvoor nu vcrhoogiug wordt gevraagd, reeds vroeger verhoogd waren. Hij blijkt zelf dat herhaalde verhoogen ook verve lend te vinden en hij geeft dc verzekering, 'dat reeds maatregelen zijn genomen, om tot een veranderde en verbeterde werkwijze te komen. De beschouwingen, die hij daaraan ver bindt, zijn o. i. wel waard ouder bet oog van het publiek to komen, omdat zij ver klaarbaar maken, wat allicht als een op- ïetelijkhcid van eenigszius verdacht allooi kon worden beschouwd. In het algemeen is het waar, dat er groo ve kans bestond, om in den zomer van 3919 vele begrootingsposten voor 1920 te laag te ramen, omdat er gerekend werd, in Terband met het eindigen van den oorlog, ©p prijsdaling voor vele materialen. Dat ie een opmerking, die voor dezo speciale be grooting geldt. Maar daarnaast staan andere opmerkin gen van meer algemcenen aard. Wil men suppletoire begrootingen abso luut vermijdeD, dan zou de oorspronkelijke begrooting zoo hoog moeten zijn, dat de noodzakelijkheid van van verhooging uit gesloten was. Maar dan bestond er ook alle kans, dat het toegestane bedrag, ook zonder volstrekte noodzakelijkheid, werd 'opgebruikt: het geld was cr nu toch! Een dergelijke handelwijze zou strijden met bet begrip van bezuiniging en en weg one- uen tot verkwisting, want de wijze, waar op het geld besteed zou worden, moet over gelaten worden aan do uitvoerende ambte naren. Suppletoire begrootingen zullen dus altijd Jvel noodig zijn er moet alleen tegen ge waakt worden, dat zij lichtvaardig noodig gorden gemaakt. Herhaalde aanvragen om aanvul lende credietcn voor eenzelfden post, als gevolg van te lage raming der kosten, zijn Verkeerd. Maar in zeker opzicht kunnen Zij ook weer goed zijn. Het eenig juiste zou wezen, dat, zoodra bleek, dat het oor spronkelijk toegestane bedrag niet vol doende zou zijn, er dadelijk eeu nieuw be drag werd aangevraagd, om te zorgen, fiat het meerdere geld niet reeds was be- jrteed voordat het bij de wet was goedge keurd. Ten eerste is bet de vraag, of de Sta ten-Generaal zoo spoedig als dat noodig was, de suppletoire begrooting zouden be handelen. Dc kans zou groot zijn, dat, wan neer als eisch werd gesteld, dat geen geld Hocht worden uitgegeven, zoolang het niet was toegestaan, menig werk gesehorst zou moeten worden en menige dienst tijdelijk iiet zou kunnen doorgaan. Maar gesteld, 'dat men dan elke verdere, tweede of zelfs derde, verhoogingsaanvrage zou willen ver mijden, dan zou men weer vervallen in het boven reeds aangegeven euvel, dat, voor do zekerheid, te veel werd aange vraagd en er aanleiding werd gegeven tot 'onnoodige uitgaven. Daaruit volgt, dat, uit een oogpunt van Zuinigheid, het juist aanbeveling zou ver dienen, om, als de oorspronkelijke begroo- Ving te laag blijkt, telkens kleine aanvul lende begrootingen in to dienen zoo vaak bij den voortgang van een werk of een dienst het allereerst toegestane bedrag te kleiD blijkt. Waaruit weer zou volgen, dat herhaalde suppletoire begrootingen niet te vermijden zijn. Of van die talrijke verhoo- gingsaanvragen het beeld van het geheele werk of den dienst niet wat zouden verva gen is echter ook weer een vraag, die ge daan mag worden. De Minister van Justitie wil nu trachten het zoo aan te leggen, dat, zoodra eeu voerschrijding onvermijdelijk blijkt, eeu aanvullend bedrag wordt aangevraagd. Dat zal ten gevolge hebben, dat