De krentenbroodjes, FEUILLETON SE&syorüe's ITijaad. ten, had ik het ongeluk er juist op te zitten en hierheen gedragen te -worden. Maar voor jou is het oen geluk". Het vlindertje, dat de oogjes gesloten nad, verstond de laatste woorden van haar vriend eohter met meer. Het was r.ëeds nacht en de lichten waren uit. Haar arme, verbrandde vleugeltjes deden haar vree-se- lijk pijn, zij 'bon ze heelemaal niet bewe gen. De spin liet haar zonder een woord te zoggen alleen. Zij zou zeker sterven, door iedereen verlaten. Spoedig hoorde zij eoh ter den zwaren stap van haar vriend, clie terugkwam en op hetzelfde oog en blik drong het zwakke gegons der bromvlieg tot haar door. Toen zij met haar vermoeide oogen dien kant uit keek, zag zij in het maanlicht, dat de spin eindelijk er dn geslaagd was zijn oudo vijandin te vangen en nadat hij haar geheel in zijn web gewikkeld had, aanstal ten maakte om haar dood te bijten. Toen hij haar opgegeten had, kwam hij weer bij het vlindertje om haar te verplegen. Ik heb hoor en vertollen, dat zij na veel pijn geleden te hebben, weer beter werd, hoewel zij haar schoonheid verloren had en dat zij na het voorgevallene geen enkele vlieg meer vertrouwde. De spin heeft- haar echter nooit meer ver laten. door HERMANNA. Omdat tante Marie zou komen koffiedrinken, waren er krentenbroodjes genomen De tweelingen kregen er anders alleen 's Za terdagsavonds één en stonden nu met groote oogen begeerig naar liet .schaaltje te kijken, dat Anna op do gedekte tafel had gezet. „Ze zien. er véél lekkerder uit, dan die we 'a Zaterdags krijgen," meende Rie. „Er zitten vast ook meer rozijnen in," be weerde Bob, terwijl hij op zijn teeneu ging staan om er met zijn vinger op te tippen. „Blijf er af! Je mag er niet aan plukken!" „Dat doe ik ook niet ,ik wijst maar! Daar zit een dikke rozijn, heel bovenaan; a-ls die er af was, zou je er niets van zien," voegde hij er peinzend bij. „Nee-ee? 'ik Zal ?t eens probeeren!" „O, Rie, nu kom je er zelf aan," riep Bob maar volgde toch met gespannen verwachting de bewegingen van zijn zusje. Rie's gezicht werd rood van inspanning. ,,'k Heb hem! 'k Heb hem!" klonk 't toen triomfantelijk en zij hield Bob een groote ro zijn voor, die er heerlijk uitzag. „Ik mag de helft! Ik heb 'm je gewezen!" Bob danste opgewonden op en neer. „Ja," zei Rie eoi beet er met haar hagelwitte tandjes edelmoedig een stukje af. „Hier!" zij bood haar broertje H overblijvende deeltje aan. „Eijnl" Bob smakte. „Zou er nog één boven op zitten? 0 ja; kijk oens Rie, .die krent naar de krentenbroodjes kijken. Nu was 't Rie's beurt om vol aandacht toe te zien. Toen de krent buitgemaakt was, eischic zij natuurlijk ook haar deel. De tweelingen begonnen er nu al meer en meer oog voor te krijgen. "VVat een rozijnen en krenten ontdekten ze, die er best afgehaald konden worden enwat -deden ze 't handig! Zij deelden ze niet meer; dat behoefde niet; ieder had ruim z'n part „Zeg" ietwat benauwd keek Bob nu toch wel naar de broodjes „vindt je eigenlijk niet, dat ze er een beetje raar uitzien?" „Och wel nee, hoeïemaal niet! Die we 's Za terdagsavonds krijgen, zien er precies eender uit!" „Ja-a?" Weifelend vroeg Bob het. Zoo heel zeker was hij er niet van. Onafgewend bleef hij naar de krentenbroodjes kijken. „Daar heb je aan geplukt zei hij op eens, „dat kan ik best zien," en hij wees naar één der broodjes. „0 Rie, wat doe je?" voegde hij er angstig bh, want zijn zusje pakte plotse ling 't aangewezen krentenbroodje en hapte er in. „Wel, als ik daar dan aan geplukt heb, eet ik 't maar op; dan is 't weg!" „Geef mij de kolft," smeekte Bob. „Nee, noe, vast niet! Jij hebt gozogd, dat ik er aan geplukt heb, dan vindt jij 't natuur lijk vies," sprak Rie vol overtuiging en tiet zich 't broodje heerlijk smaken. „Ik wil er ook één," zeurde Bob, die op eens eig „klein" was geworden; „ik wil ook een krentenbroodje!" Hij stond op zijn teenen en zocht op do schaal. „Dit eet ik op," verklaarde hij. „Hier heb ik aan geplukt. Dat zou tante Marie toch niet willen hebben! „0, o, dat van jou is veel grooterdan 't mijne! Dat is loei ijk van je. Bob! 