Een Schoeivp*" Regen in de Kerstvaoantie jbew-jmtottvA7 •cvy ttam moer om aan te hooren. Jan schoof maar t gauw do gordijnen dicht Wat duurde het nu lang, oor het laatste nummer kwam. Er werd achter de schennen druk gewerkt, het publiek hoorde allerlei on geduldige uitroepen, zooals„die nare pop blijft niet staan", „Hé, nou valt dat verve lende kind weer om Maar eindelijk was het dan toch klaar, de gordijnen gingen voor don laatsten keer van elkaar. Op hot programma stond Slotnummer Tableau Vivant „de 1 Vier Jaargetijden", en daar zag je nu ook vier poppen, heel sierlijk en losjes Mi elkaar, aan den eenen kant van 't tooneel do Lente en de Zomer, aan den anderen kant de Herfst en de Winter. De Lente was in 't lichtblauw en hield wat losse bloemen in do hand, 'do Zomer had oen goudgele jurfc. De Herfst droeg een roodbruin kleedje ©n de Winter was een echte sneeuwpop, in een witten pels on een ijsmuts. Wat stonden die poppen mooi stil, terwijl nog eens het gekleurde lantaarn tje hun sprookjesachtig belichtte. De toe schouwers klapten hard in de handen van bewondering en toen was het feest afge- Ioopen. De vrienden en vriendinnetjes mochten nu allee eons van dichtbij komen bekijken, wat to natuurlijk graag déden. En nu kwam er voor Suug en Lottie nog een verrassing. Tante Nol zei, dat ze twee prijzen uitloofde, één voor 't mooiste on één voor 't grappig- 6te pakje ©n de gasten mochten uitmaken wie die prijzen verdiend had. Nu werd alles nog ©ons extra good bekeken en eindelijk kreeg do ridder don prijs voor 't mooiste pak, on allemaal vonden ze, dat de heks er het leukste uitzag, die kreeg dus den anderen prijs. De nichtjes waren allebei del gelukkig met het cadeautje* Lot kreeg een boek en Strus een doos postpapier. De heele familie ging daarna weer naar beneden. De ka^rajes van «Jon Kerstboom werden nog eens aangestoken en de kinderen mochten er ieder wat lekkors van plukken. Ze deden nog wat leuke spelletjes en om half tos gingen de gasten heel voldaan naar huis. Suus en Lot waren erg moe en gingen dien avond maaT weer op tijd napr bed. Na een weekje moest. Suus mot haar poppenfamilie weer naar Den Haag terug. Het speet de meisjes vree- selijk, dat de prettige tijd voorbij was. 7* von den alle twee, dat ze nog nooit zoo'n gezellige Kerstvacantie beleefd hadden door C. H. De winter was dat jaar vroeg ingevallen. Na een prachtig, zelfs een zomersch-warm najaar was het om3treek3 half November plotseling koud geworden, echt winterach tig: met sneeuw en jjs. 'n Vroegen winter! zeiden de menschen. „Als 'tmaar geen strenge winter wordt!" hoopten velen. „Een ouderwetsche winter Z3l 'tworden!" voorspelden ouden van dagen, die er altijd gaarne van verhaalden, hoe in hun jeugd de Wintervorst regeeren kon. ,,'n FJjne winter!" zei de jeugd. Zjj hiel den wel van sneeuw eu ijs en de winter pret, die daarvan het gevolg was. Op het Schoolplein, waar de jongens school van meneer Terwogt wa3, kriuelde het van jongens, die baantje gleden en sneeuwballen gooiden. Menige wandelaar vund bet dan ook maar beter, als zijn weg naar dit gedeelte der stad leidde, niet het Schoolplein over te steken, doch een kleine omw eg te maken. Er werden heele sneauwgevechten gele verd en wel tusschen de school van Ter wogt en die van Brouwer, zooals de jon gens de scholen noemden naar hun hoofd. Do laatste stond in de Sohoolstraat, welke op het Schoolplein uitkwam. Deze sneeuwgevechten waren lang geen gekheid, het whren echta schermutselingen, - want de jongens der beide scholen conden elkander niet luchten of zien. Zoo lang zij zich konden herinneren, had er een soort