het aantal suppletoire begrootingen nog sal toene men; maar dan zal de Kamer ook nooit voor een voldongen feit behoeven te staan, n.l. dat het aangevraagde bedrag reeds besteed is; ten minste, wanneer de Kamer die aanvullende begrootingen terstond be handelt. De Ministers wc gebruiken nu het meervoudige woord, omdat wij hopen, dat dc collega's van den Minister van Jus titie er ook van oordroDgen zullen zijn, dat het anders kan en moet als tot nog toe slechter af, want ik hel) nu immers vrouw Cn kind te ondeipbofuden." „Een kind 1 Heb je dan een kind V' troeg zij. „Een jongen. O, daar klaag ik niet over. Ik ben dkxl op het ventje, ofschoon fij natuurlijk ztggea zult, dat ik op nie mand dol kan zijn. Maar och, waarom ver- lel ik je edgeDÜjk dit alles'! Wat geef je er nog om V' Zij waren weer stil. De zon, een schijf lx an den grauwen hemel, schoot door den nevel een pijl van rose schijnsel, die veel donkerder door het water weerkaatst averd, zeedat er aan den horizon een dicp- Toode plek was. Dichter aan wal had dc zee die doodstil cn betrekkelijk kleurloos Was. iets van bet doorschijnende van een opaal, waardoor tallooze tinten 3peelden tussehen de donkere strepen, die de lucht cr in weerspiegelde. Een emal randje schuim spoelde droomeriig langs i.jfc Btrand. Een roeibootje gleed zachtjes iroort en verdween ODgemerkt in de duis ternis. waar lucht en zee één waren. ■Rechts werden maar zoo heel vaag door den nevel de duistere omtrekken van een lïfischerslogger zichtbaar. Het mystieke .van het toonecl had iets ontroerends; iets, dat op de zinnen werkte aJe de muziek van een viool. Zij voelde zich.bewogen door liet droevig genot, dat hij daar waseen ge- Bot met een ruimen achtergrond van me- fcu.ciK>iie. Het verkieslijk© van een ver een! ging kwam bij haar op, nog ééns zoo verkieslijk, omdat zij toch onbereik baar wag. ..Het kan je niets schelen, of het mij goed of slecht gaat/* sprak hij somber. En bet spijtig© van dte klacht riep hoar weer tot de werkelijkheid, „Tbch is het niet. mogen dan bij elk ontwerp voor een verkoo ging wel zorgen, dat do Kamer weet, dat cr haast bij is. En als do Kamer dan geen haast maakt dan verbeurt zij ook 't recht om aanmerking tc maken op het groot aan tal suppletoire begrootingen. Wij hopen er het best© van. Bruesclscü witlof. Deze bekende groente geeft vooral in do winter- en vroege voorjaarsmaanden oen aangename afwisseling bjj de kool en do inmaak. Kwam voor een tiental jaren dit product in hoofdzaak uit België, in den laatsten tjjd wordt hol ook in ens land meer en meer verbouwd en jaarlijks komt het in greoter hoeveelheid aan de veilin gen. Dat het Brusselsch lof nog maar wei nig door liefhebbers wordt gekweekt, zal voortkomen uit onbekendheid met de kweek- manier, maar vooral ook door de meening, dat men voor het kweeken van de bekende wit-gelo kropjes kostbare hulpmiddelen als bakken en kassen noodig heeft. Zonder deze laatste inrichtingen kon men heel goede resultaten krijgen en wij kunnen deze cultuur dan ook zeer aanbevelen. Waar men nu den moestuin indeelt, daar geven wjj in overweging voor prcef een plekje voor bedoeld gewas open te houden. De cultuur kunnen wij in twee gedeelten splitsen, n.l. in dat van de wortels en in dat van de kropjes. Een zwaar bemesten grond is niet ooodig; er is meer behoefte aan een flink loc-sen bodem. De te kweeken