Hoe Hans gestraft werd,
FEUILLETON.
Marjorie's Vgamd.
aan een mooi', rood lintje. I'k donk wel, dat
'ik genoeg geld in mijn spaarpot heb".
„Mag ik dan meedoen, Nol?" vroeg Geor
ge, min of meer verlegen. Haar blijde glim-
ladh en haar onmiddellijke toestemming zei
den hem eohter duidelijk genoeg, dat de don
kere wolk, welke tussdhen hen gehangen
had, nu verdwenen was.
(Slot volgt).
d!oor Tante Joh.
Er was eens een keine jongen, die Hans
heette. Hij had blonde haren en blauwe oogen
diie zóó naroolijk do wereld inikekenJ dat alle
mensdhen dachten: ,."Wat moet dat een aar
dig kereltje zijn
Maar aardig was Hans niet zoo heel dik
wijls, want hij had een leelijk gebrek, Hansje
was gulzigKreeg hij lekkers, dan slokte hij
Idat gta/urw naair binnen, bang, dat hij anders
zou moeten deden met zijn zusje. En als hij
maar ©enigszins de kans schoon zag, dronk
hij 's morgens aan 't ontbijt zusje's beker met
chocolade leeg, nadat hij eerst zijn eigen
beker kadi leeggedronken. Natuurlijk gaf dit
aanleiding tot een hevig gebrul van zusje's
kant. en voor Hans zelf een bestraffing van
mioelder, die alleen dan hielp, alis Hans een
volgenden morgen geen chocolade kreeg en
eick mioest behelpen met een kopje slappe
thee zonder suiker.
Maar 't ergste was, dat Hans overal van
snoepte, zood'at moeder zelfs het jampotje
anoest wegsluiten, want vooral op jam was
Hans dol. En doordat hij nu voor zijn gulzig
heid, en vooral voor zijn snoepen, telkens
gestraft werd', hielpen weldra de strengste
straffen niet meer, en vader en moeder dach
ten met angst en vree ze aan de toekomst
van. hun jongen, die onverbeterlijk scheer.
't Liep echter beter ai, dan zij daohten,
want Hans kreeg een straf, zooals niemand
h-ad kunnen denken, en 't mooiste was, dat
hijzich zelf strafte
't Was op een prachtigen, maanliohtcn
nacht, dat. Hans droomde var iets heerlijks!
Hij was heel alleen in de kamer en daar
stonden op de tafel drie diepe schotels; één
vol fllagr-oom; één vol aamdibeien cn één tot
boven aan toe gevuld met mokka-taartjes!
„Hè, nu kan ik smullen!" daclit Hans.
MiaaT op eens werd hij wakker! Weg was
al het lékkers! Hans keek ntqg eens op de
dekens en toen op het nachttafeltje en daar
na naar de maan, die zoo helder door de
ruiten scheen en heel het 'kamertje verlicht
te, alsof het bijna helder dag was, en hij
dadht: „Nu zal het beneden in de huiskamer
ook wel niet zoo donker zijnEnnu
als ik nu eens van die heerlijke jam
ging smullen, die we vanmiddag op de bo
terham hebben gehad en die moedér zelf
gemaakt heeft van groene pruimen! En als
het kastje van het buffet nu maar niet op
skrt is, dan.... kom, ik zal het maar eens
walgen
Zoo deukende, klom Hans uit zijn beid,
sloop op zijn toonen het kamertje uit, toen
de trap af en zoo naar dc huiskamer. Tjon-
gen, wat was het daar prettig lioht, on....
't kastje van het buffet was niet gesloten...
Heerlijk, 't was juist, zoo als hij hald gedacht!
Hans maakte nu heel zachtjes het deurtje
open, zocht toen naaT het jampotje,
vond dat. ail heel gauw, maar acht, 't potje
wasleeg
Hans trok een lang gezicht. Was hij daar
om in den nacht naar beneden gogaan?
Zeiltjes zette hij nu het jampotje weer op
zijn plaats, nam daarna een hapje suikeT en
dacht toen, al kauwend, er over na, wat hij
nu wel kon doen. Daar kwam hem op eens in
de gedachten dat de groote steenen pot, waar
uit moeder het jampotje, als d'it leeg was,
weer vullde, wel in de keukenkast kon staar.
De stroopkan stond daar tooh ook! Waarom
zou de pot met jam er d'an niet staan?
