de
enny in Sluimerland.
Niets aardig.
N$tj
Uffci
t<y
fttji
ars; het was de jongen, <Ee pas in het hois
gt Mélita was komen wonen; „die jongen
hiernaast", zoo ais de drie meisjes hem
inden. In zijn hand had hij Ella'6 schoentje.
Ik zag dat jelui het verloren", zei hij; „is
niet Eva die het verfoor of Ella?"
't Is van Ella en ik za4 je er alles van ver»
'P d m," zei Melita, moteen deed ze den jongen
heele verhaal. „Weet je wat," zei hü, „ik
il mee; ga aan Ella zeggen dat de Prins er
^fiet haar schoentje, dan breng ik haar thuis,
ars zal jelui juffrouw wel boos zijn."
Z'^Wat is dat aardig van je; ik zal het haar
n zeggen". En weg was Molita on na oanigo
•ite kreeg ze Ella mee. Eerst wilde Ella lie-
een taartje hebben dan een prins. „Ik wil
;r niet naar huis," zei Ella tegen haar prins.
Je bent er nog neit", zoi hij, „en je moogt
kbaar zijn als je er zonder straf afkomt."
Hert was Melita's schuld," zei EUa.
rme Melita, het huilen stond haar nader
t lachen. Maar hij antwoordde alleen: ,,ik
je wel thuis brongen, Ella,"
Ik weet wat", zei de „prins", „ga mee door
tuin; daar weet ik een opening in den
ir, waar je door heen kunt kruipen; dan
je het huis binnensluipen zonder dat
and je ziet."
Je lijkt meer op een tooverpeet dan op een
5", zei Melita toen zij veilig voor hot gat in
muur afscheid van haar buur vriend nam.
kroop Ella er door. „EUa, wat voer je daar
riep een stem en daar stond haar moeder 1
Nu zullen wij moeder maar alles gaan vor-
vóof-n", zei Melita, „dag, jongen van hiernaast,
k je nog wel, je bent heel aardig."
y zejHoo heet je eigenlijk!" riep Ella hem
toe.
Prins," zoi de jongen lachend. „Dag Melita,
Ella, ik bedoel Assdhepoes."
Denk je dat bij werkelijk Prins heet?" zei
i<sje i, „hoe grappig, hè?"
.d i laar zoo heel grappig vond zij het niet toen
thuis kwam en aan moeder en juffie alles
ellen moest; tenminste zij had later nooit
a- lust om Asschepoes te spelen.
EEN AKELIGE NACHT
door
TRüUS SALOMONS.
Moeder, ikke heb zoo'n slaap, laat ik
ar niet eten van avond",
loeder, die juist bezig was tafel te dek-
deed net alsof ze Benny's gezegde niet
;reep. Maar Vader keek op van zijn
k en zei
li6! »Dat gaat nu niet, beste jongen. Eerst
n en dan slapen. Dat weet je toch wel
laar toen het eten kwam, zei Moeder
1 ernstig tegen kleinen Benny:
Je zit te hangen op je stoeltje. Je moet
ar niet eten en ook niet meer drinken
maar naar bed gaan".
)e kleine man, die een beetje lui was in
i eten, vond het wel heel prettig. Hij
zich dadelijk uitkleeden en naar bed
ingen. Moeder zei nog tegen 't baasje,
hij morgen wel zijn eten kon opeten
hij daebt heelemaal niet aan het ver-
et, dat hij Vader en Moeder deed, al-
jeij maar aan hetgeen h ij prettig vond
L'h Jdat was: slapen.
rst Hij ging dus naar bed, zooals ik zei,
iet Jar toen hij in zijn bedje lag, was hij toch
gerust niet meer. Hij dacht aan ziju
agje en voelde wel, dat hij eigenlijk trek
1. Waarom was hij toch naar bed ge-
n 1 O ja, hij hield niet veel van linzen-
p en die aten ze vandaag. Hij had er
villen komen door slaap voor te wenden
Moeder, die één keertje hongerlijden
ïder erg en zelfs leerzaam vond, liet hem
>r dezen keer naar bed gaan.
lij wist niet en Moeder cn Vader wis-
ook niet dat er nog iemand was, dien
manier van doen niet beviel en dat die
iand nog andere straffen kende dan een
ddag geen eten. Wie dat was 1 Wel, nie-
nd anders dan Klaas Vaak!
'Onnefee had bij haar rondgang op dc
rold bij de menschen heel wat gezien en
in ze, bij haar terugkeer naar Grijsbol
land, haar grooten broer Klaas Vaak te-
nkwam, haét ze gezegd:
Die Benny Verdoner, je wet wel: dat
'getje dat woont in dat bovenhuis, waar
08
Flauw van dien Jongen' om Saar zoo te
(plagen
Wil je igoloovenhij doet 't alle dageB,
Nu eens op die, dan op deze manier r-~-
Zeg, vinden jullie dat wel een plezier
't Niohtj' uit de stad is een klein, angstig
(jufje,
Ook wel wat ijdei is 't keurige nufje
Jaap is een bengel, die nooit is vervaard!
