ZONSOPGANG frouw; ik zal ook thee scheokon, daar ben. 3ij (e zwak voor." „Maar kinderen", zei Suzo, „wat beteekont 'dat, is het partijtje dan afgezegd?" „Wel neon, maar we wilden veel liever bij jou blijven," gaf Mina lachende ten antwoord, „Jans', vervolgde zij, „zet het tafeltje als het u belieft, vlak bij de canapé, dan kan Suze blijven liggen, en wij gaan er om been zitten.' „Och maar, wat spijt me dat nu!" sprak Suze, „Anne was nog wel zóó verlangend om den goochelaar to zionl".... „Hier is de goochelaar ai," nep Frits, die warm van het loopen binnen kwam. Allen laohten, want hij had een jas van va der aangetrokken, en uit de veel te lange en te wijde .mouwen, bracht hij eerst een paar zakjes met lekkers, en vervolgens een doos te voor- schijn. „Dit is de doos van den goochelaar,zei hij geheimzinnig, „maar geef mij nu eerst een kop .thee, juffrouw Mien, want ik verga van dorst." Do jongelui schaarden zich nu rondom de canapé waarop Suze lag; Mina schonk thee, en Anne presenteerde ulevellen en biscuits; on derwijl vertelde Frits aan Suus, hoo ze het plan hadden opgevat, en wat tante er van ge zegd had. Tante was volstrekt niet boos, en ooin had Frits de stereoscoop mede gegeven; „en die gaan we nu kijken als de thee op is," zei hij vroolijk ,die is bepaald veel mooier dan de poppenkast; maar als je moede wordt Suus dan moet je het zoggen, hoor!" 0! ik zal niet moe worden!" gaf deze ten antwoord, „ik vind het tooh zoo lief van jullie, dat ge zoo veel voor me over hebt". ,,'t Mocht wat," zoi Frits, „we hebben nu im mers ook pleizier?" De kinderen brachten een recht genoeglijken avond door; waartoe nog medewerkte, dat tante een trommel liet brengen, waarin voor ieder een paar hcele lekkere boterhammetjes lagen en waar vooral Mina erg mee in haar schik was. Geen van allen hadden spijt, dat zij thuis gebleven waren; zelfs niet toen zij den volgen don dag van de andere neefjes en nichtjes hoorden, hoeveel pret die hadden gehad. Anton en Lize konden het zich maar niet be grijpen; want hoewel zij sleobts met hun beiden waren, kibbolden zij nog al eens te zamen, en zouden er nooit aan gedacht hebben, ecnig ge noegen voor dlkaar op te offeren. Zij wisten nog niet bij ervaring dat het groot-ste geluk juist daarin bestaat, dat men elkander genoe gen doet on elkaar hartelijk liefheeft. Maar, al heeft mon nog zooveel liefde voor elkaar, daarom kan men alle lijden nog niet weren; dit bleek ook in dezen gezelligen kring. Toon Suzo wat ouder werd, begon zij meer en meer to sukkelen. Zij kwam niet meer van haar bedje of canapé, en eindelijk, zij was toen pas zeventien jaar oud, werd zij zóó ziek, dat de dokter zei, det ze niet lang meer leven zou. De Ce jonge man boog zender een woord te zeggen en maakte zich vrij uit Güberfc'a hand. Deze scheen hem nog steeds niet te vertrouwen. Marjorie snelde den man» achterna, zoo dra hij de bibliotheek verliet In de hall stonden beiden even stil en fluisterde de kapitein: „Waar is het zwaard van Gideon? Ik kwam om het te zoeken." Het kind uitte een half gesmoorden kreet van verrassing. Z\j antwoordde fluisterend: „In den hollen boom, achter de hut, waar Jasper was." Hij liep onmiddellijk door, teen Gilbert, de schout en de boerenarbeiders er aan kwamen en ging even Statig naar d"e deur, alsof hij een hooggeplaatst persoon was. Bij de geopende voordeur keerde hij zich om ten einde Marjorie goedendag je zeg gen. Hü zag baar met haar vader uit de bibliotheek komen. Sir Piers leidde haar aan zijn hand weg. Zijn gezicht was z<56 stKng en onheilspellend, dat Marjorie hem niets durfde vragen. Hij bracht haar regel recht naar haar moeder. Lady Bradiford was na haar wandeling op het terras naar binnen gegaan en dronk nu in haar eigen kamer een kop chocola. Zij zat in een grooten leunstoel bij het raam met de beenen op een voetstoeltje. „Welke straf zou je den dief opleggen?" vrceg Sir Piers haar zonder omwegen, ter wijl hij Marjorie even heen en weer schuddei, „Lieve hemel! Wat is er gebeurd?" vroeg Lady Bradiford, verschrikt opkijkend naar zustors wedijverden mot moeder om haar te verplegen- Frits bracht telkens mooi© bloemen voor haar moe, en als zij maar even toonde er gens trek in te hebben, gaf hij zijn zakgeld uit om het haar te bezorgen. Ten laatste kwam het oogenblik dat zij ster ven ging. Vader, moeder, broer en zusters stem den om haar legerstede; zij' nam van allen af scheid, en haar laatste woorden waren nog: „Wat zijt ge allen altijd lief voor me geweest." Of zij toen ook nog aan die aardige verrassing zou gedacht hebben? Haar