wortels moeten ml. zoo min mogelijk ver takt of behaard zjjn en een minder losse grond geeft daartoe gemakkelijk aanleiding. Om in dit opzicht een proef te nemen, zaaiden wjj in 1921 dezo groente op grond, welke vooraf twee steek was omgespit en tevens op gewcon gespit land. E3ü direct voordeel was al, dat het op het tweediep gespitte terrein gestrooide zaad vrij regelmatig op kwam, terwijl dit op het gewoon gespitte veel te wenschen overliet en naar schatting voor 30 pCt opkwam. Door de diepere bewerking kon het grondwater tot in de bovenste lagen stijgen, waardoor het fijne zaad zich kon redden. Bq gebrek aan regen is een gedeelte op het gewoon gespitte land verdroogd. Nu mag het waai- zrjn, dat 1921 een bui tengewoon warm en droog jaar was, toch zal het op gezette tijden I03 werken van de spitzooi een gunstige uitwerking heb ben op het kiemen van ondiep te strooien zaad. Bij het oogsten bleek, dat 50 wortels van het getweediepto land samen 17 Kilo wegen en evenveel van het andere terrein 9 Kilo. Bovendien waren deze laatste in veel grootere mate vertakt. Gebruik van verschen stalmest in het voorjaar is niet aan te bevelen. Op niet te humuiarme gron den kan worden volstaan met 6 Kilo patent kali, 8 Kilo superfosfaat era 3 Kilo zwavel zure ammoniak. Bjj kalkbehoefte tevens 15 Kilo kalk, alles per Are. Bjj het spitten de kalk uit te strooien. Na de grondbe werking de super en kali, welke worden ingeëgd en half April de zwavelzure am moniak. Aan te bevelen is dan grond na het spatten te eggen of te harken, zoodat de oppervlakte goed wordt verkruimeld. Dit met het oog op het late zaaien. Men strcoifc het zaad n.1. half Mei, liefst op rgen, 25 c.M. uiteen, terwijl de planten later op ouge- veer 8 10 c.M. op de rjj worden gedund. Bljjft de grond na het spitten ruw liggen, dan zullen de kluiten bij het zaaien in die maten blijken te zijn-ingedroogd, dat men ze zeer moeiljjk kan fgn krijgen. Dit laatste ia met het oog op het f§ne zaad zeer aan te bevelen. Vooral op de zwaardere gren- den is dit van belang. Het zaad moet niet diep gezaaid en wordt op drogere gron den iets aangeplakt Gedurende den zomer is schoonhouden van d>en grond de eenige cultuurzorg na het uitdunnen Op open plekken kunnen do uitgetrokken plantjes worden ingeboet. Half October wordt alles opgerooid cn het bladgewas ongeveer 3 h 4 c.M. boven don wortel afgesneden. Dezo laatste wordt op pl. min. 25 c.M. ingekort en va»n even tueel© zijtakken ontdaan. Men sorteert in drie eoarten. Deze wortels worden alle op een droog gedeelte van den tuin ingekuild. Hiervoor worcfe een geul gegraven, 30 long geleden, dat wijGoeden Hemel, wat kunnen vrouwen toch vergoten Nu is hef jou niets meer." „Waarom zou het mij iets wezen?" riep zij. „Hoe d'urf je er mij aan herinneren, wat wij elkaar waren?Vergoten Ja, ik heb gebeden, om te vergeten! Te vergeten, dat ik ooit dwaas genoeg was, cm te gelooven in j o eer geloof te slaan aan je verklaringen; te vergeten (Lat. ik ooit diep genoeg gezonken was. om je lief te hebben. Ik wou, dat ik bet kon verge ten 't is mijn straf, om het in mijn ge heugen tc moeten bewaren. Niet omdat ik zondigde, slecht als het is, was dit toch minder, maar, omdat ik zondigde voor jou. Ala do wereld wdst, wat ik gedaan had zou nog niemand or mij zoo om verach ten, als ik cr mijzeive voor verachtof vatten, hoo zéér ik mijzelve