VOOR DEJEUGD
IEIDSCH DAGSIAD
Ho. 29.
©ondorctag' 14 JTiaïi.
Asm*» 1921.
ai g mis I iini g J a e s 8 8 8 m g hSn gas I j têiU g li
ik® 6 dL? 'A^ s ®JL» i «JL?edL3 «JL?*JL* sJJ »JL«»JL* a 'X° a 'A' A?
Tommy's Reis.
9 1 a f 2 a 1 'e* I S O d I i 2 2 4
Naar het Engelsch door B. MARCHANT.
Bewerkt door C. H.
Hoofdstuk I.
Tommy, Tommy, waar verstop je jc
toch V' riep een stem uit do geopende keu
kendeur, terwijl juffrouw Smith naar bui
ten kwam om haar zoontje te zoeken.
,,Ik verstop me niet, Moeder! ik ben aan
het werk!" riep Tommy terug, terwijl hij
hard kwam aanhollen uit één der schuren,
waarin het vee stond en waar hij den Kaf-
f er jongen geholpen had bij het verzorgen
der ossen, welke den grootsten rijkdom uit
'maakten van Grocnhaven, een boerderij in
Transvaal.
„Dat is best mijn jongen; alleen zij die
hard werken, zijn gelukkig," antwoordde
zijn moeder, terwijl zij den jongen liefkoo-
zend over het hoofd streek en er aan toe
voegde
„Oom Glans trekt morgen naar de stad
en jij gaat mee".
„In den wagen, Moeder?" vroeg Tommy.
„Nee, jij mag de Bonte berijden en de
jonge paarden aanvoeren", luidde het ant
woord, terwijl zij weer naar de keuken
ging, waar zij het. avondeten gereedmaakte
„Hoera! Daar ben ik voor te vinden!"
riep de jongen opgewonden uit. „Zal ik de
jonge paarden al gaan opsporen, Moeder
Ze loopen allemaal tusschen de struiken
rond".
„.Ja, daarvoor riep ik je juist. Maar wacht
nog even, je zult wel honger hebben". En
juffrouw Smith ging naar de provisieka
mer, waaruit zij weldra te voorschijn kwam
met een groot stuk koek.
Tommy's oogen schitterden. „Dank u
we, moeder, vóór zonsondergang ben ik
terug met de paarden", zei hij met een
stuk koek in zijn mond.
Juffrouw Smith knikte en ging weer aan
het werk, terwijl Tommy wegrende, om zijn
paard, de Bonte, die zoo goed over omhei
ningen en hekken springen kon, te halen.
Het dier stond juist zijn maal te gebruiken
Tommy had altijd paard gereden, van af
tfen tijd, dat hij groot genoeg was om op
sen paard te zitten en hij voelde zioh op
zijn negende jaar even zeker in het zadel
als op zijn voeten. De Bonté liep weldra
in draf en de jongen keek met. opgericht
hoofdtoveral tusschen de struiken, of hij
jok paarden zag, welke naar den stal ge-
Jicveri moesten worden.
Ha! daar liep Witneus aan den anderen
kant van den heuvel bij den grooten boom.
Hij liet de Bonte in die richting loopen en
begonte roepen, met zijn lange zweep
zwaaiend en, de paarden vóór zich uit bij
elkaar drijvend op een manier, die een vol
wassen veedrijver hem niet verbeterd zou
hebben.
De dieren waren echter wild en haclden
geen zin den weg te gaan. die hun aange
geven werd. De lieele troep werd nu zicht
baar. Zij stoven eensklaps uit elkander.
Het werd een wildé jacht en de Bonte en
zijn berijder hadden het dan ook warm,
toen het hun gelukt was do twintig jonge
paarden, veilig het hek binnen te drijven
en naar den grooten paardenstal te leiden.
De zon ging bijna onder, toen Tommy zich
van de Bonto's rug liet glijden. Hij sloot
de staldeur en ging naar binnen om zich
zijn avondboterham best te laten smaken.
Hoofdstuk II.
Den volgenden morgen ging Tommy met
zonsopgang in gezelschap van Oom Glans
naar dc stad, welke reis twee dagen duurde
Oom Glans was de broer van juffrouw
Smith en de vader van Jan, Tommy's neef
je. Hij was een grooto Hollander met lang
zame gebaren. Tegen Tommy was hij altijd
heel vriendelijk. Hij liet den jongen aller
lei werk doen, dat hemzelf arbeid uit
spaarde en hem in de gelegenheid stelde
op zijn gemak een pijpje te rooken.
Ook nu weer zat hij rustig onder de wit
te huif van den wagen, het dubbele span
goedgevoedde ossen besturend terwijl Tom
my de Bonte bereed en nu eens vooraan,
dan weer achteraan was, om de jonge paar
den, die de heele zaak als een spelletje
beschouwden, in bedwang te houden.
Tommy was nog maar éénmaal in de stad
geweest en wel toen zijn vader nog leefde.
Terwijl hij op den rug van de Bonte zat,
dacht hij hieraan en hij herinnerde zich,
hoe hij van die reis genoten had.
Hij zuchtte even. Maar cr was geen tijd
om treurig te zijn, want Witneus kreeg het
in zijn hoofd naar Groenhaven om te kee-
ren: hij draafde plotseling, wild snuivend,
den weg terug, welken zij reeds afgelegd
hadden. Tommy hem achterna, terwijl Oom
Glans het hoofd buiten de huif van den
wagen stak en hem een goeden raad na
riep.
