De Neushoornvogel.
Zeldzame kost.
ANEKDOTES.
Hein Knor.
CORRESPONDENTIE.
De hoofdjes der tweelingen hingea al-s ge
knakte bloempjes op hun «servetjes. Wat ze ver
der zeiden, ging verloren in een onverstaanbaar
gemompel. Alleen Bobs bewering, dat hij va
ders naamgenoot was, kon nog eenigszins wor
den gehoord, maar dit maakte de familie na
tuurlijk niet veel wijzer.
bloeder schudde 't hoofd, wat geen wonder
was.
Toen zette zij het leege schaaltje weg.
Op 't zelfde oogenbldk barstten do tweelingen
in tranen uit. Ze hadden nu toch zoo'n vree-
scüjke spijl!
Ja, had die ééne groote rozijn maar niet zoo
bovenop gezeten! Daar was 't door gekomlen,
In 'dè lieete 'luchtstreken spreidt de natuur
zu-'.lk een huifenjge wonen rijkdom aan Mte>u-
ren en vormen ten toon, diat wij, bewoners
der gematiigtöé ilucfhtstreeik, idlie sléchts gewoon
zij aan eenjvniidige plant- en diervormen, de
handen van verwondering in elkaar slaan,
zood-Pa ons een 'kijkje gegund wordt in de
tropische natuur-
Hoe gewoon lijken ons onze ra/ven en kraai
en naast, den pradhtiigen' paradijsvogel, ö'ie
toch tot dezelfde familie behoort 1
Evenals bij dén reusaohtigen olifant de
neus zikfii tot een kOlossaien snuit heeft ont
wikkeld, en de hovenlkaak tvan den neushoorn
een groot.en hoorn heeft gekregen, evenzoo
kreeg de BracaijH'aa.nsclhe peporvreter een
sn'atvell, zoo groot, dat een gewone vogel er
behoorlijk' in zou kunnen nestelen, en 'tfe
neushoornvogels i«n Zuilcï-Azië, Oost-I nldiië en
Miidtften on Zuid-Afrika kregen op hun groo-
ten, aan die randen getanden sn'alvel' nog een
dik opzetsel, diat «op een 'hoorn gelijkt.
Een der merkwaardigste neushoornvogels
is de fhomray of dnfblbeTE"ooriivogel. De hborn
eimdiigt van voren in twee stompe punten.
De bovensnavel en de hoorn zijn roo'd, naar
voren overgaande in wasgeel; de ondersnavel
is geel met roode punt. De ooigso zijn helder
rood, de veeren zwart en1 wit, zeer fraai ge-
teekend. De geheele lengte van het dier be
draagt 125 c.M.; de staart alleen is 40 c.M., de
sna/vel 24 en met den hoorn samen 30 c.M.
De homTay bewoont in groote troepen de
wouden van Vóór- en Adhter-IncLië en het
eiland Sumatra en komt vooral veelvuldig voor
op de Zuidelijke helling van het Himalaya-ge-
bergte.
Toen de Engol«söho natuuronderzoeker Hooker
op zijn Himalaya-reis van Dam naar Wallant-
schun ging, kwam bij door een prachtig bosoh,
waar het van neushoornvogels wemelde, of
schoon er op 60 K.M. in den omtrek geen water
aanwezig was. Met hun groote snavels plukten
zo de vruchten, van de hoornen, wierpen die
omhoog, vingen zo weer op en verstonden ze
daarna. Het klepperen van hun geweldige sna
vels kon men op grooten afstand booren en
nog veel sterker was het ruwe, krijsohendo ge
luid. dat zij maakten. "Wie het voor do eerste
maal hoort, kan bijna niet gelooven, dat het
van vogels afkomstig is.
Hoogst merkwaardig is hetgeen de waarne
mers ons van het broeden dier vogels meedeelen.