veracht. De eonige, die dit nog kooi, ben jij, want jij weet, voor wat voor efcn soort man ik het deed." „Ik werd meegesleept door verleiding, door eerzucht. Je maakt mij nu uit voor zoo laag, of alles opzettelijk zoo beraamd werd. Nadat je weg was „Ja, nadat ik weg wae, trouwde jij met de directrice. Als jo verliefd op baar wan geweest, zou ik nog verontschuldigingen kunnen bedenken voor je, maar je was niet verliefd op haar, je was enkel ver liefd op jezelven. Je verliet een vrouw voor geld. Je „verleiding" was al dc laag ste en verochlelijkste, waar een man ooit voor bezweek. „Eerzucht?" Wat ddt betreft, stond ik je nooit in den weg. Jouw eerzucht, wars do mijne, ietö, dat wij geza menlijk deelden. Heeft iemand anders jo zoo goed govat en aangemoedigd? Ik ver langde eveu vurig naar jo euecea ala jij. 40 c.M. diep, 1 M. breed en lang naar be hoefte. Hierin worden do wortels geplaatst, rechtop, man aan man en aangevuld met tuinaard© Er dient voor gezorgd, dat do wortels niet in 't water komen t© staan. Waar hiervoor kans bestaat, daar make men den kuil minder diep. Daarna wordt op de wortels 30 c.M. lichte tuinaarde aangebracht, zouder steenen of kluiten. Hiervoor wordt ook wol turfmolm, ver teerd blad of wel worden haverdoppen ge bruikt. Het geheel wordt bij vriezend weer afgedekt met matten, zakken, riet e.d. In de bedekking van 30 c.M. maken de wor tels in bet voorjaar de bekende kropjes. Bij flink vriezend winterweer zullen de kropjes gemakkelijk bevriezen, wat vooral dient te worden voorkomen. Al naar het weer kan worden geoogit in Maart en April. De oogst kaai worden vervolgd dbor op de kuil brocimaterioal als paordenmeat aan to brengen. Tevens kunnen wortels worden geplaatst op de zelfde manier in een kist en mot aarde gedekt. Wordt dezo kist in een verwarmde omgeving, bijv. in een stol, geplaatst, eten zal dat het uitgroeien van de kropjes be spoedigen. Is het kropje afgesneden dan kunnen de wortels nogeens in de kist ge plaatst maar nu zonder bedekking van aarde. De wortels maken dan nog tal van losse blaadjes weike, in liet donkere groeiend door de kist met zakken of te dekken, een malsch© groente leveren, het zoogen. losse ciohoreilof Zooals ik boven opmerkte is het zaad be trekkelijk fijn; met twee lood kan plus minus 25 M2. worden bezaaid. Do lezers probeeren bet eens! J. S. Vragen op tuinbouwgebied aan de Redactie van dit Bind onder motto „Tuinbouw". Vraag: Myn Clivia in knop heeft dit jaar twee stekken gekregen, welke cr frisch uitzien. Nu krijgt do plant aan de onderste bladoreo gele punten. Hoe dat. weer goed to krijgen Mej. J. v. H 'fe II Antwoord: Er wordt in db gegeven omstandigheden heel wat van uw plant gc- ëischt. Gebrek aan voedsel z-al hier wel mede oorzaak zijn. Geef de plant nu na het gieten een verdunde k'óemestoploasing. Giet, zoo nood&g dagelijks, zet do plant niet dicht bij de kachel, zooveel mogelijk in 't liclit en houdt do bladeren etoflvry. Geef eens per week dnmno most. Verwijder na den bloei dc bloemstengel on houdt de plant droger. Geof in April veredhe aarde (van den bloemist) en neem db stekken af, welke in kleine pot ten afzonderlijk worden voorfcgekweekt. Zot do oude plant in den zomer in do schaduw builen en giet geregeld. Stevig oppotten in een niet te groote pot. Niet meer aan do wortels snijden dan noodig ia. Dc plant zal nieuwe bladeren