Het mooie weer. De Raaf en de Eksten. Een praatje over fluiten, Van alles wat. ANEKDOTES. paalt}» verbond, gartooten en haar aan gén aant lotgamaakfc. Keer merkte daardoor niet, dat hij zich op gevaarlijk terrein bevond, deed nog één j wreek achteruit en toenop eens brokkelde het zwakke ijs langs den kant van het wak af en rolde Bees in het water. Groote ontsteltenis! Zoowel bij de jon gens van Terwogt als bij die van Brouwer. Allen waren sprakeloos. Oude twisten en nieuwe rnziee bestonden op dit oogenblik niet meer. Nadat allen eerst als stom ge slagen waren van sohrik, begonnen zij na een poosje luidkeels om hulp te roepen. Intuteohen had Piet de Bout zich 7xrnder zich maar één oogenblik te beden ken binnen de gevaar-aanduidende af paling begeven. Het ijs was heel dim aan den kant en zon hem stellig niet kunnen dragen, als hti op den rand stond en Kees een reddende hand toestak. In het volgend oogenblik greep Piet een lat, dezelfde, die door het opdringen der, jongens aan één kant losgelaten had. Hij rukte haar heelemaai los, ging plat op zijn buik op het ijs liggen en schoof voor zichtig vooruit naar de open plek. Zoodoende werd de ijsoppervlakte, waar op de zwaarte van zijn lichaam rustte, groo- ter en zjjn gewicht dus meer verdoold, zoodat het iis minder te lijden had. Toen hri bijna den rand bereikt had, stak hij de lat zoo ver mogelijk vooruit en riep: „Grijp hem, Kees!" Dit alles was heel vlug in zijn werk ge gaan en zoo kwam het, dat Kees, die goed zwemmen kon, zich in de kleine ruimte nog drijvende had kunnen houden. Onmid dellijk begreep hij de bedoeling van Piet en pakte hij de lat beet. „Ga liggen!" commandeerde Piet, zoo dra hij voelde, dat Kees de lat gegrepen had en hij den jongen aan den kant van het ijs zag. Kees deed dit en voorzichtig achteruit schuivend trok Piet Kees nu ver der op het ijs, zoodat zrj weldra samen buiten de afpaling lagen, waar het ijs goed sterk was. Daar richtten zij zich op. De jongens- der beide scholen stonden broederlijk dooreen in -een halven kring geschaard om her. heen. „Hoera riep Tan Damen. „Piet" is een held!" „Hoera! Hoera!" klonk het van alier iippen. Kees schudde Piet hartelijk de hand, daarbij woorden van dank mompelend en site jongens van Brouwer riepen nu luid: „Leve Piet de Bont!" Het was wat ze in de geschiedboeken „een historisch oogenblik" noemen: de tos- ■nadering en het vriendschap sluiten der twee scholen, die -elkaar sinds menschen- heugenis steeds vijandig gezind waren ge weest. Misschien had daar indertijd aanleiding toe 'bestaan Niemand wist dit. N u bestond zij echter niet meer. Daarvan waren allen overtuigd. Zot) eindigdg de oude schoolveete. 11 De boeren, welke in een dorpje in de na bijheid eener groote stad woonden, had den reeds tijden achtereen veel schade on dervonden van den regen, die maar niet scheen te willen ophouden. Een spotvogel gaf één hunner den raad bij den in de stad wonenden apotheker, die voor alles raad wist, goed weer fo halen. De boer nam den raad voor ernst op en begaf zich naar do stad- De apotheker, die dadelijk begreep, dat het domme boertje er in was geloopen, bood hem vriendelijk een stoel aan en ging even weg om het mooie weer klaar ie maken. Na eenige oogenblikken kwam hij terug en overhandigde ons boertje een pillen doosje mot de waarschuwing, het voorzich tig in zijn hand te dragen, en het vooral niet te openen, vóór hij zou zijn thuis ge komen. Opgewekt verliet de boer de apotheek. De regen zou nu stellig ophouden en het mooie weer aanbreken. Hoe dichter hij bij huis kwam, hoe nieuws gieriger hij werd om te zien, hoe het mooie weer er toch wel zou uitzien, dat het in zoo'n klein doosje kon worden geborgen. Toen het eindelijk in het doosje begon te snorren en te brommen, werd het hem te machtig. „Kom'*, dacht hij, „éénmaal is gefti maal'h Hij ging op een mijlpaal zitten op eeni- gen afstand van zijn dorp, deed voorzich tig het dekseltje open ener vloog een bromvlieg uit in de richting van het dorp. Ons boertje den vluchteling achterna, maar hoe hij ook liep, hij kon hem niet inhalen. Doodop van het harde loopen, kwam hij hijgende in het dorp aan en toen de andere boeren hem vroegen, waarin hij het mooie weer had meegebracht, antwoordde