VOOR DE JEUGD
Donderdag* 16 Juni.
Anno 1921.
•s*
i *y» »y*«y»i«t»y- I I«y»y»
4 il l énil l tint I..h«.«llJljLt»l.|J.M»l i i»M» I Uitt ilt
«S
IfilDSCH DAGBIAD
riendjes en Vriendinnetjes.
u
0. 2b.
,»Vï
Nanr het Engelsch van E. D- Adams.
Yrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK Vn,
.Bert!" riep George den half-slapen den
orrie in het oor. „Hei, Bert, word eens wak-
r!"
Florrie sprong onmiddellijk op. „de vorikoe-
g", wolke er tusschen hen beiden was, ge
el vergetend ,en blij, dat George hem weer
hend aankeek.
George sloeg zijn arm om den kleinen jongen
en en zei vr ooi ijk:
„Kom, kleine haas! Ik ben oen brombeer ge
est in den laatsten tijd. Dat is nu voorhij en
wil wel weer met je spelen. Wat vin-jij er
n?"
..O, graag!" was alles wat Florrio ant-
ordde.
„Als we „de Neptunus" eens lieten varen?
aar is je boot?"
„Ik heb haar aan den anderen kant van den
ngen róts-rug vastgemaakt," luidde het ant-
ïoird.'
George floot en keek over liet water heen.
Dat is vrij gevaarlijk, want het is storm-
litig weer."
..Teen ik het deedk was de zee nog kalm en
was ook niet van plan. de boot daar lang
laten. George."
..Laten we baar zoo gauw mogelijk gaan
:ken."
De beide jongens staken nu vlug bet strand
'r en klommen weldra tegen de rotsblokken
Daarna keken zij in de richting der zee.
Hallo! De wind baalt aan," zei George;
ijn pet waait bijna af. Neem je muts maan
de hand. Bert."
•p dit oog en blik klonk er boven het
en van den wind en het breken der golven
een doordringend gehuil in de verte,
>f het een of an-dere dier erge pijn leed.
lelde jongens spitsten de ooren.
Wat is dat?" riep George uit, starend in
richting, vanwaar het vreeselijke geluid
aai „Het is een dier in doodsnood. Kom
t, wees maar niet bang! Het zal je. niets
n!" voegde hij er aan toe, want Florrie
ef met een spierwit gezicht stilstaan.
>e kreet herhaalde zich nu en klonk nog
iigen dan te voren.
Maar 't is in geen geval een hond," zei
'•rge. ,,'t Lijkt meer op een wanhopende kat,
zich op een gevaarlijke plaats op een dak
indt. Wacht, daar is het weor!"
Het is Moortje!" riep Florrie plotseling uit.
:en andere kat is met dit. weer op de rotsen
geen andere kat kan zóó huilen. Ik weet
George. Elsje en Connie zijn aan het ha-
en Moortje zit op de rotsen naar hen te
en en te miauwen."
Praat toch niet zoo'n onzin, loleioe baas.
t water i-s daar ireel te bliep dm er in te
ten'\
Er zijn plaatsen waar het- veel minder
p is. 'wanneer het eb is; en ze kunnen
hei zwemmen".
Maar op dezen tijd van den Id'ag baden
sweralmen ze niet. Ik weet zeker, dat Moe-
het Nol: nooit zou toestaan."
Ik herinner mij toch", hield Florrie vol,
t Bl'sje mij vertel 1 heeft, dat wanneer zij
ig baden. Moortje 'dikwijls met haar niee-
jg en op de rotsen zat toe te kijken. Ea
ze zei, dat ai den tijd, dden zij in het water
was, Moortje miauwde, alsof hij dol' zou wor
den uit ahgat, dat zij verdrinken zou. Ik ge
loof dus ivast dat zaj aan het baden zijn."
„Maar dat is heel gevaarlijk en ik zal het
Nol zeggen. Het gekerm komt dböhteifojj,
Be-rt. Halio! Wat is dat voor zwarts dat daar
over (den notsrug koant aanhollen? Ik 'geloof
nu ook dat het Elsje's poes is!"
,.J-a, het is Moertje", zei Florrie lachend.
„Hij -.eu kt zeker weer, dat Elsje verdrinken
zal''.
„Hou je toch stil!" snauwde George den
kleinen jongen toe, terwijl hij doodsbleek
wend. „Ik ik vertrouw het niet, Bert.
Laten we eens kijken; of ide poes ertnil blijft
staan, als wc hem roepen. Roep jij hem eens.
Moortje rende zóó hard, dat hij wedra
dicht bij de jongens was. Toen sprong; de
zwarte poeS, tot grootc verbazing van George
en Florrie, naar hen toe en trachtte deer
zijn miauwen hun aap het verstand te 'oren
gen," dat hij hun wat te zeggen had'.
,.We moeten hard loopen in de richting,'
vanwaar Moortje komt'', zei George „e:i kij*
ken of hij meegaat of hier blijft".
Moortje was den jongens nog voor. Hij
liep eenige meters terug, keek om en Toen
hij zag,;dat de jongens hem volgden, liep hij
nog hander. De jongens draafden -achter
Moertje aan on deze kermde zóó hevig, als
nog nooit een poes gekermd had.
George holde uit alle macht. Hij beklom
het hooge rotsblok en kon van daaruit naar
beide kanten in zee kijken.