't Is wel twee maal zoo groot. Kijk, als ik dat eentje er nog bij neem, heb ik nog minder dan jij nu." En meteen voegde ze de daad bij het woord Bob propte gauw 't zijne naar binnen. „Ik moet er ook twee, ik moet er ook twee," drensde hij; „jij hebt er twee en ik maar ééntje!" En nauwelijks was zijn laatste hapje verdwe nen, of hij nam er ook nog één. „Wat een gulzige jongen ben jij toch!" zoo berispte Rie hem. ,,'k Vind het erg ondeugend van je en wat ziet die sobaal er nu raar uit met maar drie broodjes er op. Dat is jouw schuld!" Bob keek ongelukkig. „Ja Maar toen helderde zijn geziè. wat óp. „Nu kunnen vader en modder en tante- j toch' nog net ieder één krijgen." „0, maar dat wil moeder niet, stellig tl. Dacht je, dat moeder een krentenbroodje nomen, als er goen eentje voor ons was? OTjj dat zou moeder niet doen. We kunnen er j; - zoo goed nóg één samen doelen; dat is cjfl.j dat van moeder, zie jo Bob! Er blijven er lij nog twee over, voor vader één cn voor lsj| Marie één." „Voor vader!" Nu was 't Bobs beurt om ontwaardigd te doen. „Dacht je, dat vader krentenbroodje zou eten, als er niet één moedor was? 0 nee, dat zou vader niet dc-'j Rie!" „Dén neem ik dat eentje van vader ook," Rie gauw; „ik heb 'er nu wel geen zin meer maar ik bewaar 't in mijn poppenkeuken, c hebben mijn kindertjes ook nog 's wat." „O, o!" Bobs wat terneergeslagen stemm sloeg op eens om in uitbundige vroolijkh: - „Wat leuk! Nu is er mög maa-r ééntje over! Dat 's voor tante Marie!" „Ja, maar Bob, tante zou 't niet willen 1 ben, vast niet! Stel je voor, als je ergens visite gaat, eet je niet a-lleen al 't lekkers Dat hoort niet zoo." Rie deed heel gewicti „Tan-te zou heel zeker zeggen: „dat krenli broodje geef ik aan mijn naamgenootje!" Rie strekte er do hand al naar uit, maar was Bob n-iet naaT den zin. „Nee, nee, jij hebt er a-1 één. Dèt mag ik -li ben! Ik ben vaders naamgenoot!" „Alsof dat or wat mee te maken heeft!" „En je zei 't zelf, je zei *t zelf!" Bob wa? tranen. „Ik ben vaders naamgenoot! Boe- oe-oe!" „Och jongen, wat ben je toch kinderachjl Hoor nu eens!" Rie deed heel moederlï „Dat krentenbroodje is van ons samen. Ik 't dn mijn zak steken en dan eten we 't wj- avond in bed op. Hoe vindt jo dat" „Goe-oed, maar ik ben vaders naamgetfw'W „Ja, ja," suste Rie, „wees nu maar stilü'j Meteen propte ze 't ongelukkige, min of mwt'J platgedrukte broodje in haar kleine zaky. -- Toen de familie zich met de gast om de kl fietafel 6ohaarde, stond tusschen de welg-:-rJ de schaaltjes dat eene leoge wel wat vroor „Hé," zei moeder, „ik dacht toch, dat. Air naZe strekte de hand al uit oral sokellen, maarkroeg plotseling de ver® gen gezichtjes der tweelingen in 't oog. „Kinderen, hebben jullie „Wij hebben één robijntje genomen," stij terde Rie. „nietwaar Bob? Dat zat boven-x; „En een krent," fluisterde Bob schuldbewrfi j „Ja en toen zei hij, dat ik aan een brocfi gepinkt had en en toen at ik 't maar - want dat was toch niet lekker meer. En te 1 at hij or ook eentje op Een verhaal uit den Engelschen Burgeroorlog. Naar het Engelsch van