v< OOK Dl ÏJEUGI D 1 1E-ID5CH DAGBLAD 4. Donderdag 26 Januari. Anno 1922. In veilige Haven. •Af m .V* Naar het Engclsch van M. Hurrell. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK I. Een jong huishoudstertje. ,aat ik oens kijken", zei Elsje Dwars op somberen Novembermorgen in zichzelf, ik genoog geld heb om een extraatje voor !©r te koopen bij hot avondeten. .Ta, ik •of het wel", gin.g zij voort, terwijl zij r weinige schatten telde. „Ik zal van de •k wat minder eten, als ik kan, en dan |t het wel". lij deze woorden trok het jonge huishouri tje haar oudo manteltje aan om naar de kt te gaan en zette haar muts op. :ist toen zij op het punt wa« de deur der ie zitkamer open te doen, scheen er iet* t aan haar rok te trekken, o, wil jij graag mee, Flipje?" Het t hondje trachtte zijn verlangen ken te maken door luid te blaffen. Elsje zioh en nam het d-ier in haar armen. Is eigenlijk wel wat gewaagd, Flipie'% Rzij. ,f.To weet wel, dat je belasting nog t betaald is en dat die akelige politieagent den beek op je loert." 'lipje keek bedroefd, als scheen hij de >rden van zijn meesteresje te begrijpen Die waren zeer aan elkaar gehecht, want oig eenzaam uurtje hadden zij reeds sa- i doorgebracht. Nog nooit in baar kort ?ntj© was het kleine, moederlooze kind zóó met een geschenk geweest, als toen haar Ier op een avond een klein hondje voor r had meegebracht. ►e smeekende uitdrukking in Flipje's hrui- oogen sprak regelrecht tot Elsjes hart. Ik zal je dan maar mcenemeD. Flip ie", ze, „omdat je het zoo graag wilt. maar rno^t je onder mijn mantel houden, dan i de agent ie niet zien", ij bracht haar lievelin.g met haar óéne d in veiligheid en ging met haar markt in de andere op weg. Alles ging goed tot den terugweg, toen er iets gebeurde, d'at ie's haTtje luid kloppen deed van angst. ipje had zich olotselm.g losgeworsteld. n zijD meesteresie od een diruh punt. de p.at over stak. In het volgend oocenhlik "d hij bijna door een auto overreden. Elsje 1de op hem toe en trok haar lieveling vlak 'T de wielen wee. haar opwinding struikelde zij echter, oogenhlik scheen het. alsof Elsie haar cd met haar leven boeten incest, maar zóó was het gelukkig nog niet Zij was juist st de wielen gevallen, hoewel het maar handbreed scheelde. )e dame in de auto beval haar chauffeur stoppen, zoodot, zii kon informecron. of het d zich bezeerd had. lisje, die nog geheel ontdaan weer sstaan was, beantwoordlde de vragen der o met een borend stemmetje. VeldTa was zij hot middelpunt van een sopje en kwam een politieagent naderbij, kien Elsje hem zag, schrikte zij nog meer. stond doodsangsten uit om haaT hondje, de stem van haar geweten klonk zóó de belasting voor Flipje was immers niet betaald dat zij dacht, dat alle tieagenten dit wisten. Alle kleur was uit haar gezichtje geweken, zoodat de dame bang was, dat zii flauw zou vaillen. „Stap in de auto, kind", zei zij op beslisten doch niet onvriendel ijken toon, „dan zal ik je thuisbrengen. Waar woon je „In de Torenstraat nr. 7", antwoordde Elsje. „Hoor je dat, Jan Deze woorden waren tot den chauffeur gericht. „Ja mevrouw". ,.Riid er dan alsjeblieft zoo gauw mogelijk heen". De poüitioaieent maakte nu het portier der auto npen en Elsje, die een gevoel had. alsof dit alles ccn vreemde, wondervolle droom was stapte in eD ging naast de dame zitten. Maar zij was toch niet zóó uit haar doen, dat. zij vergat Flipio en haar inkoopen stijf tegen zich aan te drukken. „Je meet al een heel dom meisje zijn", zei mevrouw Tobias (zoo heette de derae, hoewel zij E^rie haar naam niet zei) „om je leven te wagen voor een homd. Zie ie dat zelve nu ook in „Ja-ja'*, antwoordde Elsie met een snik in haar stem. „Ik was erg dom, maar ik houd zoo vrecselijk veel van Füoje en hij is alles wat ik heb, behalve Vader". „Je bent toch een flinke meid, diat moet ik zegren", ging de chime nu voort. „De meeste kinderen zouden ziin gaan huilen, nadat ze zoo /*e?ohrikt waren". „Het scheelde maar heel weinig", bekerde Elsje eerlijk, „maar ik huil nooit, als ik bot maar even laten kan om Vader, ziet n. Vadptr hanct nu hcelemanl van mij af". „Werkeliik Ik dncht, dat het juist anders om zou ziin". Elsie's scherpe ooren hoorden een lichten spot in deze wooTden en zij haastte zich te zeggen „Vader kan het niet heJpën. Hij is ziek