VOOR DE JEUGD 1EIDSCH DAOBIAD 3 "7. Asm© 1921. •t* S V&agf «1.18«I«I Mtnl ij.nM gl»eajjJ»»i> gj.»o»»B.t*»*U,j» j&&gy n avontuurlijke Logeerpartij. k Rita's verjaardag. Donderdag' 3 September. HM/I^O i S 2 i 2 a S I A I i o fl?®?fl d? 1Jl»!!^* L<* M [fc ©<N «^eSO -^—-• ■---- ""■■■IIIIIIHT - a,' c. ^«clATni^JL'ILfcJéslJiXA,? j »JL« a JL»a°JL» s •-A." s tA*»iL? c tJJaïAj s «Af 4 •.1® J* sran^j ggjjtr^ «irewj Aym i«sn a>r bet Eng-elsch van F. COOMBE. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK Y. Slot. 'andaag schijnt de zon heel ©maal' I" zed Vick verre van opgewekt'. Zij jtte in zichzelf, want er bevond zich ^and anders dan zdj in de kamer, j was juist bezig zichzelf te troosten de gedachte, dat de beide buurjongens middag wei weer zouden kootten, toen togen de ramen kletterde, eerst heel jtjes, maar langzamerhand harder Zij g haar oogen. op naar de regendrup- die er plezier a$i sohenen te hebben far langs de ramen naar beneden te Kijk, daar regent het alNou komen en Bert misschien niet eens. In de wonen buurjongens altijd vlak bij je, Lr hier buiten is het volgende huis ,a tien minuten loop en en er is geen p of ietsHet stortregentMoedler t me den heelen morgen ai voorgele- en rust op het oogenblik, zoodat ik lemaal alleen ben en niets te doen Uofseüng iuiaterde zij aandachtig. Zij rde het dichtslaan van een deur, voet- open in de gang en vroolijke jon-gens- nrnen. Zouden zo dan tochY' Zij Ld haar adem in. De deur ging open - ja, het waren! Nol en Bert! O, vrat heerlijk, dat jullie er zijn1" p Yick uit. ,,Ik had het niet gedacht. aardig van j ullie, hoordiat j o met dit ;r komt!" 't Zou onaardig van ons zijn, als we t zulk weer niet kwamen," antwoordde d, „als je tooh regenjassen en dikke ;rzen hebt ,Je merkt wel, we zijn weer heelemaal ter," voegde zijn broertje er aan toe. In we kunnen nu alles weer. We dach- a, dat je dubbel graag hadt, dat we bij kwamen, nu het zoo regent." ,Ga zitten en laten wij het extra giezelr maken," zei de kleine gastvrouw. „Hob- n jullie nog een avontuur te vertellen?" „Ja, we hebben er nog éénhet Avon- UT van het Afscheid," zei Bent. Vick wachtte even en zei „Dat beteekent dus: heb laatste." „Ja," 't kan niet anders," antwoordde ol. „Maar we zullen probeer en het zoo ooi mogelijk te maken, 't Klinkt mis kien treurig, maar dat was het toch gemlijk niet." ,Toen Tante Néllie ons verte&de, dat oeder haar geschreven had om te vra at, of het goed was, dat we Donderdag udskwamen, omdat Yader ons dien dag gemoet kon reizen, waren we beiden half droefd en half blij. W-e waren bedroefd, omidat wo al onze ienden moesten achterlaten. Ik geloof wij het heel© dorp kendenwo zeiden ijd iedereen goedendag. En we durfden zelfs niet goed aan denken, wat het bo ekende afscheid te moeten nomen van Willem cn Sara en Jaap. We hadden er ook zoo heerlijk! Tante was tooh geinlijk ook heel aardig en zelfs Cora niet erg brommig, als je katac maar eenmaal kende. Maar aan den anderen kant verheugden wij er ons weer erg op naar huis te gaan en Yader en Moeder en ook jou natuurlijk terug te zien." Yicks gezichtje straalde. „Tante werd met den dag aardiger," ging Nol voort, „en Woensdag hielden we zóóveel van haar, dat we bijna een brief aam Moeder schreven om haar te vragen, of we nog wat blijven mochten. Maar ik ben tooh maar blij, dat wo het niet gedaan hebben, want het zou eigenlijk erg zelfzuchtig van ons geweest zijn, als we langer uithieven, wanneer Yader cn Moeder ons aooddg hadden. Moeder had niemand om haar brieven naar de bus' te brengen, niemand aan wie zij dit kon over laten, bedoel ik. Yader neemt ze altijd zoo weer mee terug, als hij thuiskomt. Yader houdt ze niet in de hand, zooais wij doen. En Yader moet ons ock erg gemist heb ben, als hij een verbrand kadetje had, want Bert en ik eten altijd de zwarte korstje3 op; daar houden we zooveel van. Op Woensdagmorgen vroeg Oom; „Hebben jullie al afscbeicïsvisites ge maakt, jongens?" We keken Oom een oogenbük aan. „Ja, natuurlijk!" ging Oom voort, „jul lie moet iedereen toch goeden dag zeggen. Je wilt immers niet onbeleefd zijn?" Nou, dat wilden we zeker niet en we vroegen Oom, of we dan maar dadelijk be ginnen zouden. Of we visitekaartjes had den? Nee, natuurlijk niet! Verbeeld je, j ongans met visitekaartjesOm te gillen Het sprak vanzelf, dat wo Oom's kaartjes nieb kond-en gebruiken en toen we Tante vroegen, wat wij er voor in de plaats zou den neuten, begon