Poesjesspel.
Van alles wat.
ANEKDOTES.
aaft
1u-iim1
oor'deeleiï en ook aiet I» veel öp uiter
lijkheden moet afgean? Eat rijden in een
igeo auto, op een tijd als andere kinderen
.n school zijn, dat keurig-deftig er uitzien
dat alles leek je erg benijdenswaardig toe
Maar, als jouw „graafje" een gowoon,
ferm knaapje was geweest, dan had hij zoo
fstraks meegelachen met die bengels en
gewoon jongensachtig tegen ze gedaan.
Ik wed. datnij dan niet zoo geplaagd zou
zijn en dus ook niet zooveel verdriet zou
hebten gehad, 't Is niet benijdenswaardig
a,s een kind zoo apart van 't gewone leven
wordt opgevoed. Hoe eenvoudiger we 'tin
onze jeugd hebben, des te geiukkiger zullen
we ons altijd, onder alle omstandigheden
voelen. AI begrijp ïe dit nu noS niet goed,
je moet 't'tooh maar van je oude Groot
moeder aannemen en er nog eens aan den
ken, Jetta!
Dal is dan 't lesje, dat 't kijkje uit Oma's
raam je vandaag geleerd heeft!"
„Ik kom heel graag nóg eens zoo'n lesje
nemen," riep Jetta vroolijk nit. „Maar Oma,
wat zult u knap zijn! U zit den heelen dag
voor uw raam."
„Neen, neen ik moet nog aldoor veel
leeren. al ben ik' oud", zei Oma.
Maar Jetta sohudde 't hoofd. D§t kon'
ze toch niet getooven!
HERKANNAL
Van Ruutje en tien Rupsekens.
Verhaaltje op rijm door Olara Witte.
Klein Ruutje vond een rupseke,
Deed 't vlugjes in een doos,
't Was in die doos zoo donkertJeS.-rras
Ruig rupske werd er boosl
„Jij aak'lig Ruutje, plaagt ïne zoo,-
Waarom ben 'k niet meei? vrij
Wat sluit je mij in 't donker op,
'k Houd van de zon als jij
Ik heb je toch geen kwaad gedaan^
'k Kroop rustig langs een blad
En proefde even, of het soms
Een lekker smaakje had
„Neen rupseke", zei Ruutje klein,
,,Jij spreekt de waarheid niet,
Je at mijn lieve plantjes kaal,-
Dat deed mij zoo'n verdriet.
Ik weet wel, jij bent 't niet alleen,-
Er zijn er nog veel meer,
Ik ga hen allen vangen nu,
Leg z' ook in 't doosje neerl"
Klein Ruutje rende haastig heen'
Naar 't Iiev'lingsplantje kaal,
Daar vond hij negen rupsekenö,
Die deden juist hun maal!
Op blaadjes bruin ook rupskens bruin
Op blaadjes groen ook groenen;
Zij waren mooi maar Ruutje's Hart
Was niet meer te verzoenen.
„Wacht-, jelui snoepers, past maar op,
Ik haal j'er daad'lijk af.
Je gaat nu allen levenslang,
In donk're doos voor straf".
Ru plukte alle blaadjes weg,
Waaraan veel rupskens zaten,
Deed allen saampjes in de doos,
Terwijl de rupskens aten,
Toen deed hij 't doosje stevig dicht,
j,Dat is gestraft, veelvraatjes l"
In doozendeksel prikte Ru
Tien kleine, ronde gaatjes.
„Ziezoo, nu hebben jelui lucht,
Een beetje licht en eten,-
Nu doe je 't plantje niet meer kwaad
Zal 'k jelui tnaar .vergeten"*
De rdooS werd .veilig neergezet
Op 'n afgelegen plekje,,
Op 't plat bij Ruutje's kamerraam,
Dichtbij een bloemenhekje.
Na 'n week óf wat of langer nog,
Tenminste heel een poosje,
Dacht Ruutje niet aan rupskens meer.