Hooi blij, dat die gedachte bij hem was
opgekomen, sloop hij de huiskamer uit, den
gang door naar de keuken. Even piepte de
deur! Hans schrikte, doch hij herstelde zich
spoedig, en dc keukenkast openend, zocht
hij daar naar den grooten pot met. heerlijke
groene jam. Maar ook dhèr -vond hij ze niet,
en juist wilde hij ontmoedigd naar zijn ka
mertje terugkeeien, of daar zag hij op een
plank naast de kost cenige potjes en panne
tjes staan, e-n onder dezen den grooten stec-
nen jampot! Ja, dat moest de pot zijn, dien
hij zocht! Ja zeker, hij zag tochduidelijk,
dat op liet etiquette stond geschreven: „Groe
ne Jann!'' En Hans, di-o er niet van hield om
zich lang tc bedenken, klimt op een stoel cn
grijpt met beido handen den pot.
„Nu een stevige lik!" denkt hij, als hij met
den pot op d'en grond staat, cn hij <duwt drie
vingers tegelijk in de opening van den pot.
Een dikke klodder van een kleverige massa
haalt, hij daaruit op cn duwt die vlug in zijn
mond! Maar nauwelijks heeft hij de jaim
tusschon de lippen en op zijn tong of Hans
trekt een afschuwelijk leelijk gezicht, opent
zijn mond zoo wijd hij kan en-tracht d'an met
zijn nog klevende vingers, de massa er uit
te werken. Neen, wat hij nu proeft is geen
jam! 't Is iets zóó akeligs, al3 hij nog
nooit heeft geproefd! 't Smaakt juist., zooals
het zeepsop ruikt, al-s hij beiion blaast! 0. o,
't is vieze groene zeep!" denkt hij, en weer
doet hij pogingen, om die afschuwelijke zeep
uit zijn mond' te verwijderen, maar 'dat g;
niet zoo heel gemakkelijk. Nu weet Hans v
ellende niet, wat hij doen moet, en ver,
tend, dat het naicht is en hij op een sno
tocht uit is, begint hij te brullen, alsof
vemnoodd wordt.
Op drit gebrul, in 't holst van den n-a<:
komt natuurlijk dadelijk Hansje's vader t>
loopen, en daarna ook moeder; en beid
denken niet anders, <an dat het 't dien
meisje is, die, misschien dieven hoorei
naar beneden is gekomen en nu door die d
ven venmooTid worldt. Maar als vader, i
het licht opdiraait daar Hans ziet sla
met het ongelukkigste gezicht van dé were
en zijn neus en kin besmeerd met g-roe
zeep en den zeeppot nog in zijn arm, d,
barst hij en ook daarna moeder, in lach-
udt.
Ze kunnen zelfs niet boos kijken en d-
snoeper straffen, zóó moeten zij lachen.
Maar Hans lacht niet. Die heeft zich ze
zóó vreeseldjk gestraft, ails maar mogelijk i
want zelfs de drie glazen water, die moed'
hem gaf en waarmee hij zijn mond spoefc!
zijn niet in staat den viezen zeepeonaak
verdrijven. Daardoor sliep Hansje heel die
nacht niet, en den volgenden morgen voelc
hij zich zóó ziek en naar; dat hij zelfs i
boterhammen met jam, nu echte j-aan va
groene pruimen, die moeder hem bove
bracht, niet kon opeten.
,/k Proef toöh niets dan die vieze, g.roer
zeep", zuébUc hij. En heel dien dag eo oü
den volgenden djag Heef dit zoo.
„Nu geloof ik wel, dat je van je snoep ln;
bent genezen, hè jorugen?'' zei vader, toe
Hans weer eten kon.
Maar Hans antwoordde niet. Hij durfd
vadér niet eens aan te kijken, zóó schaamd
bij zich. Maar neg dienzolfldcn avond bc
loofde Hans met vuurrood gezicht, dat h;
niet hieer zou snoepen of gulzig zou zijo.
Of Hans woord heeft gehouden, weten wi
niet, maar we zullen liet hopen.
Chiiseesche Vreemdheden.
Als een ondergeschikte zijn meerdere it
een draagstoel zittend tegenkomt, moet hi.
doen. alsof hij hem niet kent en dus niet
groeten. Want groet de ondergeschikte, dar
is de meerdere volgens de regels der be
leefdheid genoodzaakt uit te stappen om
terug tc groeten. Het behoort nu ook te',
de beleefdheid hem dez? moeite te bespa"en
door niet te groeten.
Als de C-hineezen een huis bouwen, be
ginnen zij met het dak, dat op pa'en ge
plaatst wordt. Daaronder bouwen ze de mu
ren. Op die wijze houden ze de zaak droog.