Het wijfje legt in een rotsholte of in een hollen
boom een ei en begint dan to broeden. Om te
zorgen, dat dit gewiebtigo werk geen stoornis
ondervindt, metselt hot mannetje met klei de
opening van het hol zóó ver dicht, dat het
wijfje er niet meer uit kan en er slechts oen
gaatje overblijft, waar zij den snavel doorheen
kan steken. Het mannetje doet echter zijn best
ieen voldoende hoeveelheid vruchten voor het
wijfje aan te dragen, maar toch wordt' het
wijfje gedurende de gevangenschap zeor mager
cn bovendien vuil en onooglijk. Komt zij later
nadat de afsluiting verbroken is met haar
jong weer uit het hol te voorschijn, dan is zo
zóó stijf, dat ze niet vliegen en slechts wagge
lend loopen kan.
De neushoornvogels worden, jong gevangen, ge
makkelijk taan. Do eenhoornvogel van Malakba
'wordt op Ceylon als huisvogel gehouden, om
dat hij ratten en muizen vangt. Men vertelt,
dat de vogel hot dier met zijn snavel tegen den
grond dood drukt, daarna omhoog werpt, weer
opvangt en dan geheel inslikt.
De neushoornvogels zijn alt os eters, evenals
onze raven en kraaien. Zij leven als deze paars
gewijs, maar voreenig en zich ook tot groote
•zwermen. Zij zitten gaarne in de toppen der
boomen om vrij rond te kunnen zien, want ze
zijn nieuwsgierig van aard en letten op alles,
wat in (hun omgeving voorvalt.
Hebben jagers een stuk wild geschoten, dan
heffen zij een geschreeuw aam, alsof het hun
zaak is do wereld van het gebeurde in kennis
lo stellen. Ze komen naderbij om te zien, wat
er met het gedoofde dier geschiedt. Vertoont
zich een tijger, een jakhals of een ander groot
roofdier, dan maakt zich blijkbaar groote onrust
van den heelon troep meester. Komt echter een
Katuil in de nabijheid, dan heeft deze een aan
val van den heelen zwerm te doorstaan.
In Afrika is de hoornraaf de grootste neus
hoornvogel. Het gelukte dr. Brebm een jongen
vogel te vangen. Het dior word heel tam en
sloot innige vriendschap met een meerkat, die
ook uit een Afrikaansoh bosch afkomstig was.
Naar de gewoonte der apen zocht de meerkat
meermalen naar insecten op den rug van den
vogel, de h'oormraaf spreidde dan de 'vleugels
uit, bukte zich zooveel mogelijk en liet zich al
les welgevallen, hoewel de aap hem dikwijls
ruw behandelde, hem bij den snavel greep, in
het rond draaide en allerlei baldadigheden uit
haalde. De dood van één der heide dieren kon
slechts een einde aan hun vriendschap maken.
In Japan vindt men op sommige plaatsen
roode, ijzerhoudende klei. Men kneedt d'aaT
deze klei tot dunne koekjes, zoo groot ale
een kwartje, en droogt zij bij het tuut.
De Japanneezen beschouwen deze koekjes
als eeni «lekkernij en beweren, dat de ijzerdee-
len, die zioh in1 de klei 'bevinden, het liohaam
versterken.
'f Ia wel mogelijk, maar ik «gelloof toch'
niet, dat iik 'graag zooi wilfon' mee-eten en
juDiie?
HET KATTENSPEL.
Neem een groot vel papier en teeken
daar zoo goed als ge kunt een kat op
maar zonder staart.
Maak dan een staart van katoen en doet
daar een speld bovenaan.
Wanneer ge dan uw teekening tegen een
muur of schutting of deur hebt gestoken,
zoodat de kleinsten van het gezelschap er
bij kunnen reiken, plaatst u dan allen op
tien passen er tegenover, met den rug er
naar toe.
Doet nu de eerste van de rij een doek
voor de oogen, geeft hem den staart in
handen en beveel: Keert je om en breng
den staart op de teekening, waar die be
hoort te wezen".
Driemaal mag hij het beproeven en ge
lukt het hem niet, dan komt een ander aan
de beurt, die natuurlijk ook moet worden
geblinddoekt.
Wanneer dit spelletje netjes gespeeld
wordt, geeft het aanleiding tot veel gelach
om de koddigo scènes die er het gevolg
van zijn.
