Kinderlijk® Liefde. In de slee. en door Haraicko wit goed verstaan t. b. hèfn eecuwrte de atlan: ..zijn we er ncy? Tie word stijf van dat lantre ligren En ik ai weer vooruit, hoe het gaan «al: er t natnnrlifk niet naar me omgekeken, vóó* •enochtend. t KJ.nd leert haar lessen altijd iet laatste nippertje. En als z.e me dan maar voorzichtig behandelde! Maar daar ien sprake van. Zo slaat mijn bladen zóó tig om, dat ik er duizelig van word. En ze eindelijk miin lichaamsdeel gevonden, ze blijkbaar noodig heeft, dan maakt ze er 1 reel potloodkrassen op. dat ik wol kermon van piin om van het beloedigonde van zulk behandeling nog niet eens te sproken. Wio zicdi daardoor niet gekwetst voelen!" Och ja." zuchtte nu eon Fransch leeshoek. ?d hebben wij. schoolboeken, 't nu eenmaal I a van allen bij TTannoko Moot je die ozels- an zien, waarmee ze mij opknapt! Ik zie uit als een arme bedelaar in plaats van een ig Fransch leeshoek, wat ik toch ben. ft Ts irig, zoo slecht behandeld te woeden! En dan voortrekken!! 10ie is ook kras. "Laatst reisde mot een Hollandsch sprookioshook in dezo oh. En je hadt het verschil eens moeten waarmee ze one behandelde! Mii keek zo aan, en dat sprookieshoek nam zii telkens s even uit de tasrh! Hat vertoon do geen Isooren. Daar zorgde ze wed voor, want elk d werd eladgr-t^hen. 't Gaat onrechtvaardig on deze wereld!" .Mijn jurk is al wet een week lang Te el i.ik t cheurd. Hu. wat hc-b ik 't koud! En Hnnueke ikt er gewoon met aan. te zorgen, dat ik een »1e jirrk aankriiv!" klaagde een Taalboek, Iks kaft er workeliik al heel slordig uitzag, kriig met den dag een armoedigeir gevoel ir mij en Ik doe toch zóó mijn best van Han- een knap meisje te maken. Als ze mij t had, zou ze nog niet eens een brief zonder ten kunnen schrijven. Maar dat bodeukt het denkbare kind h pc] om aal niet!" Ik vind. dat jullie nog niet eens zoo fe bo gen zijn!" verhief de lei nu haar stem. „Jul- l< hliift ten minste wie je hent. maar ik word t allerlei hflnenrwfcn volgekraat. zoodst ik zelf niet herken En ik wnrd altijd mil ge- .zóó vuil, dat er geen echtwn r>lrkie moer mii to hflkenncv» is on H^rmeke mii wel t 'lonri'maknn nxW Hst had ik in mijn jeugd V met was ik al'iid liolder en it werd ik diV^n^e efvc^chróhó! Nu heh ik ak een gevoel. alsof ik nooit meer ^oed 'icon zal kunnen worden! Ja. ja. die Hau- maaVf mm 't leven maar zuur!" sl „Maar jnllie leeft nog?" liet zich nu een boel c rak stemmetje uit do snnnsendens hoeren, u ik a? Mina met meer Ik ben juffrouw Hoon werd door Hnnueke in een nalce spons ge- •pf. Do eerste dacen had ik het er best en ^fl-pl-Tvaarhotd voor de "mvta 7><-1-.«nr1<aVnr» irmd« 'k «timcrds en kleide Waadies Tk dacht: t zal mKn mee^teresjo wal aardit vinden, 'aar o. wat ik daar een sniH van heb gehad! VO*""e*^ heetomorl flfl «pens SM»'! TIB* to llCKl- cu ik vpvw*efht vpe demi! dVfls tl- maar klein heonfie ffpVcvcn zondev hls e lef n h"'i ik hef hele** kunnen sferen zopdor 'fer. Maar nu is mim lot al heel hard. On- nV te; *15 we-e'-'tw Toonf ..Te ved vooM "c ook r>>W pre'tipl" oen schr'ft zich nu in het gesnrek. enk dat maar piet pri vrwal niet. als het rht. def je te reet t-riic*. ir>M heef Tk geloof, t ik k'ever zon Tr'T^n pifdregen dan on vptp V v„fcf>ri ,vv| fa rwemmen. V;nt. dat ik «f faKpn vnVf heh! Och ne» atc r7«o goed gp- ntO-f wig-d't. kun je door m» te letten •-7 7em-<vri. To hea-rf vno gltn—'ei d'igen. wnar- •n je v*eea.""" hr»4 heefpan --Uf5 n*ef vermoedde ">t we? heh ik gvuweliik het land san dip H*e inktmoppen, welke mi?n schnon tiiterTiik •de-nsaT hederren en mii. geleerde, want dat n ik toch. zco'n slord'g aanzien reven. Nee. voel verl meer voor vo^drogen. Daarvan zul r'ef zen gauw sterven!" „Wat zenr je toch ever te veel Vocht!" h^ou II een potlood zonder pnnt.. ..Tij kunt ten »r»;fo nog io nb'cht do«p en veel -nut ot;ehten. tl h*»^ ie je leven dan m"s«chien scheoper irvrgosfeTd Denk ie eens éón or»r"*r»Mik in i?n foc<rt.and iu! Mijn doel is s^hrüvon. al- rTni geleerdheid on paumr hreucen Da ervoor eb ik ve-»l over. z^lfs miin rust en als h"t dan 'eoaald moet. leg ik or mii bü neer. dat er on 'ii gekauwd wordt, al vind ik dat natuurlük- nae] one en "en a am' Maar het ecgsfe is. als je 'e nnnt verloren hohf mi ifl ligt do'inos in een Suftefkoker o? ck'ngerf ergenc rond Waarvoor dient dan je leven? Een niotsnuf ben je! Is dat niet vroeseliik? Och. och, als Harrneko mt maar oens wilde fcegnipen!" „Och ja." zuchttCT eenige griffels, waarvan de m 0 pst en gebroken waren „Een meesteresje als Hanneke