Om te kSeuren.
De Vliegmachien.
*1
ge
x>pt
„D;
hou
Mo
o
b.
Een
„Ik
lu:
da
unt
na.
't
>e
s
VV'a
iOUC
ndc
ZVi
'e
kl
It,
b
n
ht
lucht, zag ze plotseling vlak bij haar
die weide een klein mannetje staan
een langen, grijzen baardhij had
puntmutsje op. Je hebt 't zeker al ge-
den, dat 't een kabouter was.
,Zeg meisje," zei de kabouter, „ik zal
een rijmpje leeren, maar eerst moet je
j het mooie, bonte doekje geven, dat je
i 't hoofd draagt."
?Dat kan je begrijpen," lachte Liesje.
!at zou een onvoordeelige ruil wezen 1 Ik
b geen tijd om rijmpjes te leeren; mijn
nzen houden me den heelen cfcag in.
uw."
,Ja, juist, daarom!" sprak 'tmannetje
geheimzinnigen toon. „Als je mijn
mpje wist, zou je je niet zoo behoeven
te sloven met die onwillige dieren, dan
olgji je jezelf in een gans kunnen veran-
i»
z6tte £ro°fce oogen op.
vervolgde de kabouter, „en dan
je natuurlijk de ganzentaal kunnen
rstaan en alle ganzen zouden 'je als
aanvoerster gehoorzamen."
,Ja, maar," gaf Liesje in bedenking,
c zou er niets geen zin in hebben gras
haver te eten en gemest te worden om
't najaar te wordfen geslacht."
Dat behoeft, ook niet. Ik zal je nog een
eede rijmpje leeren Als je dat van
ten kent, ben je, als je 't wilt. in een
weer omgestoovord in een klein
isje."
0. dat verandert de zaak," zei Liesje.
eer mii de riirhpïes alsjeblieft maar.
r is mijn bonte doekje."
De kabouter nam 't verheugd aan en
t dadelijk om ziin ei een hoofd. Wat
md dat potsierlijkToen kwam hij dicht
de kleine ganzenhoedster en sprak met
dru1"
„Hokua, pokus, pas,
ik wou, dat ik een gansje was 1*'
Dat is een gemakkelijk rijmpjeriep
gje, „en nu 't tweede."
)at luidt
Hokus, pokus, nas.
k eet niet graag meer gras
ik-wil mijn eigen kleertjes aan,
ook wil 'k weer op mijn beentjes staan,
en kind zyn wil ik thans,
niet langer meer een gans
,Vergeet dit laatste rijmpje maar niet",
ak het mannetje lachend, ,,'t zou zonde en
imer zijn, als je in ?t najaar geslacht werd
hi, hi T'
leteen liep hij 't bosch in. Zijn grinnikend
heD klonk onaangenaam en onheilspel-
3. Lie9je trok er zich echter niet veel van
l Zij had er zin in de kracht der rijmpjes
s gauw te probeeren.
!a waarlijk, nauwljjk9 had zij 't eerste
htjea uitgesproken, of zij was in een mooie
Ite gans veranderd. De ganzen schenen er
volstrekt niet over te verwonderen
trouwclijk kwaimen zij naderbij en hegon-
over allerlei met haar te babbelen. Tot
sje's verbazing verstond zij alles wat de
'.zen zeiden, ja, kon zelfs ook mee nraten
•Ie moeilijke ganzentaal. Van nu af aan
I zij een goeden tyd, want ze voelde zich
eenzaam meer en de ganzen geihoofzaam-
haar graag.
anneer dan de avond daalde en de gan-
naar huis gedreven moesten w-orden. 2©ide
't andere rijmpje od en bracht, nu weer
Liesje, de ganzenhoedster, haar snate-
kudde veilig naar 't doroi
'p zekeren avond echter hieven de ganzen
selimg een lievig geschreeuw aan on de
vóór, de. andere na. vloog naar het dorn.
hadden een vos bemerkt, dié uit bet bosch
lopen kwam. In haar angst was ook
sjo als gans mee op de vlucht gegaan en
verscheidene andere ganzen neergestre-
op het erf van'één der rijke boeren. Toen
boerin later de ganzen zag thuiskomen
Ier Liesje, riep zij toornig „Morgen zal
Kol met je afrekenen, luie meid 4
lesje sidderde, want zij wist maqr al te
1, dat de vrouw haar bedoelde, de ganzen-
kter. Daarom liep zij snel de ganzenst-l
zonder eerst haar tooverrijmpje uit te
ken. ue andere volgden haar trouw. Toen
laatste binnen was, deed de boerin het
rtje d! -ut en zei tegen de meid „Morgen
gen we visitie, dan zullen we de beste
hten." Liesje 1: >rde 't enx. aakte
dat zij weer haar eigen gedaante kreeg,
l.-'j
3
<9
THEEBEZOEK-
Buurvrouw "Wie9 'k kom op bezoek
Met mijn jongste dochter Loek.
*-k Dacbt, dat 'a leuk voor kleine Klaar,
Want zoo heet jouw kind, nietwaar
Buurtje Bep, dat 's goed bedacht,
k Had je al 200 half verwacht.
Samen drinken we dan thee
En de kinders doen ook mee.