En zijn klein nichtje geen één schrik bespa arf
'n Kikker Eeeft handig hij ha kunhén makeö
En aan haar hoed'je bevestigd met haken
't Nichtje, geheel zonder epg, gaat oip stap
En schrikt verbazend van Jaa/p's fkrarwe grap
Hoort nu eens allen Gerust magj je plager,
Maar 't' moet' het 'daglicht' oofc kunnen
(verdragen
L'eelijke grappen, die moeten geweerd
'k Hoop, dat j© hieruit dit nu üwfct geteerd 8
[HERMANNS!.
je zoo door de ruiten naar binnen kunt
gluren, dat stoute kind, eet niet en gaat
van avond voor straf zonder eten naar bed.
Zijn moeder huilt en zijn Vader kijkt ver
drietig. Jij moest dien jongen eens afleeron
zijn ouders zoo'n verdriet te doen".
„Heel best!" zei Klaas Vaak. ,,Ik weet
w©l raad met zulke heertjes. En meteen
kuste hij zijn kleine zusje en trok aan de
groote bel.
Als Klaas Vaak aan de groote bel trekt,
is het zeven uur en krijgen alle kinderen
slaap. Klaas Vaak roept met de bel alle
zandkabouters uit Grijsbollenland op om de
kinderen, die niet willen gaan slapen, zand
in de oogjes te strooien.
Benny was niets bang voor heni. Alle
avonden zag hij hem gaan met de zandman
netjes achter zich en de roode zandkar in
het midden om de kinderen, die onderweg
slapende worden gevonden, naar hun bed
jes te brengen.
Eiken avond kwam hij voorbij, maar van
avondmet schrik werd Ben ge
waar, dat het wagentje vóór zijn bedje
bleef staan, dat het deurtje werd openge
zet en twee zandkabouters hem optilden
en in het wagentje zetten.
Hij durfde niet schreeuwen, want hij voel
de heel goed, dat het hem niet helpen zou.
Onderweg had ons ventje zooveel nieuws te
zien dat hij het niet eens naar vond om
eens mee te gaan naar de zanddwergen.
Ze waren nu met hun zevenentwee vóór
twee op zij, twee achter het wagentje en
ééntje naast hem, er in.
Benny zag heel goed, hoe de huizen voor
bijgingen en hoe ze door een groote zand-
grot langzaam met het wagentje omlaag
reden.
Hu! donker was het hier eu geen moeder
om even tegen aan te kruipen of tegen te
praten. En koud! Ben rilde als een blaadje.
Eindelijk ging er een deur open en:kwamen
zo in een groote zaal.
Daar zat een zandmannetje te schrijven;
een lange lijst namen zag Ben. Hij was
nieuwsgierig, wat dat botcckende. Nu, hij
zou het gauw genoeg weten.
De kabouters bleven bij het schrijvende
baasje staan eu dit vroeg;
„Inschrijven V'
„Ja", luidde het antwoord.
„Hoe heet hij fi
„Benny".
„Waarom hierV1
„Die jongen doet 'zjjn' ouders yerdrïëi
door niet te willen eten".-
Benny beefde. Daar hadfc je 't UB, ai:
daar gingen se allen zijn stoutigheden ver
tellen. Hij voelde maar al te goed hoe ver-<
velend het is, als iemand iets slechts van
je weet en hij nam zich voor in het vervolg
toch maar beter te eten.
Eg moest nu uitstappen en' met' de Ka
bouters meegaan, want de kinderen', die een
nacht in Sluimerland kometf, moeben daar
bij hét werk helpen.
Dat wilde Ben wel. Hg moest een, wit
mutsje opzetten en een Wit jasje en"
wit broekje aantrekken. Daarna kreeg bg
een hiaa vol heerlijke dingen in zijn handen:
soep, erwten, boonen, sla, aardappelen en
nog >veel meer stond te wachten om door
h'era weggebracht te worden.
'Hij moest in een andere zaal zijn'. Haar
izaten alle kabouters aan lange tafels te
•eten en een menigte kleine jongens en
meisjes moesten bedienen net ais hg. Ze
zagen er allemaal hongerig en mager uit
en hg had veel liever een kabouter willen
zgn dan zoo'n hongerig-uitziend kind. 1
Hij zette alles netjes op tafel on...-.,
kreeg er zelf ook trek in. Daarom vroeg
hij aan één van de kabouters, of hg ook
mee mocht eten, maar deze zei ernstig:
„Jullie eet overdag wat Moeder geeft
en wg 's nachts wat jullie overlaat."
„Is dat dan zóóveel?" vroeg Ben.
„Ja- want er zijn honderden kinderen,
die niet eten."
„En omdat jullie dat niet weet, zÏ9 je
fcét hier," zei nu een andere kabouter.
Ben kreeg hoe langer hoo meer trek in
al die dingen, welke de kabouters van Slni-
mennnd aten en toen hij juist beleefd wilde
vragen, of ze hem dan maar een stukje
droog brood wilden geven, gingen alle lich
ten in de zaal plotseling uit en kon Ben
niets meer vinden.
flij barstte in tranen uit, omdat hij zoo'd
honger had en het overal zoo donker was.