Plotseling werd zijn aandacht getrokken
door twee dingen, die, niet ver van hem ver
wijderd. op de wit-schuimen-de goLven dans
ten. Vol verbazing keek hij er naar en her
kende dadelijk de witte zeilen van Florrie a
jacht; er verliepen echter éen of twee minu
ten, vóór hij zekeiheid had, dat hst v.ndcre
Elsje was. Toen hij hiervan overtuig-? wr.s
merkte hij op. d'at do kleine "boot door de
«moedige, kleine zwemster gesleept weid «.n er,
kwam een gevoel van groote bewondering
Ln hem op, toen hij begeop wat er gebeurd
was. Spoedig maakte deze indruk echter
pl'aats voor angst, toen hij zag, d!at Elsje, al
zwom zij nog, nagenoeg uitgeput was en
dringend hulp noodig had.
George had' veel tegenwoordigheid van
geest en wist, dat het dwaasheid was, zich'
door al te hard loopen te vermoeien, wilde
hij Efcjo helpen. Hij liep daarom op een ste-
vdig sukkeldrafje ma-ar de plek ides onheil
waiar hij nu ook Connie zag staan, Connie,
die in wanhoop do handen ma-ar haar vrien
dinnetje uitstak en goh eel opging in haar
pogingen om Elsje aan te moedigen en baar
woorden van troost toe te roepen.
„Waarom is zij niet naar bet strand geloo-
pen omi daar bulp te halen?" dacht George
»p dat. oogenblik. Maar later op den dag leg
«de Connieihem uit, dat. zij er niet in geslaagd
zou zijn bijtijds hulp to hallen en zij daarom
bij haar vriendinnetje gebleven was om dit
aan te moedigen en te toonen, dat zij niet. al
leen was. Toen meest George erkennen, dat
zijn zusje zoo goed mogelijk gehandeld' had;
als zij in dergelijke om-stand-igheden ha-d kun.
nen d'oen.;
„Connie!" riep hij uit.
„O George! George! Zie Elsje eens!
Zij is zóó vreeselijk moe ik geloof noodt
dat zij er togen op kan zwemmen!
,<]>at zul' je eens zien. Kijk maarl", i j.
In het volgend oogenblik had George zijn1
jas en-zijn schoenen uitgegooid en dook hü
onder water. Met den stroom meezweramend,
bereikte hij Elsje gemakkelijk,
„George! oh ik ben zoo blij;
Ik-1— Ida-öht dat ik de boot
nooit zo-u krijgen!" hijgde Elsje.
„Je bent een dapper meisje!" zei George.
„Maar je hadt de boot maar stil moeten laten
gaan. Jouw 'Leven is toch. veel meer wa aid
Hier Elsje' ik' héb het touw: laat jij het dus,
maar leef'.
Elsje wilde hiervan echter niets -hooren en
toen Geo-rge dit zag, -besloot hij alleen, haar.
te helpen. 1
Hij merkte dadelijk: hoe moeilijk het was
tggen' Idem stroom op te zwemmen en be
greep nu pas' hoe Elsje al! hiaar krachten haf
moeten inspannen in idem strijd met de gob
«ren die haar. telkens weer terugwierpen.
Doch na twee of drie minuten voelden 'de
b'eïidekinderen plotseling ee-n weldadige ver*
andering. Do golven werkten hen niet langer
tegen. Het getij was veranderd; en alsof de
zee zich schaamde, dat zij Elsje zoo 'lang ge-
dwarriboormd haid, -droeg zij hen nu veilig en
gemakkelijk naaT den Totsgang.
„Is bet niet heerlijk, George?" zei Elsie
met een flauw stemmetje; .het getij is om
en de „Neptunus" komt achter mij aan vei
lig de haven binnenzeilende".
George onderdrukte een glimlach" en zij
zwommen regelrecht op Connie a-f, die
even-als Florrie naast haar met uitgesto
ken handen stond om Elsje tegen den kant
op te trekken.
„Zij '|is wat moe!" zei George, terwijl hij
zonder hulp óp de rotsblokken ^tarote. -.Leg
haar even plat neer, terwijl ik mij uitschud;
dat zal ik haar na;ar hiu-is dragen. Florrie,
vrees nou niet kinderachtig en hou op met
huilen. Zij is niet dood en ze gaat ook niet
dtaéb, ze is alleen wat buiten aldérn. Krijg
even"mijn jas, dan wikkelen we haa-r daar in.
Loop dan vlug naar het strand en ga naar
Moeder- oïo haar op dè hoo-gte te brengen,
dan kan zij haar een bad geven en Idroge
k-leeren- van Connie aantrekken. Tegen den
aivond is rij weer zoo lekker als kip. Ons pen
sion is veel dichter bij dan de villa van haar
tantes, zoodat wij die geen -schrik hoeven
aan te -jagen",
Florrie was al weggehold. Geo-rge wikkel
de Elsje nu in zijn jas en Connie nam het ma
t-Tozenpaikje ,en de schoenen van ha-ar v-rión-
dinmetje mee, evenals „De Nep tunus". Ge
orge droeg Elsje in zijn armen en hoewel zij
een zwaar vrachtje was, hi'el'd! -hij het tóch"
vol; en "bereikte na eenigen tijd het strand'.
Moortje volgde hem op do hielen. Zijn mees
teresje beivoncL zich nu niet langer in hot
water en hij was du-s tevreden.
„Beste, trouwe Moor", zei George, naar de
zwarte poes kijkend, nadat hij Elsje verteM'
had, hoe Moortje's gekerm hem gewaar
schuwd! -had; ..je verdient een medaille, om
dat je een drenkeling het leven gered hebt,
ouwe jongen!"
„J ij verdient e>r eentje, George!" riep Con
nie vól' trots uit
„Och, onzin!- Ik zou misschien te laat zijn
geweest of nooit zoo ver zijn doorgeloopen,
als.Moortje onze aandacht niet getrokken en
ons daarna den weg gewezen had".
.Dan krijgt h ij een medaille!" zei Connie.
,Ik zal er een yan zjlver yoor hem koop en