naijver tusschen de beide scholen be3taaD, ja, bet was eigenlijk een oude veete, want niet alleen de groote broers van de jongens, die na aehoolgingen, maar zelf? de vaders I Regen in de Kerstvacantie t O, (vat komt me dat slecht uit! Zegt Margootje met een pruillip En zij trommelt op de ruit. door O. H. Even blijven we nog wachten Op een vrachtje voor terug; 'k Zie daar Hans en Bernard komen Stap maar in, hoor jongens, vlug. - Maarik wil me niet vervelen, Vlug een spelletjq bedacht, - En wie weet, of vdór het uit is 't Zonnetje niet vroolijk lacht! 3. - D' oude kist is d' equipage, En ik zelf ben de koetsier, - Bruintje zal het vrachtje trekken, Maarwie is do passagier 4. - O, ik weet het: Jaap en Gootje, Moeten juist vandaag naar stad, - Hoe toch zouden zij er komen, Als hun Moe geen rijtuig had 1 8. - Voort maar, Bruintje, voort, loop stevig. Want het is een lange rit, - Maar nu zijn wij er toch eind'lijk, Hè, hè, 't was een beele zit! Juist als 't klokje slaat vier uren, Stopt Margootje vlak vóór 't huis; 7 Belt dan aan en Stien doet open, Zegt: Op tijd ben je weer thuis. 8. Tante Annie is gekomen, Tante Annie van de Gracht! Open gaat op eens een deur en Niet de zon, maar Tante lacht. Zoo Margootje kind, ben jij dsar't 'k Doe vandaag wat 'k heb beloofd: Je .een mooi verhaal vertellen, 'k Heb een heel lang in mijn hoofd. - 10. En zoo gaat de regenmiddag In een oogenblikje om, Ale je maar begint te spelen En niet pruilt, want dat is dom. wisten te vertellen, dat „de andere school" steeds als de vijand beschouwd werd. Raarom dit zoo was? Ja, dat kon nie mand, zelfs de oudste grjjsaard in de stad niet, zeggen, maar dat het zoo was, was een feit. En niet allesn, dat er op het Schoolplein of in de Schoolstraat dikwijls allerlei botsingen plaats hadden, overai waar de jongens van de ééne school ook maar een glimp van die der andere zagen, werd er gehoond, nageroepen en soms zelfs gevochten, 't Was eigenlijk heol dwaas, maar de meeste jongens zien nu aanmaal hun dwaasheid niet in, vóór zjj er te oud vooi zijn geworden. Op een Woensdagmiddag werd er druk op de Gracht gereden. Al dagen was de jjspret hier in vollen gang. Jammer, dat het nu zoo naar dooi uitzag, ja, de ther mometer stond zelfs op het vriespunt en de wind zat in den verkeerden hoek, ten minste zoo vonden allen het, die nog graag wai vorst hadden willen houden. Reeds voor éénen krioelde het op d? Gracht van schaatsenrijders. Vlug bonden de jeigens hun schaatsen onder en daar ging het: kris-krasl kris-kras! De meesten reden wild en jachtig dooreen, een enkels meer bedaard, terwijl op een afgelegen plekje een schoonrjjder een kunstige acht op het ijs trok. Jongens, jongens, wat 'n pret! Maar wat jammer, dat de lucht zoo weinig naar vorst stond i „Er zit een pak sneeuw in de lucht!" zei Jaap Wolters. „Morgen is 't misschien gedaan!" meende Piet de Bont, beide jongens van de school van meneer Terwogt. „Wat doen die jongens van Brouwer hier eigenlijk?" vroeg Jaap hard, terwijl Jan Damen, die in de Schoolstraat school ging, voorbijkwam. „Beter rijden dan jullie!" riep Jan ge vat terug. „Hoort 'ml Hoort 'm!" klonk het nu van heel wat jongenslippen. „Zoo'u Pochhans! Opschepper!" „Ruziemakers! Stokebranden!" klonk het terug Hei werd een formeel gevecht, toen phtscliug kleine Kees Haas, één van de jongens van Brouwer, zich te veel aan dcu kant waagde. Hij had er geea erg in, dat vlak achter hem een wak was. Dit was weliswaar met palsn afgezet, maar waar schijnlijk hadden de jongen? in het vuur van her gevecht tegen een lat die de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 11