CORRESPONDENTIE, Het Rijmspel. ANEKDOTES. De Sneeuwpop. 9- Ingezonden door Piontje Romeyn. Vader tot zijn kind: „Juffrouw A blijft hier langer ale huishoudster". Annie: „Zoo, gelukkig, gaat dat nare mens oh Vader: „Ze gaat trouwen". ■Annie: „Wel zeker, en met wien? „Met mijl" w 8 1 Ingezonder door Jetty van der Noöhdaa. nu Leer om leer. Eon Duitsdher komt in Amsterdam de merk- aardighedan van de stad eens zien. Hij roept ge w koetsier aan en vraagt: „Wil je mij Am- orvlam eens laten zien?" Ze komen aan het ileis op don Dam. „MooS". zegt de Duitscher, naar in Berlijn 19 het paleis veel grooter." Zoo gaat het bij alles wat de koetsier hem ftl uiwijst: „Mooi, maar in Berlijn is het vee! 'ooter". Dit f>ogint den koetsier danigte ver- jj', den, en hij denkt: „Wachit, ik zal jou ook el oeus hebban". Bij het afrekenen geeft de Duitscher hem een oi. „Geven ze zulke fooien in Berlijn?" vraagt koetsier „Ja", zogt de Duitscher verwon- Bid. „Nou hoor", zegt de koetsier, „dan zijn io hier veöl grooter". Ingezonden door Koosje Schuit. Koöter: „In deD toren hangen twee klokken". Reiziger: „Boven elkander?" Koster: „Noen onder elkander." Wij maken saam een pop van sneeuw, Een heele groote, weet je, Die niet gauw omvalt en niet smelt. Al dooit het ook een beetje. 5. De sneeuwpop, Piet wordt hij genoemd, Is grooter dan wij allen. Hij hoeft maar sohit en lacht, de guit, Als wij bij 't springen vallen. 6. Wanit zie, zoodra hij stevig staat, Doen wij een rondedansje, Om onzen witten Pi eter heen: Co, Lien, Riek, Wam en Hansje 7. Je kunt Piet goed op ?t plaatjo zien Met zijn koolzwarte oogen. Een hoek van Vader heeft hij op, Ik denk, dat zal wel mogen. 'lï. Zijn groote mond, zoo vroolijk eenst, Liet hij nu droevig hangen, De zon, die heel wat kracht al had-, Bescheen zijn beide wangen. 12. En toon wij nog eens gingen zien. Of Piet soms op ging stijven, Toen lag de arme Pietorbaas Al in een plas te drijven. 13. 't Was met d5e sneeuwpret nu gedïaaa. De Wintervorst moest vluchten Voor Zuidenwind en Zonneschijn En zachte, warme luchten. Bvavo I Uitstekend, hoor, wat hebben jullie nu enorm je best gedaan. Ik had "niet durven denken, dat het zóó bijzon der in de smaak zou vallen. Ik was zelfs een beetje bnng, dat ik vele klachten zou krijgen dat het te moeilijk was. Jullie hebt er alleraardigst aan gewerkt; ja, het was wel veel werk, om zoo'n a, b. c, in elkaar te zetten, maar gelukkig heb ik daar geen vei-zucbtingen over gelezen in jullie brieven, maar wel vele zinnetje», dat het zulke aardige prijsraadsels waren ditmaal. Ik heb er dus niets geen spijt van, al kan ik verzekeren, dat ik menig uurtje heb doorgebracht met het lezen van al die a, b, c's. Jullie hebt zóó je best gedaan, en ik kreeg de grappigste dingen te lezen. Ik heb er echt veel plezier van gehad. Een oogenblik had ik er over ge- „heb jo dan niet begrepen, dat 't een grapje van baker was? Dacht je dat moeder en ik zusje, met wie zoo blij zijn, zoo maar weer weg zou- willen geven? neen, zus ligt boveu in haar wiegje, als ander3 en als je nu heel stil bsut, wij met ons beiden nog even naar kijken. Zou je dat prettig vinden?" eer knikte rFans wel vier- vijfmaal elkaar, maar nu was zijn gezicht niet meer als een onweerswolk, 't Zon- scheen, al was 'tnog door regenbuitjes !veo later stond Frans tusschen vader moeder iu bjj 't wiegje, waar zusje nu rlijk rustig in sliep. Hij zuchtte eens diep, blij was hjj, dat baker haar toch heusch 1 had meegenomen. Teen hij dien avond zjjn gebedje deed God vroeg vader, moeder, Lize, Tom, ue» Riek en ook zusje te zegenen, ?ei dit niet maa- op eer dreun, al) eeu van ten geleerd lesje, neen. hij wa3 er met- heele hart bij en herhaalde nog eens: k zusje, lieve Heer, want ik hou 1 zooveel haai en Ik wil haar óók niet missen!" g< »n§ dj ni zie w ar Jij dit spel zitten de spelenden in een ng. Nu begint één en richt tot zijn buur n een of andere vraag, welke deze zóó et beantwoorden, dat het antwoord nt op de vraag, Daarna moet de ant- ordende verder gaan met op zijn beurt vraag tot zijn anderen buurman te hten. Zoo gaan vraag en antwoord de Jieele tafel rond. m< vraagt aan B: ,,Hou je meer van lee- r dan van spelen V' antwoordt: Beiden kunnen mij soms •velen". Hij vraagt daarna aan C: ,Zeg mij toch eens, hoe je heet". C antwoordt nu: Precies als Tante irie, mijn peet", en vraagt aan D: .Hou je meer van vleesch dan van 1 ch V' Iet antwoord van D luidt: ,,'k Hou van es, wat voorkomt op den disch". Daar- vraagt hij aan B: ,Wat vindt je lekkerder, zoet of zuur V' antwoordt: „Geen van beiden op den Wie geen behoorlijk rijmend antwoord iet te geven, moet een pand betalen, aar degene, wiens vraag eindigt met een lord, waarop geen rijm te vinden is, is eneens een pand verschuldigd. Het spel moet zoo vlug mogelijk gespeeld >rden en na afloop lost men de panden in door G. H. 1. Hoera, hel heeft gesneeuwd vannacht! Wij gaan een sneeuwpop maken; Zie toch eens, wat een witte vacht Er ligt op straat on daken. Tn onzen tuin is alles wit, Ja zelfs de groene dennen. 'Je zou, ails je X niet heel goed wiel, Den tuin haast niet herkennen, 3. Gelukkig, dat het Zondag is, En wij dus kunnen speien, Want als t zoo heerlijk heeft gesneeuwd, zal niemand zich vervelen. Een bezem houdt hij in 2ijn arm, Dat maakt hem juist zoo kranig; Als 1 nu nog lang maar vriezen blijfit OP 't Piet bevalt? Nou, danigl De vorst hield nog drie weken aan. Maar toen begon 't te dooien. 't Was heusch niet leuk meer om elkaa® Met natte sneeuw te gooien! 10. We gingen kijken naar vriend Piet, Ook hé, wait was hij treurigl Uit ieder oog drupte een traan, - Wat stond diie Piet daar zeurig! r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 13