Ook aan geen rupsendoosje.
Maar in een ïnooien manenacht
Werd Ruutje woelig wakker,
't Was zóó'n gegons en zóó'n gezoem,;
Ru kón niet slapen, stakker!
Hij wreef zijn oogjes mópp'ren'd uit
Wat zag hij toch zoo vliegen
In 't nacht'lijk licht (de maan keek óók!)
Kon Ru zich niet bedriegen;
Een gróóte nachtuil, opgesteld
Op 't kussen, èn al gonzend
Nog négen and're, welgeteld!
Ru's hartje klopte bonzend!
Daar dacht hij plots aan dichte doos
Met d'opgesloten rupskens,
Klein Ruutje voelde van berouw
In bei z'n oogen drupskens.
Dë groote nachtuil nam het woord,-
„Nu kim j' ons niet verjagen,
Wij zijn de rupskens uit de doos,
We gaan nu jou eens plagen 1
We lichtten met ónz' vleugeltjes
Het deksel op tezamen,
Daarna we vlogen alle tien
Door jouw wijd-open ramen.
Nu maken wij j' een naren nacht,
Al snik je tranentuiten,
We leer en jou nu ééns vooral
Geen rupskens op -te sluiten.
[We dansen straks den inane dans
Om jou ondeugend hoofdje,
Zal f ons nu nooit meer kwaad aandoen*
Wat zeg je, Ru 1 Beloof
riep bang Ruutje huilend uit,
„Geen rupskens zal t meer plagenf
Maar leeren jelui dan ook af
Mijn plantjes kaal te knagen !"--
Een portretlijstje van nagemaakt Itorad.
Don aardig1 porfcretlijstje &m: je ais volgt
maken:
Snijd het lijstje overeenkomstig cfe grootte
van het portret, waarvoor het dienen moet, vSL
dak 'bordpapier, af heter nog: zaag het uit dim
hout. Den vorm kun je zelf bepalen, is een een
voudige rechthoek jo niet mooi genoeg, niets
belet je er een sierlijker vorm aan te geven. Je
kunt daarbij een andere lijst tot vooibeeJd nemen,
of zelf iets bedenken.
In een flesoh met wat wijngeest doe je kleine
stukjes rood lak van de beste soort. Kurk de
flesah goed dicht, tot het lak in den wijngeest
is opgelost. Sohud 'de oplossing goed dooreen en
giet ze uit in een kom. Met een schilderkwastje
breng je daarvan een dunne laag op het lijstje
aan. Daarna werp je rijstkorrels in het overge
bleven vocht en roert met een houten lepel alles
goed dooreen, opdat de korrels allemaal nat
en jood-gekleurd worden. De hoeveelheid hangf
natuurlijk af van de grootte van het lijstje.
Nu breng je met den lepel de rijstkorrels op
de lijst en spreidt die er over uit met een spits
stokje. Lepel en stokje moet je van tijd tot tijd'
met water bevochtigen om te verhinderen, dat
de' korrels er aan blijven kleven. Zorg er voor.
met het spitse uiteinde van het stokje de opper
vlakte van het lijstje ongelijk te maken, om er
het voorkomen aan te geven van ruwen koraal
steen. Laat het -daarna hard worden door het te
laten -drogen en strijk ten slotte één of twee
laagjes van de oplossing over het geheel heen.
Je lijstje zal er dan uitzien, alsof het van koraal
gemaakt is.
Ingezonden 'door Marietje Zaalberg.
Tinie is op school stout geweest. Thuis
komende gaat ze gauw naar de kinderka
mer. Moeder, die al door een ander ge
hoord heeft dat Tinio st-out was geweest,-
gaat eens gauw naar de kinderkamer,
Daar binnenkomende ziet ze Tinie met een
parapluie op in een hoek zitten en vraagt
haar: „Wat is dat?"
„Ik wacht de bui af", luidt het ant
woord.