M. ADAMS- Bewerkt door C. H. 15) Intus3chen naderde Kerstmis met rassche schreden, Kerstmis, dat. dit jaar heel stil gevierd zou worden. De Puriteinen hadden het zirugen wan liederen, het luiden van klok ken en het aanbrengen van versieringen ver boden. Op de marikt mocht de dag vóór Kerst mis -geen mistletoe (maretak) en geen "hulst verkocht worden. „Mies is (verboden/', mompelde Phoebe, terwijl zij zich een weg baande door Ie me nigte om haar inkoopen te doen, want zij was niet -de eenige, die van plan was Kerst mis toch feestelijk te vieren-, al was dit dan ook verboden. En toen zij thuis kwam, be vatte haar mand verscheiden zaken, welke de soldaten als zij ze gezien hadden stellig verbeurdverklaard, zouden hebben. Onderweg kwam zij den muziekmeester te gen en zij bukten zich nu samen om allerlei .grappige, kleine winkeltjes binnen te gaan, want zij had hem dadelijk in vertrou wen ge nomen. v'Hei ia alleen voor het kind", zei zij „Ja', we -moeten haar zooveel mogelijk" ple zier doen", stemde hij in. Zoo kwam het, dat toen dien avond de kaarsen aangestoken werden eenige ver kleedde lieden Sir Piers en Lady Bradiford in de gang opwachtten, waar zij de oude Kerstliederen zongen-, zooals dat in die dagen de gewoonte was. En toen Marjorie behoedzaam do deur openJdeodi, waTen het er vier drie in fantas tische gewaden met kronen van goudpapier op het hoofd de drie Koningen uit het 0o3ten terwijl de vierde bleek een nar te zijn- met zijn muts anet de rinkelende bellen hij hield een viool in de hand-. Hot einde wam het lied zongen zij ih de kamer en hier haalden zij hun pakjes van onder hun mantels te voorsohijp. Wat een aardige miewsohen waren dat toch Voor Marjorie brachten zij doozeu confituren moe, voor Sir Piers een flesdli versterkenden wüu en eindelijk voor Lady Bradford een groen schermpje, dat haar gezicht voor het vuur in den 'haard' moest beschutten. Daarna worstelden -de nar en één der Ko ningen met houten zwaarden. Marjorie klap te in de handen, toen zij over den grond j buitelden- Toen zij d'aarna opstonden en het gezelschap „een vroolijik Kerstfeest" en een „gelukkig Nieuwjaar" tceweneöhtep, zed Sir Piers tegen Marjorie, d'at zij met hen naar beneden moest gaan om Phoebe te vragen een stevig maal voor hen klaar te zetten. Hij leglde een goudstuk in de hand- van dén grootsten Koning. Deze bedankte hém met een hooge stem, welke vreemd klonk 'achi* zijn langen, witten baard. Maar het grappigste van alles was, tel Marjorie hen mee naar do keuken nam daar niemand vond. „GilbeitPhoebe! Anna!" riep zij, tl wijl zij door de verlaten keuken liep. „Wat jammer, ze zijn zeker uitgogaal Maar ik weet, waar het vleeech staat en u wel helpen. Ga -maar zitten.,'' Zij liep daarop naar de provisiekamer hoorde het gezelschap in de keuken onbeds lijk lachen. „Wacht maar, Miss Marjorie! Je kunt dl groot en schotel onmogelijk van de plank mem!" klonk hot enAnna wierp hal mantel cn baard af, terwijl Phoebe en Gilt; zich oveneens haastig van hun vermomm: ontdeden. De nar was al -heer weinig vermort toen hij zijn valsche snor wegnam, begreep M' jorie niet, dat zij niet dadelijk den muziekmc ter in hem herkend had. En Sir Piers zei la: dat hij hem wel degelijk herkend had. Hij si-' weer met Marjorie naar bovem en speelde ler-lei liedjes en vroolijke wijsjes op zijn vk terwijl Marjorie en' haar ouders luisterden meezongen. De mu-zielc v-roolijkte hen in deze komiuj volle dagen voor eenige uren heelemaal op het werd de gelukkigste avond, dien zij langen tijd beleven zouden. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 10