maken. De onderste zullen, nis de oudfete, 't eerst verdwijnen. Vragen op Tuiubouwgehded aan de Redac tie onder motto „Tuinbouw J. S. (Nadruk ver boston.) VL Het leven aan boord. Wie op ecD trawJor uit vi&seheji gaat, moet, zoodra hij voet aan boord gezet heeft, breken met zijn ver let Jan. Hij moei zich niet meer bewust zijn, dat er beschaafde omgangsvormen bestaan, hij mag zich niet meer herinneren hoe een gedekte tafel er uit ziet, hoe men eet cn drinkt cn slaapt en welke verplachtingen ouzo zoogenaamde beschaving on9 rtog meer op de schouders gelegtl heeft. Dat is in de eerste dagen wel eens heel moeilijk, maar men went cr spoedig aan. Het zijn drie factoren, die alle Sehn- sucht naar dc nardBoho beschaving tem clobte op de vlucht drijven, do bonger, de slaap en dc onverschilligheid, die de zee ziekte brengt. Doo den menech een beestenvel om, geef hem een knote in dc liand cn zet hem in het oerwoud. Hij zal zich ecret met af schuw bekijken en hij zal één cf twee da gen hunkeren naar do verloren beschaving. Dan zal hij zooveel honger gekregen Hadt je het bereikt, dan voeldo ik er mij even gelukkig in. En, als je teleurgesteld wordt tot wie keerde jo jo dan voor troost? Maar ik ken jo enkel medegevoel geven, zij macht. Al wat ik had, heb ik je gegeven. Dat was de zaak." „Noem mij een schurk, of een „man" en laat hei don uit zijn. Maar zullen ver wijten ons één van beiden helpen. „Misleid jezelven niet, er zijn edele moneohen op de wereld. Indertijd heb ik dat niet willen zeggen, omdat jo dit mij nerzijds miseohieD als een beroep op je oigen edelmoedigheid had beschouwd, om van plan te veranderen." „De Hemel gave, dat je toen niet ge gaan was, dot is althans een waarheid 1" riep hij. „En of ik blij ben, dat ik ging, o, zoo blij, blij, blijHet afschuwelijkste, dat ik mij wel kan voorstellen, is, om bij jou te blijveo nadat ik je kende, voor wat je bent. Hot afschuwelijkste voor jou ook; als je wist, wat ik wist, moest het zien van mij je toch wel een bezoeking wezen!" „Een fout," prevelde hij, „een onrecht vaardigheid on al de rest, al wait cr vóór kwam, was uitgewischt; de aangenaam st© jaren van ons beider leven vergeet jo daarvoor." Zij staarde naar licm met opgeheven hoofd) cn gedurende een paar seconden koken zij elkaar aan en trachtten to door gronden, wat gedurende die pauze van weerszijden in dc gemoederen was omge gaan. Ja, hij was toch wol wat veranderd, dacht zij. Zijn oogen waxen ouder gewor den. Er was iets in hem weggegaan, iets van zijn levendigheid, van zijn hoop. „Vraag je mij weer, of ik nog „onthou den" heb?" lei ze. „Je schijnt te verge,- hebben, dat bij met eijn knots op do konij nenjacht gaat, cn ais kou en slaap hem to pakken krijgen, gro-ait hij ziob een hol cn spreidt zich een legerstede van zachte boombladeren. Na twee weken is hij een boschjesman. Een dergelijke gedaante-verwisseling oTicbrga je ook op een trawler. Ik weet nog precies beo ik mij den eer sten kee»* aan tafel voeldo. Ik zat tussehen den schipper en den stuurman cn voor mij, op do ruw-houlen scheepstafel, stond een geëmailleerd woBckblikj o met de stoenen mok cn do tweeaebandsch lepel cn vork, die ik in IJmuidco gekocht had. Dc kok, die een groote dampende pan binnendroeg, was nu juist niet wat jc aan land een heldere verschijning zou noemen. Hij was min of meer groezelig. Hij transpireerde, doordat