Den tweeden dag gedroegen zij zich ech
ter beter. De jonge paarden schenen mak
geworden te zijn door de vermoeienissen
der reis, en liepen zoo bedaard, alsof het
oude, in plaats van jonge dieren warenzij
gaven niet do minste moeite.
De zon was op het punt onder te gaan,
toen zij de stad bereikten en Oom Glans
en Tommy bemerkten tot hun verbazing,
dat er iets buitengewoons gaande was. De
heele stad scheen in opstand te zijn en de
weg was als versperd door de vele wagens,
die gevuld waren met menschen en hoog
opgestapelde bagage.
„Wat beteekent dit allemaal toch?"
vroeg Tommy. Alle reizigers zagen er ver
moeid en warm uit en hun bagage deed
vermoeden, dat zij gevlucht waren.
Oom Glans nam zijn pijp uit zijn mond
en mompelde:
„Oorlog".
„Maar zij zien er toch niet uit, alsof zij
gaan vechten, vindt u wel zei de jongen
verbaasd.
„Nee, zij vluchten vóór de oorlog uit
breekt. We zullen een goeden prijs maken
voor de paarden", voegde hij er in één
adem aan toe.
En het bleek weldra, dat hij gelijk had.
Witvoet bracht het meest op en Tommy
staarde met open mond naar het goud en
zilver, dat voor dit onafgerichtte paard
uitgeteld werd.
Oom Glans rookte echter rustig zijn
pijpje, en scheen heb als de natuurlijkste
zaak der wereld to beschouwen. Zij bleven
cirio dagen in de stad om do osseD te laten
rusten en voorraad voor de boerderij in
te slaan. Gedurende dien tijd leerde Tom
my heel wat.
De terugreis ging veel gemakkelijker
dan de heenreis, want er w-aren geen paar
den, die in bedwang gehouden moesten
worden en Tommy en de Bonte reden in
de beste stemming huiswaarts, steeds in de
nabijheid van den wagen.
Toon zi., Groenhaven naderden, stond
dan hen vóór het huis reeds op te wadi
ten. Hij popelde van ongeduld om te ver
tellen van de dingen, die gedurende hun
afwezigheid waren voorgevallen.
„Er is hier een mam geweest, die een
brief heeft afgegeven, waarin stond, dat
Vader moest uittrekken in den oorlog en
Moeder en Tante Anna werden zoo wit als
een doek en hebben vreeselijk gehuild. Ik
heb niet gehuild, ik heb mijn boterham op
gegeten als een man," voegde hij er vol
trots aan toe.
„Huilt Moeder nog?" vroeg Tommy
meb een ernstig gezicht, terwijl hij zich van
de Bonte liet glijden en de leidsels aan
een pa-aJ bond. Zijn moeder was Jam'a
Tante Anna, terwijl Ja-n's moeder zijn
Tante Marie was. Sinds den dood van Tom
my's vader hadden Moeder en. hij op
Groenhaven bij Oom Glans, Tante Marie
cn Jan gewoond.
„Ik weet hot niet," antwoordde Jan,
„maar zij en Moeder zijn bezig de koeien
te melken, want de Kaffer jongens zijn alle
maal woggeloopen en ik pas op het huis."
Nadat Tommy do Bonte naar den 6tal
gebracht en hem van voedsel ecu water
voorzien had, holde hij naar de veeschuren
om zijn moeder op te zoeken, en te zien, of
Jan de waarheid' had gesproken.
Juffrouw Smith begroette haar zoontje
met een liefdevolle omhelzing en een har
telijker kus. "T zij scheen ni qper den
oorlog te willen praten, of over Oom
Glans' oproep om onder de wapenen te
komen, zoolang Tante Marie haar bij het
melken hielp. Toen deze echter verdwe
nen was, twee zware emmers 6ohuimende
melk meedragende, begon juffrouw Smith
haastig en zenuwachtig te fluisteren, na
dat zij angstig om zich heen had gekeken
om zich to overtuigen, dat niemand haar
hooren kon.
„Tommy, kun je een geheim bewaren
een heel gewichtig geheim?"
„Natuurlijk Moeder," antwoordde Tom
my, zijn moeder vol verbazing aankijkend.
„Wij moeten hier weggaan, Tommy, jij
en ik. Wij moeten Groenhaven verlaten en
al de paarden en het vee om over de. wijde
zee naar Engeland te trekken, het land,
waar je grootvader woont."
Tommy was op liet punt een vroolijk
wijsje to fluiten, maar het gelaat van zijn
moeder stónd zóó ernstig en. bedroefd, dat
hij het inhield en vroeg:
„Gaat Oom Glans ook mee, Moeder? En
Tan to Mario 'en Jan?"
„Nee, nee, lieve jongen, het is hier hun
geboortegrond, het land, dat zij liefheb
ben," fluisterde zij, terwijl zij met de punt
van haar schort een traan afveegde.
„Is het uw geboortegrond hier dan niet?"
vroeg Tommy, haar ernstig aankijkend,
want zijn anders zoo kalme moeder scheen
zóó geheel uifc haar doen te zijn, dat hij er
niets wan begreep.
„Ja, ja, maar dat komt er niet op aan.
Jo vader was een Engolsohman en jij moei