Verstoorde pret.
ANEKDOTES.
De scheepjes, zij zeilen
al over de zee
zeg Jopie en Fransje,
gaan jullie soms mee?
Marietj e esn Tommie,
zij blazen om beurt,
totdat Tommie's „stormwind"
maar af wordt gekeurd.
De scheepjes, rij bleven
te veel aan d/en kant;
Marietj e kan 't beter,
hangt over den rand.
Zij zet bolle wangen
hoera, dat gaat goed'!
Marietj e, die kleuter,
weet heusoh wel, hoe 't moet.
Zoo speelt er het viertal
zoo vredig en stil
de scheepjes, zij dobb'ren
ook vol goeden wil.
Geen eentje, dat kantelt
of lek wordt of zinkt,
geen bodem waar 't water
vernielend in dringt.
Daar plots'ling verheft' zich
eèn erge orkaan
Marietj e, die kleuter,
heeft 't. heusch niet gedaan.
Wie de kersen plukten.
De kersen waren bijna rijp. Boer Jansen
had de plukkers reeds tegen de volgende
week besteld, maar de spreeuwen kwamen
bij honderden te gelijk opzetten en maakten
zonder dat zij besteld waren en geheel voor
eigen genoegen, een begin met plukken.
„Die deugnieten zullen niets anders dan
pitten en stelen voor mij overlaten," mop
perde boer .Jansen, en hij zond zijn neefjes,
Dirk en Jaap, naar den boomgaard om den
«vogels schrik aan te jagen.
Dirk droeg een oud geweeT en schoot
met los kruit om de brutale gasten op een
afstand te houden en Jaap zwaaide onver
moeid met zijn houten rateltje. Maar lang
zamerhand keerden de gevluohte vogels
weer naar den boomgaard terug en de jon-
(gens hadden druk werk hun het ste'en te
beletten.
„Ik wou, dat u nijj hagel gaf, Oom," zei
Dirk, .,dan zou ik ze doodschieten."
Een steen plofte zoo maar
in t water ter neer
do soheepjes, zij zinken,
't is vreeslijk ruw weer.
Om 't hoekje der deur gluurt
neef Pieters gezicht
nu weet 'k al wie 't onheil
hier aan heeft gericht!
HER.MANXA.
„Als ik niet. hang was, dat de hagel Jaap
oi jezelf treffen zou, zou ik het zoo ver
keerd nog niet vinden eenige van die roe
vers neer te schieten." antwoordde boer Jan
sen. „Maar ik zou de spreeuwen toch ook
weer niet geheel willen missen. Behalve in
het vruchtenjaargetgde zijn wij de beste
vrienden, want z\j verdelgen heel wat las
tige insecten, die mijn graan bederven."
„Dan hebben zij ook een belooning ver
diend meende Jaap.
„Dat hebben zij ook, jongen," riep de boer
uit, „en zij weten dio zichzelf te var-
schaffen. Kijk maar!" ging hij voort, ter-
wgi" hij naar een zwerm vogels wees, dia
onder mid gekwetter op één der hoornen
neerstreek.
„Paug-pang!" knalde Dirk's geweer.
Jaan's ratel antwoordde met eon luid klik
klak!'
Alle spreeuwen vlogen nu verschrikt weg.
Ej
Ar&bieohe wijsheid.
Een Arabische wijze maakte deze opmer
king Aan zes dingen herkent men dein
dwaas, hij wordt toornig zonder redten,
spreekt woorden zonder zin, vertrouwt
iedereen, verandert zonder noodzaak vain
woning, bekommert zich om dingen, die
hem niét aangaan, en weet den vriend niet
van den vijand te onderscheiden.
Een jichtig heer, wieoi men 't, in zdjn
aanvallen van podegra, zelden naar den
zin kon maken, had zich een paar gemak
kelijke schoenen la/ten aanmeten. Toen de
schoenmaker ze hem kwam aanpassen en
'b werkelijk bleek, dat ze heel gemakkelijk
zaten, zei de schoenmaker met zelfvoldoe
ning: „Ze zitten goed, niet-waar, mijn
heer?" „Ja," antwoordde de brompot;
„maar ik had je gezegd den rechterschoen
iets grooter te maken dan den linker, en nu
heb je den linker kleiner gemaakt dan den
rechter, dus juist omgekeerd."
Een heer dineerde bij een zijner vrien
den, toen er plotseling een hevige storm
opstak In de hoop dat; het weer weldra
tot bedaren zou komen, bleven de vrienden
langer dan gewoonlijk tafelen, maar toen
ze tooh eindelijk van tafel moesten op
staan en de orkaan nog steeds voortwoed-
de, drong de gastheer bij zijn vriend er op
aan, den nacht bij hem door te brengen
daar 't niet doenbaar was door zulk een
noodweer naar huis te gaan. De gaat nam
de uitnoodiging aan, maar een oogenblik
later was hij uit heb salon verdwenen. Na
verloop van' een half uur kwam hij weder
te voorschijn, maar druipnat alsof bij pas
uit het water was gehaald. „Waar in de
wereld, hebt ge tooh gezeten?" riep de
gastheer in de grootste verbazing. „Ik!"
antwoordde de natte gaat zich afschud
dende, „ik ben gauw naar huis geloopen
om aan mijn vrouw te zeggen, dat ik met
zulk een noodweer onmogelijk thuis komen
kon."
Wees niet hoovaardig.
Sadi, de wijze Pers, zat op zekeren
avond verdiept in don Koran. Toen hij op
keek, waTen van zijn drie zonen de twee
jongste ingeslapen. De derde eobter zeide,
zeer met zichzelf tevreden„Zie eens,
vader, hoe deze slapenik daarentegen,
ik bid!"
„Mijn zoon," hernam de vader, „beter
is het, rustig te slapen, dan zich te verhef
fen op hetgeen men doet-."
Goed gesproken.
De beroemde Lessing, die hef zelf niet
zoo heel breed had, wilde eens aan een
arme een aalmoes geven. Een ander zeide
daarop„Doe dat niet, want die man is
het niet' waardig." Maar toen antwoordde
Lessing„O, mijn vriend, als wij allen
niet meer kregen, dan wij verdienden ,zeg
eens, hoeveel zouden wij dan wel heb
ben?"
Ingezonden door Mine Dekker.
Mariêlje: „Mama, ik heb gedroomd dat
ik drie harde eieren heb gegeten."
Mama: „Kind, van harde eiren mag ie
niet droomen, die liggen te zwaar in de
maag/:
Ingezonden door Nellie Kors.
In de rechtzaal.
Rechter (tot marechaussee): Dus naar
uw zeggen heeft beklaagde z^jn beide ouders
vermoord."
Marechaussee: „Ja, op zijn mmst.'1