hij met zijn Ivoofd bovcr. bet fornuis gestaan had, cn iu zijn bl eek-slaap dronken gezicht hing de snor als een treurwilg langs zijn mond hoeken Hij droeg een broek, die waarschijnlijk Ln vroege/ jaren leverkleurig geweest was cn daarboven had hij niets dan een groe zelig overhemd, dab bcm nooit verliet, waar bij veertien dogen me© aan haffel zat cn waar hij 's nachts mee onder tie paar dendekens in zijn kooi kroop. Hij zat schuin tegenover mij aan tafel cn naast hen) zetelde breed-udt do altijd hongerig© meester in zijn werkkiel, met zijn mouter gezicht cn met dc stevige, zwarte knuisten aan zijn etensbakje aleot hij bang was. <la.t het op 't laatste oogen» blik nog weggetrokken zou worden. Het wachten wan gewoonlijk op Hannes, dem tweeden machinist. Hannea was broodmager. Hij stapte re gelrecht uit do machcnckamco' naar do roef on zotte zich aan tafel en ik heb nooit iemand gezien, die zoo transpireerde, zoo afschuwelijk onder het kolcnvufl en do machine-olie zat als Hannes. Zijn oogen waren de twee eenige schoon© plekken in zrjn gezicht en daar kon hij mij heel verwonderd mee aan zitten staren. Hij begreep blijkbaar niet goed, wat ik eigenlijk non .zijn tafel deedmaar hij keek tocb ook goedig of hij mij wel lijden rocobt. Do schipper, do almachtig© in onz© klein© roef, was gastheer. Hij lichtte het deksel van do groot© pan cn keek naar do gebakken poontjes. Op zee eet jo bijna altijd visch, gebak ken of gekookt, en dat is het goedkoopst© voedsel, omdat jo het zoo uit het water kunt halen. öp liet voorbeeld van den schipper bo gen wij allemaal over de pan en keken na£r de gebakken poontjes. „Smakelijk eten", zeiden de mannen en zij staken allemaal hun handen in dc pan, om er een vrschje uit to nemen. Zij likten zich het vet van dc vingers en keken of zij het goede poontje wel hadden. En Hannes, die zich vergist had, stak doodbedaard 2ijn kolengruishand opnieuw in de pan, liet zijn viechje er weer in val len en pakt© een ander. Toen hapten wij zoo dc warme visch uit het vuistje, dat wil zeggen, de état-major deed dat, want ik had na Hannes mogen kiezen cn ik had niet erg veel honger. En daarom heb ik na het diner maar een beschuit uit mijn koffer opgegeten. Den tweeden dag, dat ik aan tafel zat, had ik wel een beetjo honger, en het was net of do kok niet meer zoo groezelig en Hannes niet meer zoo afschuwelijk zwart cn vet was. Maar dat kan ook wel aan mij gelegen hebben omdat ik een beetje met mijn om geving vertrouwd geraakt was. Den derden dag prikte ik met mijn af tand sch vork een visch je uit de pan, den vierden dag heb ik mijn vingers afgelikt cn den vijfden dag koos ik na Hannes cn het smaakte goed. Ik moet toen al aardig zwart en vuil ge weest zijn. Alles, wat jc op het dek aanraakte, was zwart, en zóó kon je je handen cn gezicht niet wasschen of zij waren na vijf minuten weer zwart. In den beginne, de eerste dagen, tracht je den strijd tegen het vuil vol te honden, en je loopt elk halfuur naar den kok om ten, met wolke bedoeling dc oirreehtvaar digheid bedreven werd." Mary, als jo eens wist, I100 ellendig ik was." „Och prevelde zc, half bedroefd, half verbaasd, „wat ben jo toch altijd een egoïst. Je ontmoet mij weer, na cle wijze, waarop wij soboidden, cn j© begint met over jezelven te spreken." Hij maakte een gebaar, dramatisch, omdat het zoo uitstekend uitdrukte het gevoelen