Een verhaal uit den Engolschen Burgeroorlog.
Naar het Engclsch van M. ADAMS'
Bewerkt door 0. H,
19)
„Ik dacht, diat je voor ons kwam,"" riep
Marjorie teleurgesteld uit.
„jij bent één van de andere oorzaken,"
verzekerde haar broer haar, terwijl hij
haar een kus gaf. „Maar waar zijn de
rozen op je wangen gebleven, kleine
Dïeid?" vroeg hij, terwijl hij haar bleek,
mager gezichtje gadesloeg.
„11c ben ziek geweest," antwoordde Mar-
jorie. Zij was blij, dat haar vader over
iets anders begon te spreken, vóór Joce-
iyn in de gelegenheid was haar nog meer
te vragen.
Evenals menige andere Cavalier had Sir
Piers een hypotheek op zijn landerijen
genomen en de familiejuweel en verkocht
otr. zijn aandeel in de kosten van den
cm leg voor den Koning te kunnen beta
len. En nu er meer geld moest zijn, was
bij bej eid ook op Morton Hall een hypo
theek te nemen. Er was een groote som
noodig en hij besloot een aanzienlijk be
drag van een bekend geldschieter in York
op te nemen.
,.De hooge rente, welke hij vraagt, is
misdadig," zei Sir Piers, „en wo zijn al
zoo zwaar belast. Het zal het besto wezen
Morton Hall voor ©enigen tijd te verlaten
en in do stad te gaan wonen waar wij zui
niger kunnen leven."
Jocelyn stemde hier in toe en zei, d'af.
het cok veiliger zou zijn, nu de winter voor
de deur stond en er in deze streken dik
wijls allerlei troepen rondzwierven.
„Maar als het goed aan jou komt en het
waardeloos geworden zei Sir Piers
aarzelend.
Als er weer vrecP is, zal ée Koning
al zijn trouwe onderdanen schadeloos
stellen," antwoordde Jccelyn vol moed.
,,Op liet oogenblik moeten wij er alleen
aap denken hem van zijn vijanden te be
vrijden, het koste wat het v/jH"
Zoo kwam het, dat Marjorie dc eerste
sneeuw zag vallen, terwijl zij vóór één der
ramen van een groot huis in York stond,
het huis, dat eenmaal aan haar grootmoe
der had toebehoord.
HOOFDSTUK VI.
Korstavond.
Het huis in York was heel groot, doch dc
familie Bradiford bewoonde er niet meer dan
vier of vijf kamers van, want Sir Piers had
de meeste zijner bedienden ontslagen vóór hij
Morton Ha'll verliet. Phoebo ging met hen mee,
evenals Gilbert, die te veel jaren reeds in de
familie was geweest om haar te willen verlaten;
ook Anna, oen sterk jong meisje, was bij hor
gebleven.
Phoebe kookte, Anna deed het werk en Gil
bert bediende zijn meester cn zijn meesteres
Marjorio moest lecren zichzelf te 'bedienen en
Phoebo bij -de verzorging van haar moeder te
bolpon.
Lady Bradiford toch nam met den nieuwen
gang van zaken volstrekt geen genoegen en
oisohle evenveel verzorging als in vroeger da
gen ,toen zij over een dozijn bedienden beschik
ken kon. Zij berispte Marjorie, terwijl deze voor
bet raam naar do sneeuw stond tc kijken, over
haar banden.
„Ze zien er uit als echte werkhanden, zor
ruw en zoo rood! Hoo ter wereld kom je aai
zulko handen?" vroeg zij.
Marjorie hekeek zo zonder er echter veel aan
dacht aan te schenken. Eiken dag hielp zij
Anna, want Phoebe en Gilbert hadden, het te
druk om haar hij te staan en er viel heel wat I
te doen; doch daarover werd tegen Lady Brad
ford niet g03proken.
„Jo zult zoo grof en lomp worden, dat nie
mand meer naar je omkijkt," ging de oude
dame voort. „Dan onderhield ik op jouw leef
tijd mijn handen vrij wat boter. Zie m ij n han
den eens." En zij stak een paar goed gevormde,
blanke handen uit, Welke nooit ander werk tc
verrichten hadden gehad dan het hanteeren vat
oen tapisserienaald of het Jiefkoozën van ecu
hond.
„Ga den pol zalf van mijn toilettafel haler
en breng een stuk linnen mee uit do tweede la"
(Wordt vervolgd.)