Eerst haal 'k koekjes, Bep, bij
Och, wat is die Loek een snoes l
Houdt z' er ook van 'k Hoop het m
Of ze lekker zijn, hè Klaar?
Moeder geeft ons dan voor vier J
En we hebben vast plezier.
'k Ben wét Slij, hoor, dat je kwam'
En je kindtfe medenam 1
C. K
want zij daontde Loerin zou haar wel eens
als de beste gans kunnen slachten.
Den volgenden ochtend vroeg gelastte de
vrouw haar dienstbode er de vetste gans uit
te zoeken. Het meisje kroop in den donkeren
8tal en tastte rontL Plotseling gaf zij een gil.
„0, er zit een dief tusschen de ganzen ik
greep hem in de haren en of Liesje haar
al toefluisterde, dat zij 't was en ze haar niet
verraden moest, 't hielp niets, 't meisje was
te zeer vorsehrikt om naar haar te luisteren
en maakte zoo'n leven, dat de boer en de
boerin er bei-den op af kwamen. In een wip
zei Liesje haar rijmpje op en was nu weer
een gans.
„Wacht," sprak de boer, na zijn angstige
dienstbode eerst den stal uit gelaten te heb
ben, „ik zal dien dief wel krijgen geef me
mijn knuppel eens aan
Nu deed hij 't deurtje wagenwijd open.
Daar kwamen alle ganzen, Liesje-gans voor
op, naar buiten waggelen, zij sloegen de vleu
gels uit enweg vlogen ze, naar 't bosch.
De boerin jammerde luid „0 mijn vette
ganzen, mijn vette ganzen, daar gaan ze
Onderwijl stond de boer met den knuppel in
de hand op den dief te wachten, maar toen
hij eindelijk zelf voorzichtig den stal in
kroop, vond hij de donkere ruimte leeg en
maakte ziek danig boes op 't dienstmeisje,
dat zonder reden zooveel opschudding had
veroorzaakt. Liesje gan9 was met haar
soortgenooten onderwijl veilig in 't bosch
aangeland. Nu wilde zij gauw weer Liesje,
de ganzenhoedster, worden, maar al Tamp,
dcor de voorafgegane ontsteltenis kon zij
zich 't rijmpje, dat zij daartoe noodig had,
met geen mogelijkheid meer te binnen bren
gen. Treurig liet zij 't kopje hangen en öiacht
en dacht ingespannen nahelaa9 alles
was tevergeefs.
Er ritselde iets in de struiken boosaar
dig, spotachtig lachen weerklonk.
Liesje-igans strekte den hals uit om te
zien, wie daar was. Do kabouter, ja stellig,
de kabouter Hij hield zijn handen in de zij
on schaterlachte
„Hi-hi 't rijmpje is vergelen
„en nu moet ze -gras en haver blyven eten!''
Op 't. zelfde oogenblik had een 'mooie, witte
gans hem evenwel bij 't been gegrepen.
„Au, au," jammerde 't mannetje, maar
Liesje-gana bleef hem stevig vasthouden, en
dat wel net zoo lang, totdat hy haar 't be
wuste rijmpje weer had voorgezegd.
0, wat was Liesje blij, toen ze geen gans
meer was 1
't Kaboutertje wreef zijn been en hiDkte
verstoord weg, want als 't naaf zijn zin was;
gegaan, zou Liesje-gans een gan9 zijn ge-'
bleven. En onze kleine ganzenhoedster -
Nu, dit kan ik je wel zeggen, zij heeft nooit
meer gebruik van de rijmpjes gemaakt, maar
is weer als vroeger geduLdig haar ganzen
gaan hoeden op de eenvoudige, goede wijze
Maakten zij 't haar ook al eens lastig, geen
nood, Liesje hield zich ferm en bleef er blij
moedig onder. De angst, die zij had onder
vonden, toen zij meende, 't nu eens extra ge
makkelijk te zullen hebben, vergat zij haar
leven lang niet. Door schade en schande wa£
zij wijs geworden.
Toe Mammie, kijk eens naar me,
Ik bouw een vliegmachien,
Een echte, met twee vleugels,
i Zeg Mammie, kan je 't zien?
Waar ga je heen, mijn baasje,
Als straks hij af is, 2eg?
Ik zelf kan nog niet vliegen, i
Jij mag met Pappie weg.
~;y
Je stapt maar in en vliegt dan'
I Met Vader over zee,
Heel ver, ver weg naar Spanje,
Je krjjgt een boodschap mee.
Een boodschap? Nu, wat zeg je, k
i Eu heel bij Sint Niklaas? 3
Wat moeten we vertellen
Aan hem en Pieterbaas? K
Ja. Mam, je moet gaan vragen,
Of wij hem g3uw weer zien,
Hij hoeft geen boot te nemen.
Hjj mag m ij n vliegmachien.
Hij moet m' een briefje schrijven,
Dan kom Tc wel naar hem toe. 1
TSoed hoor, ik zal het zeggen,
Ti Beloof, dat ik het doe.
En Mammie, vódr je instapt, 't
Zeg: „Bennie is erg zoet,"
Zoo, mag ik niet vertellen,
Wat stouts jij wel eens doet?
Wel nee. Mam, zegt Ben ernstig.
Hoe kom je daar nu bij?
Als hij dat komt te -veten.
I Wel, dan vergeet hij mij!
- ÏRUüS SALOMONS.