dat hij wenschto mee to dcelen, cn wendde zich wat af. „Mag ik jo een vraag stellen?" klonk het een volgende minuut haperend. „En wil jo dip dan beantwoorden „Wat wilde je weten?" „Ben je in het ziekenhuis?" „Ja." >VA1 lang? Ik meen: ben jc lang gele den in Westpcert gekomen?" „Ik ben hier bijna al dien tijd geweest." „En heb je het cr naar jo zin?" „O," zei zc, met een bewoging, die zc onmogelijk bedwingen kon, „latcsn w© het nu maar over jou hebben, als wo toch pra ten moeten Dan zal je ook gemakkelijker op j© woorden komen." „Waarom wil je toch zoo wreed wezen? Nu ben jij degene, d£e onrechtvaardig is. Als ik lomp ben, dan komt dit, doordat jij zoo stroef bent. Jij hebt geheel heb recht aan je zijdc-en ik heb dsn lost van het ver leden op mij. Jo vroeg, waarom tot jo sprak? Als ik minder op jo gesteld was ge weest, dan dit in werkelijkheid is; als ik minder aan jo gedacht had, Am zou ik ook niet gesproken hebben. Je begrijpt tooh wel. dbt mijn positie heel moeilijk lie Ik bon geheel overgeleverd aan jo genodo en die betoon je mij volstrekt niet." een emmertje lauw water. Maar dat, je noodgedwongen op. Je berust in het^ verinijdclijko en jo voelt- je Iang^ maar zeker wegdrijven van do beschmfo Jo begint je over je- cxpresselijk naQ)ï sehaitc slappe boordjes te goneeren cn komt tot dc conclusie, dat je toch be gêcn boord kunt dragen dan het zi\a vod, dat jc om je hals voelt. Jc laat het af cu je verschijnt in jQ ovqj hemd aan tafel tot je binnen een paar d> gen door jc overhemden heen bent. D ontdek je een zwarte, ondoorzichtige r jas, dio over alles heen gaat en als je d in aan tafel lcomfc, krijg j© weer eenigsjj het gevoel „gekleed" te zijn. Ik zie in gedachten weer wat de earst week op tafel kwam. Het was hoofdzakelijk visch, maar om dat wij nog niet lang van den wal waren was cr ook een beetje vleesch, een stub jc spek, wat fijngemaakte bloemkool en wat blonmiigc aardappelen. Voor dc lunch moesten wij zelf zorgJ cn Hanneö had tien groote brooden op zij kastje staan, waarvan hij steeds dikke hompen afsneed, omdat zii zuur begonnen tc worden. Toen Pieter Groen uit het vooronder, die ik nooit anders dan Pietejoen hoorde be titelen, tot de ontdekking kwam, dat ik twee groote trommels met kadetjes bezat, slak hij in wanhoop zijn dikke armen naar boven en voorspelde, dat melkbrood in ge. sloten bussen geen drie dagen goed blijft Wij zijn samen in mijn koffer gaan kij. ken cn Pietejoen hud gelijk. Wat zullen <1© visschen aan rnijn greaa ]j« schimmelde kadetjes- gesmuld hebben! Gelukkig luvd ik nog een flanken voorraad hcschniten. Ik was eigenaar van een pot boter/ twee doozen suikerklontjes, blikjes melk ea nog allerlei andere verras singon en het was goed, dat ik liet alles had, want ik heb er ter» Douwcroood mee rond kunnen karnen. 'e Nachts om balftweo gingen wij kofüe« drink©». Dat is aan land ecu' ongewoon uur, maar oen treuwlor is er eigenlijk geen dag en seea nacht, onwl«4 er na elke drie-en-een-half uw woer aangepakt moet worden. Dat koffiedrinken was heel gezellig. Dan flikkerden do acetyloenlichljcs aan <le 1 koperen armjcs hoven de scheepsluie], daa smeerden wij onze boterhammen cn beschuiten cn holen a&zo klontjes in onze drinkmokken smelten," als <lc schipper dezo uit don grooltn kol©] vol dampend© slappe koffie luid go schonken. En na den maaitijd «oefoten wij een gwnakko- lijk ruggostcuntje cn rookten onze pijpen cn sigaren, zoodot de ho.