hi", lachend„Het is juist het dorp ingevlogen" Ons boertje begreep nu, dat men hom voor don gek had gehouden en maakte cr zich met een grapje af. Een babbelachtig* ekster eu eeu oude, verstandige raaf ontmoetten elkaar in een- hoogen boom. „Daar heb ik van den nachtegaal din gen gehoord," begon de ekster, „dingen, die iemand de haren te berge doen rijzen. Wie zou dat van hem gedacht hebben! Hj; heeft namelijk - „Voor gij verder vertelt," zoo viel dé raaf haar in de rede, „moet gjj mij eerst eens zeggen, of uw geschiedenis aan drie voorwaarden voldoet." „Aan drie voorwaarden?" vroeg de ek ster verwonderd. „•Ia, aan drie voorwaarden. De eersteMs- deze, dat, wat gij mij te vertellen hewt, waarheid moet zijn. Is uw verhaal over den nachtegaal waar?" Dat geloof ik wel," antwoordde da ek ster. „Ik heb liet van de kraai en die heeft het van de lijster, die het weer van deu specht gehoord heeft. Ge weet, de specht is nog in de verte familie van de nicht van den nachtegaal." „Good," hernam de raaf, „dan zult gij moeten toestemmen, dat de waarheid niet bewezen is. De tweede voorwaarde is deze: predikt uw verhaal liefde tot uw naasten?" „Neen dat kan ik niet zeggen. Integen deel, het is kwaad, wat ik van den nach tegaal te vertellen heb." ,.En ten derde," ging de raaf voort, „is liet voor mij nuttig, wat ge mij van den nachtegaal Wilt verhalen?" „Ach nee; nuttig is het niet," moest de ekster bekennen. „Tracht dan uw tong te beheerschen, zoodat gij voortaan nooit iets vertelt, wat niet waar, liefderijk en nuttig is," zei de wijze raaf ten slotte. S Do meeste jongens beoefenen deze „edele" kunst. En hoewel hun gefluit lang niet altijd fraai klinkt, doen sommigen het toch wer kelijk heel aardig en zelfs mooi. Zoo moeten er menschen zijn, die er een gToote virtuosi teit in bereiken. Het fluiten heeft ook een nuttige zijde-: het geven van seinen b.v. Zoo verhaalt men, dat de Azteken, dat zijn de oude bewoners van Mexico, ten tijde van de verovering van dit rijk door de Spanjaar den, door zulke seinen de komst der vreem delingen in weinige uren aan hun Koning Montezuma kenbaar maakten, ofschoon de hoofdstad, waarin doze vorst verblijf hield, wel 500 K.M. van de kust verwijderd lag. Montezuma zal do kunst zijner berichtgevers wel op don waren prijs hebben gesteld mo gelijk hield de man er zelfs „Koninklijke fluiters'' of „hoffluiters" op na. Spelletje voor Meisjes. Mijnheer is niet thuis. Eén der medespeelsters blijft staan, omdat *sr ©en stool minder neergezet is dan er per sonen zijn. Het gezelschap danst nu in een -gesloten kring om de staande heen, terwijl deze een belletje in de hand houdt. Onder het dansen zingt het gezelschap op een of andere melodie Mijnheer is niet thuis, Nu is 't er niet pluis; Mocht hij naar huis toe komen, Dan wordt de bel vernomen Dit wordt zóólang herhaald, tot het meisje dat in den kring staat, belt. Zoodra dit ge beurt, probeert elk, ook degeen,die binnen in den kring staat, een stoel te bemachtigen. Wie er geen krijgt, moet in het volgende, .spelletje de bel vasthouden. Ingezonden door Coba. Hoope. Oude juffrouw die hoort vertellen dat bij spoorwegrampen do voorste en aohterstc wagen altijd het meest lijden „Maar ik begrijp niet, als ze dat nu weten, waarom laten ze «Jie tweo wagens dan niet weg Dat is lang. Mevrouw A.: „Hé, ik wist niet dat je r-liem kende." Mevrouw B „Hem kende? Al zóó lang! Ik kende hem al, toen zijn vader nog een kléine jongen was." Ingezonden door Geertje Hoff. In den ouden tijd, t-oen 's avonds de poorten der stad nog gesloten werden, liep een zeer dikke lieer op slag van het slui tingsuur, nog op een buitensingel. Iu vlie gende haast, roept hij een boer aan: „Zou het nog lukken om door de poort te komen0 „Nu," zegt. die boer, den dikken heer goed opnemende „ik zou denken van ja, want vanmorgen heb ik er nog een vollen hooi wagen door zien gaan." ANTWOORDEN OP DE RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. 1. Wintermaand, Sint Nicolaas, Kerstfeest Oudejaarsavoud. 2. Oudejaarsavond, ja, das, sneu, rad, cnvens oor. 3. Veel geluk, geel, keel, leve, vlug, leeg. 4. Kerstnacht. 5. N kin b 1 eek mi a u w e n Nieuwjaar Oud jaar traan das

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 12