zij te lachen en zei „Beste jongens, <3e eenige kaartjes, die ik jullie verschaffen kan, zijn een heel ander soort. Hier is een groote doos vol oude Kerstkaarten en jullie moogt er mee doen wat je woflt. Ik geloof, dat er wel honderd in zaten Bert schudde het hoofd, alsof hij zeggen wilde: „zóóveel waren het er nietI" maar Nol deed, alsof hij dit niet bemerkte en ging voort „We haalden de dertig mooisten er uit, waar niets op geschreven stond, leenden elk een potlood en schreven onze naman heel netjes op den achterkant: „Nol en Bert Emeroon; in den rechter beneden hoek zetten wij t. a., dat beteebende na tuurlijk bot afsohfcdd. Het nam veel tijd dliib alles in orde te maken, maar vóór de koffie kwamen wij er toch mee klaar, zoo dat we 's middags onze visites konden maken, waarbij Quick, Oom's terrier, ons vergezelde. We sloegen niemand over. Er was bijna geen enkel huis in het heel© dorp, of het kreeg een van onze kaartjes. Wo stopten ze in de bus, of als er geen bus was, schoven wo ze ouder do deur door. De meeste mensoben waren thuis en zdj waren zóó blij ons te zien, dat zij ons binnen rie pen en zeiden, dat het hun speet, dat wij weggingen. Een heéleboei gaven ons koekjes en cho colade en bij sommigen kregen we zelfs een kapje thee. Hoeveel kopjes denk je, dat we kregen, Bert?" „Zes, geloof ik, maar jij dacht, dat het er acht waren. „In elk gevfll hadden we geen honger toen we thuis kwamen. We konden niets door de keel krijgen en dat was erg jam mer, want Tante had ons zelf laten kiezen, wat we graag wilden eten. Donderdagmorgen vóór het ontbijt kwam Jaap oaas nog even goeiendag zeggen en hij bracht een aardig cadeautje voor ons mee." „Wat dan?" vroeg Yick. „Een levenden spreeuw i« een kooi. Hij.had hem zelf gevangen, teen hij nog maar nauwe lijks veertjes had hij moet uit het nest ge vallen zijn. Jaap bracht hem groot en leerde hejn praten hij doet het nog beter dan een papegaai Hij kan „Goeiendag" en „Ga nou weg" zeggen en nog veol meer. En hij spreekt net zoo grappig, als Jaap zelf doet, zoodat' hij ons altijd aan onzen, vriend doet denken. We zullen „Babbel" zoo heet hij eens meebrengen voor je." „Hó je, dat is leuk riep Vick uit," ter wijl zij in de handen klapte van plezier. „Van Sara kregen wij elk een boekenlegger, dien zij zelf voor ons geborduurd had en ze zag er net uit, alsof ze zou gaan huilen, toen we haar goeiendag zeiden. Tante kuste ons heel hartelijk en Tom wachtte ons in den tuin op om ons een pakie bloemzaad, dat hij voor ons verzameld en gedroogd had, te geven* Natuurlijk namen wij ook afscheid van alle dier.en zelfs van Co-ra toen sprongen wij in het karretje on reed Oom ons naar het station, waar hij ons in den trein zette. „En was dat niet leuik zei Bert. „Een massa jongens en meisjes hadden ge hoord, wanneer wij weggingen van jaap denk ik en zij stonden langs den weg, met bloemen in a© hand, en wuifden tegen ons. Wat hébben ze hard „hoera** geroepen, hè Nol „Nou Oom zei, -dat men hem nog hooit zooveel eerbewijzen te beurt waren ge- vallen, 't Was eenig leuk „Dat zal wel", zei Vick, terwijl zij in ge dachte het vroolijke tooneeltje voor oogen zag. Ik heb met plezier naar jullie verhalen geluisterd en daardoor heelemaal mijn pijn vergeten- Hef heeft me bijna evenveel goed gedaan, als wanneer jullie mij in je zieken huis op het biljart opgenomen hadden." „Je lacht ons uit, Vick zei Nol terwijl -hij deed', alsof hij zich beleedigd voelde. Maar Viefs oogen schitterden van plezier en .misschien schitterde er ook een traan in, want was dit niet het laatste avontuur „AJs wij weer bij Oom Willem en Tante Nellie gaan logeeren, zullen wij vragen, of jij mee mag komen zei Bert. - Jtita was naar den tuin gevlucht, heele maal achter in den tuin. In het met groen overdekte prieel was zij bedroefd Qp een stoel neergevallen om alleen te zijn, alleen met haar verdriet. De woorden van Vader, do treurige blik van Moeder, o, het wa9 om nooit te vergeten En toch zij moest zich- zelve dit wel bekennen was het geen won der, dat haar ouders ontevreden waren. Dit besef was het da-n ook, dat haar den tuin had ingedreven. De teleurstelling, dat zij, Rita, die altijd de eerste van haar klas was ge weest, nu niet het opstel gemaakt en den prijs behaald had, was werkelijk heel groot. Maar cok niemand dan zij wist er do ware reden van4 niemand dan zij wist, hoeveel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9