-le roaf vol witte en blauw- grijzo kringelende rookwolkjes hing. Dai was een uurtjo van gezellig samenzijn 011 dan keken wij allemaal naar deu dikken meostor, dio nooit uitverteld kwam van wonder# liiko avonturen. Dc Noordzee heotto vrij van mijnen, maar! dat was maar gekheid, want Kodde, dc lan$e matroos, die op wacht geweest was, had er den ■vorigen nacht nog ©en zic-n drijven, die mot haar groote voelhorens boven water slak. Hij had ©r behendig langs gestuurd, maaf hel Weef oppassen cn uitkijken, al was hel gw vaar niet moer tc vergelijken hij dat van of twoo jaar geleden. Do moester had in oorlogstijd bij het aeege* vocht met do „Pdeter Carnelis" in hel Skager- svtik gelogen en het had kogels cm het schip ger ogend. Hij was in 1919 op hetzelfde schip aditer ua „Condor", een Engelscho trawler, toen het voorst© schip plotseling met een ge-weldoen slag in eon melereboogo rookzuil veranderde, Toon die rookzuil weg was, was do En^ heh. man ook weg ©1» do „Pieter Cornellsha/1 deo stoven gewend en stoomde mot volle kracht vao de plaats des onheils. To rodklon is er na een mijn-ontploffing nicia mooi* cn dat beaamden zij allen, want in d« oorlogsjaren is er menig© Hdiandach o vjsseheï uitgevaren om nooit moer terug te koaneu. Van al de machinisten uit meesters tijl va* ion er nog maar zes ovor. Do Centrale kis* •soberij-Maots©happij hod dc „Lu line" cn d© „Irene" verloren, taliijke booton van andera ronderijeu waren nooit teruggokoaril en er vras langs do kust haas t geeu vissohorsman, die niet één of meer van zijn famiMeteden mdsto. Tv;co broers van den sohdpper waren giN» ven, twee broers van Pietejoen, een broer Kodde en zelf vrairon zij telkens weer ternaii' wornood aan don dood on-ikomen. De handen in liaaa* schoot trilden eefl weinig m na een pauze sprak zij niet zacht© stem „Jo vca'wacht meer van mij, dUn moge' lijk is; ik heb te veel geleden." „Mijn leed is heviger. O, glimlach zoovéél heviger is het geweest. Jij h© ten minst© den trooet gehad, dat jc hoe slecht jc behandeld werd. Ik voej steeds, dit ik het mijzei ven aandeed. ik rru te drsigcü krijg, heb ik verdiend, dat weet ik heel goed. Maar dat bewustzijn 18 niet idyllisch, Mary ala t niet was voor het kind, op mijn woord. Het eefU^ oogenblik. dat ik mij oven bevrijd voel v mijn kwellingen, is, als ik met den joögc speelj of, wanneer ik dronken ben." „Jc huwelijk is niet gelukkig!" Hij haalde, do schouders op „Wc kibbelen niet; we gooien niet met c'e meubelen cn roepen ds b°s' pita cr niet bij, zooala hoo heetten z ook weer do Whitaccmbc-s. Maar vinden de dagen niet to kort, om to *cj> gen, al wat we elkaar te vertellen &e ben, cn o, je kunt je niet voorstellen, verschrikkelijk het is, om don heelen tegenover een vrouw t© zitten, wio jo o tc vertollen hebt. En zij kan niet sp zij wordt clan ook nergens geópgogee^ En clat maakt haar humeurig. Zij :e incfc mij eamen, zoo af en toe, een r° krijgen, en dat is dan ook a\.°eP, n]ea malen gebeurd; maar daar is zij 030 n tevreden. Zij wil de leiding hebben nu cr geen geld meer is, kan dat tot denkt, dat ik het vervloekt© _0. beheerd© en haar vorkeerden raiU®° n0 ven heb. Zij heeft een jaar lang, van do lente, niets gedaan en ge*' met Laura Hendereoii naar New-* gaan. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 6