maakt ons nie! gelukkig. Wat zouden wü H veel prettiger kunnen hebben op do werold." Met ingehouden adem had Hanneke naar dit alles geluisterd Maar nu hoordo zij niots meer, alleen oenig zuohton van alle verongelirKten. Dat ze daaT nog nooit aan gedacht bad! Hoe dom van haa.r! Maar 't zou andera worden: dat nam zij zich stellig voor. Zoo dra zij thuiskwam, werdcu allo ezels- ooron netjes gladgestreken Het TaaThoek kreeg oen nieuw kaft, de spons werd goed nat ge maakt. potlood en griffels geslepen en zij zorgde er wel voor, dat ze geen krassen meer in haar atlas maakte of inkt vlokken in haar schriften. En wat was haar lei voortaan netjes schoon! Nu zij óónmaal op al dio dingen op- morkzaam was gemaakt, wilde zij het Teven der tasdibewoners zoo aangenaam mogelijk maken Zij heeft nog heel wat koeren den langen weg van de hoeve naar de stad en omgekeerd moe ten afleggen in gezelschap van haar tasob E11 hoe oplettend zij ook luisterde, nooit heeft zij meer zulke droevige klachten gehoord. De be woners schonen rich nu veel gelukkiger to voe len en soms meende Hanneke eenïge woorden op te vangen als: „tegenwoordig heter Hanneke goed voor ons Heel duidcliik kon. zij het wel niet verstaan, maar zij was al tevre den, dat zij hun gemopper wiet meer hoorde. Men verhaalt, "dafc Gustaaf III var» Zwe den op zekeren dag, toen hij on de incht was, van zijn gezelschap afdwaalde. Toen hij langs een bron kwam, zag hij een klein meisje haar kruik willen. Daar hij ergen dorst had, vroeg hij haar om een dronk koel water. Met een glimlach reikte zij hem de kruik aan en de koning leschtc. zijn dorst Toen hii haar de kruik teruggaf, vroecr hii haar wie zij was en waar 2ij w ion- de. Het meisje beantwoordde ziir? vrageD heel beleefd en bij uond het z'ó'n iief kind, dat hij hnar voorstelde bij hem aan het Hof te komen. Natnurlijk zei hij daacbvi ook wie bij was Zii weieerde echter en bedank te voor bet konïnklük aanbod, want zii bad een zieke moeder, die niemand anders be zat dan haar om voor haar te zorgen en te werken. Koning Gnstaaf vroeg daarop, of hij de moeder van het meisje eens mocht bezoe ken en het kind wees hem den weg naar hun armoedig hutje. De arme vrouw smeek te den vorst, haar kind. dat haar eenigo steun en hulo uitmaakte, toch niet van haar weg te nemen. De koning was zóó getrof fen door de kinderlüke li°fde van het meis je, dat hij. toen hii wegging, de vrouw een beurs overhandigde, welke gevuld was met goud Korten ci:d daarna liet hii haar een flink jaargeld uitkeeren. tel welk na haar dood op haar dichter oiwg'ug. BMCVPSOTCe Een klant, tot run kleermaker„Zie óie pantalon eens, hij ie van hoven tot heneden ge^VirnTk KVormakor ..Maar, mijnheer, uis er 2eker rn'v» gaan zitten*'. TDqnt ..Natuuriük. Ts dat zoo vreemd 1" Kleermaker „Hoor eens. mijnheer, ik ver kocht. u een wandelkostuum en geen zit- kostuum." Mijnheer van der F!as komt in 'de keuken om zijn hoDden te wasiohen. Keu jc3 „Tk l.eb er nïek op tegen dat uwe* in de keuken komt maar wel verzoek ik n vooraf san te kloppen. De kou ken 13 mijn departement, mynheer."' 't Is koud en het vriest ook terdege, toch gaan v' er op uit me' de slee; óns poppekind kan er niet tegen, nu mogen de poesjes eens mee. Wc stopten së in tot hun kopjes zoo voelen ze niets van de kon; ze spinnen en ziin in hnn nopjes en zeggen tevreden: miauw! HERMANNA. Kiet begrepen. Vader„Met den hoed in den Wand, komt men door het gonsche land" ..Wat wil d«t spreekwoord zeggen. Willem Willem fzoon van een officier van justi, tie)„We! Papa dat kan niet. Wie bedelt wordt immers opgebracht". RigeSondéa door Neïïy van der Kloot. „Pietje", zei de moeder stren?. „sr heet» iemand gember uit de provisiekast geno men." Pietje krijgt een erge kleur, waarop de moeder zei: ..Foei jongen, ik dacht niet. dat zoo iets in jou zak" „O. moeder," was het antwoord. ,maar eai derf er van zit in Karei." f Ingezonden door Corry en Annie Snel. Verkeerd begrepen. Een boer komt op het postkantoor;Boe- veel koet het om faiftig guldens an dn? addres te sturen7" vraagt hp- „Twintig cent." „Pa's nie veul. daar hai ze.* „En de vjjftig gulden?" „Zoo, moT: die der bai doen? Dan Stuur ik liever niks tiiemendad.'t /TT" Ingezonden door Pientje Romeys, Misverstand. Beer tot een photograal: „Hoevee! kost zce-'n pertret?" Photograal: „75 cents, 'doch per dozjjn kost het goedkooper." Boer: „0. dan zal ik even mijn wjjf en miin tien hinders gaan halen, dan is het een dozijn."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1922 | | pagina 11