DAT WAS OOK GEEN SLIMMERT.
Kees, de knecht van den dovpsschout, een
lange jongen, die niet tot de snuggerste
behoorde, moest eens den ezel in de wei
gaan ophalen.. Toen hij, het eene weiland
na het andere weiland afgeloopen had, ge
lukte het hem eindelijk den ezel te vangen
het elster aan te doen en er op te gaan
zitten.
„Zie zoo, grauwtje", zei hij tegen den
ezel, „straks heb je mij laten loopen, maar
nu krijg jij een beurt, hoor!" En dit gezegd
hebbende, joeg en porde hij den ezel voort
durend aan, tot het hem gelukte zijn vier
voet in een flinken draf te krijgen. Kees,
die wel zag, dat ze een brecden sloot na
derde, was verlangend te weten of grauw
tje die door zou waden of er over sprin
gen; toen hij op eens een schok kreeg en
aan de overzijde der sloot in het gras te
recht kwam. „Hé!" riep Kees den ezel
toe, die aan den overkant was blijven staan
,,je hebt mij er heel netjes over gewipt,
maar nou ben ik toch nieuwsgierig hoe jij
er zelf over zult komen
Maar de ezel nam een omweg en liep
over het vlondertje. Wie was de wijste van
die twee 2
door O. H.
Hedn Knor verveelde zich in 't hok
Wou graag „cÈe boer" eens zijn,
Die had een leven, dat hem leek,
Een leven, o zoo fijn
Hein wou daarom uit hooien gaan,
Hij was een dikke baas,
Had van de warmte ergen last,
De zon stak hem helaas 1
Och, och, wat kreeg 'die H-e&n 't te kwtaaclft
Hij kon haast niet vooruit,
De bijen, vlinders, vogeltjes,
Ze lachten 'm allen uit,
Hein Knor werd toen versohrifck'lijk booe
En riep'k Bedank er voor.
Als jullie het dan beter kimt,
Doen jullie bet maar, boor!
Hedn zooht ben rustig plekje op
En viel daar gauw in slaap,
Maar lang werd hem geen. rust gegund,
Den armen, warmen knaap 1
De bijen zoemden om hem heen,
Eén zat zelfs op zijn neus
En één der vogels zong voor Hem
Een wiegeliedje, beusohl
Met luid geknor stond Hein toen op,
Was vrij gauw op de been,
Dacht: Als je mij geen dutje gunt,
Ga ik maar liever been.
Hij ging toen naar zijn hok terug
En zei daar tot zijn vrouw
Het „boertje-zijn" bevalt mdj nieta,
'k Blijf Bever maar bij jou l
Jullie hebt mij dezen keer zóóveel ver
teld, wat ik erg gezellig vond omdat hét'
meeste nieuws toch goed nieuws was. Wat
zijn er vele gelukkigen onder jullie. Ik las
zooveel blijde zinnetjes van: „ik ben ver
hoogd", en van beloon in gen, die gevolgd
zijn op de verhooging. Een is er zelfs zoo
gelukkig als nummer één der klasse te zijn
overgegaan. Dan gaat men zoo echt opge
lucht en vroolijk de vacantie in, als alles
goed is afgeloopen. Maar alle scholen heb
ben toch zeker nog geen vacantie, is heb
wel? Daarom wacht ik ook nog één week
met weer prijsraadsels te sturen. Anders
vertel ik het niet van te voren, maar ter
eere van al dat. verhoogen en prijswinnen
op school, maak ik dan nu eens een uitzon
dering en beloof jullie, dat er de volgende
week weer prijsraadsels zullen komen.
Wie dan nog niet op reis of uit logeeren
is, kau cr zich mede bezighouden.
Van Annie Zirkzee en Elsa en Arnold
Cosman kreeg ik deze week twee brieven,
ook die van den vorigen keerdie zijn toen
zeker te laat gekomen.
Jetty van der Noor da-a, jou brief van de
vorige week is noch den vorigen keer noch
dezen keer in mijn bezit gpkomen. Ik kreeg
nu enkel dien van den eersten Juli, Ik