en daardooT komt het*'. Er was iets in Elsje's stem, dat sprak tot het hart van mevrouw Tob ia*. ,.Wat. voor betrekking heeft je Vader vroeg zij op vriendelijker toon dan waarop zij tot nu toe gespp-ken had. ^Vndcr is dokter. Dokter Herman Dwars", zei Elsje. „En hij is zóó knap ik geloof, dat er geen knapper dokter op de hoelo wereld bestaat dan mijn vadertje". „Dokter Herman Dwars", herhaalde de dame. „Heeft hij nog een anderen naam, kind De toon was nu zóó scherp, dat Elsje er van ontstelde. „Ja, zijn tweede naam is Alexander"; ant woordde zii. Tot haar groote verbazing zag zij, dat de dame plotseling doodsbleek werd. „Herman Alexander Dwars Dan moet hij het zijn. Mevrouw Tobias scheen Elsjc's bestaan een oroonblik geheel te vergeten. Half bin nensmonds herhaalde zij den naam. Eenigen tijd zei zij niet.9 meeT en daar Elsje te ver legen was orn vragen te dceD hoewel deze haar op de lippen brandden zweeg ook zij. Toon mevrouw Tobias na een poosje zag, hoe eenvoudig, ja zelfs armoedig het kinj gekleed was, zei zij „Is je vader arm, kind? Ja, dat moet wel," ging zij in zichzelf gekeerd voort, „an- dors zou hij niet in de Torenriraat wonen." „Alleen nu zijn we arm," antwoordde Elsje, „omdat Vader te ziek ie om zijn patiënten op te zoeken. Maar als hij beter is, zal alles wee® goed worden." Elsje had oen onafhankelijke natuur en zij voelde er niets voor, tegen een vreemde over bun armoede te spreken. Maar was deze rijk' gekleede dame naast haar eigenlijk wel een vreemde? Elsje kon die vraag niet beamU woorden. Intnsschen naderden zij haar woning. „Ik ben nu vlak bij nummer zeven," riep zij met oen van opwinding verhit gezichtje uit. „Dank u wol, mevrouw, dat u zoo vriendelijk voor mij geweest bent." „Tot je dienst, kind," zei mevrouw Tobiaa glimlachend. „Ik geloof, dat deze ontmoeting van ons heeft moeten plaats hebben." Els]e zweeg, daar zij niet wist, wat zij ant woorden moest. Ook had zij het erg druk met Flipje en haar inkoopen. „Vertel je vader van mij," ging mevrouw To bias voort „Ik kom hem eens heel gauw op- zooken en als bij niet te trotsch is om mijn hulp aan te nemen, wil ik hom gaarne helpen. Vergeet mijn boodschap vooral niet." „Nee mevrouw," zei Elsje. „Maar wie moet ik zeggen, dat u bent?" vroeg zij verlegen. „Zog, dat ik iemand ben, die hem in den goeden ouden tijd gekend heeft," was het vage antwoord. „Wilt u niet binnen komen?" vroeg Elsje. „Ik weet zeker, dat Vader u graag zou willen spreken." „Nee, ik heb nu goen tijd," antwoordde me vrouw Tobias. „Ik ben bezet, maar misschien morgen De twee namen nu afscheid en evon later maakte Elsje de deur van nr. zeven open. Haar hartje scheen veel lichter te zijn dan toen zij do deur was nitgogaan. HOOFDSTUK II. Elsje verfeit haar wedervaren. „Vadertje, ik heb een avontuur gehad zoo'n leuk avontuur! Zoodra ik wat voor u klaargemaakt heb, zal ik u alles vertellen." „Vertol bet mij maar eerst, Elsje. Ik heb toch nog geen trok „Nee Vadertje, u moet nog even wachten," zei het kleine vrouwtje beslist. „Ik zal een lek keren kop bouillon voor u klaarmaken met een dun sneetje geroosterd brood „Els, kind, je regeert me met een ijzeren roe!" zei de zieke man glimlachend. „Maar hoe zou ik het moeten stollen zonder jou?" „Natuurlijk zou u het niet zonder mij kun nen stellen. Vadertje," antwoordde het kind op vleien den toon. „Ik ben immers uw huishoud-» stort je en uw alles?" „Ja Elsje mijn aflos." Er klonk een weemoed in zijn stem, die Elsje ontroerde, want zij wist, hoe vreeselijk haar vader het vond niet in staat zijn te werken. In de afwezigheid van 'hot kind was bij er in geslaagd zich aan to kleeden. Hij lag nu op de rustbank in de kleine zitkamer, welke hij en Elsje met nog twee kleine kamers betrok ken hadden. Dokter Dwars zag er lijdend uit. Het lot wm hora niet gunstig gewoost, Veel verdriet en te leurstelling had hij gehad en do sporen ervan warr duidelijk op zijn gezicht te lezen Toch hadden hem zijn opgewektheid niet ont nomen. Elsjo was een innemend meisje met een paar heldero blauwe oogen en een massa blond© krullen, die zich met lieten dwingen glad en netjes te zitten. Het was een echt zonnig kind en dokter Dwars noemde haar zijn zonnekind. Tot nu toe wa« Elsje'c opgewektheid eohlei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 9