heengaan werd in het gezin diop be treurd, maar tooh was het voor allen een aan gename herinnering, dat zij in haar leven zoo haTtelijk voor haar goweest waren. Kinderengij die dit leest, wcest ook hartelijk voor elkaar, on voor uw ouders, en mochten er soms onder u zijn, die zeggen: „Ik heb geen broers of zusters om lief te hebben, voor mij is dus uit dit verhaal niets te leeren?" O, denk dat niet! Want wij zijn allen kinderen van den Hemelschen Vader, die wil, dat wij alle onze medemensohen ale broeders en zusters beschou wen, en hun zullen helpen met woord en daad, waar het noodig is, en ook deelen in hun vreugde en leed. Vergoot dat nooit!.... En hiermede, jeugdige lezers en lezeresjes, neem ik voorioopig afscheid van u. Het uur teraden waaraan iemand denkt Gij neemt een horloge en verzoekt iemand zich een nor voor den geeat te stellen, bijv. dat, waarop hij .eet of slapen gaat, of wat ook, als het maar een „heel" uur is. Nu be gint gij zekere cijfers op de wijzerplaat aan to tikken met een potlood of zoo iets, en wanneer gij nu maar weet hoe en in welke volgorde dit te doen, dan zult gij de ver rassendste uitkomst verkrijgen. Gij moet hem vooreerst verzoeken bij elk tikje, dat gij aangeeft, één op te tellen bij het getal, dat hij zich heeft gedacht, en dit in stilte te doen. Heeft hij ach dus het cijfer 8 gedacht, dan telt hij bij uw eersten tik 9, bij uw tweeden 10, enz. net zoo lang tot bü 20 telt, maar dan tnoet hij u waar schuwen. Hebt gij nu in goede volgorde getikt, dan zult gij, zoodra hp 20 telt ook op het cijfer zijn, dat hp* heeft gedacht. De oplossing is deze: De zeven eerste tikjes zijn onverschillig. Gij kunt die op 5, 4, 10, 7, 1, 2, 3, doen of op 1. 5. 3. 6. 5, S, 9, 't komt er niets op aan. Maar bij den 8sten tik moet gij 12 hebben en dan 11, 10,9, 8, enz. dan ml altijd, wan neer hij „twintig" roept, uw vinger of pot lood zegepralend op 't cijfer staan, waaraan hij gedacht heeft door F. H. VAN LEENT. Komt kind'ren, komt eens met ons meó: Er is wat fraais te kijken! Heft nu je kijkers maar omhoog, Dan ziet ge iets wonders prijken! Niet hier! maar in het Oosten: daar, Waar goud en purper glimmen, Daar is het heerlijk morgenrood, Dat schittert aan de kimmen! Dat zijn d'herauten van de zon Die aanvangt daar te dagen Die licht en leven brengen zal Naar 'tGod'lük welbehagen! Van daar zendt zn haar stralen uit Op al 'tdoor God geschapen'; Zij rijst en daalt en komt eu gaat, En heeft zich nooit verslapen. Daar langs den hemel loopt haar pad Door d'Almacht afgebakend; Zij volgt dien weg en vroeg aa laat, En nooit haar plicht verzakend. Zij komt en 'tnacht'lijk duister vliedt En heerlijk daagt de Morgen 1 De zon vangt blij haar dagtaak aan En vreest geen moeite of zorgen. De bloemen springen uit den knop, En blad en twijgen groeien; Het jonge graan schiet kloek omhoog En bloesem ziet men bloeien; De vischjos sparflen in den vliet, Nu zij de zon ontwaren; De bijtjes vliegen af en aan Om honig te vergaren; De Ieeuwrik 'kweelt zijn lied omhoog; En vlinders, rijk aan kleuren, Bevolken na den bloemenhof Waar roos en lelie geuren! De kranke op zijn lijdensapond', Denkt na een nacht van lijden Den homel nu de lieve zon, Ook hem weer komt verblijden: .Wel is de zon een weldaad Gods, Een zegen voor onze aarde; Daarbij oen wonder kunstgewrooh't, En van onnoemb're waarde! Komt, kind'ren, komt! aanschouwt [haar kornet! Gij zult u niet beklagen: "t Is waarlijk grootsch, die lieve aon In t Oosten te zien dagen! je tot inkeer te doen komen.'' zei Sin Piert ernstig. Toen hij de kamer verlaten had, gebood Lady Bradiford de schuldige dichter bij haar stoel te komen. Daarop gaf zij haar een harde klap om de oonen. „Zul je nu de waarheid zeggen?" vroeg zij streng. Marjorie gaf geen antwoord en haar moe- moeder stond op, greep haar bij den schen der en gaf haar nog twee harde tikken. „Een slecht kind ben je!" riep zjj uit. „Sluit haar in haar kamer op Phoebe. Daar moet xij op wator en broed blijven zitten, totdat zij bekend heeft." Phoebe leidde haar weg. De lippen 'der oude vrouw waren stijf op elkaar geklemd, en zn keek heel boost Haar verontwaardi ging gold echter meer de moeder dan het kind. hoewel in die dagen kinderen dikwijls op die manier gestraft werden. 7j'(, durfde echter uit angst voor haat meesteres haar lieveling niet troosten. Alleen ried zij Marjorie aan, God te bid den om haar tot inkeer te doen komenL Daarna deed zij de deur 'der kamer op slot Marjorie knielde véér haar bed en hoe- we. zjj zich beneden nog zoo veel mogelijk bedwongen had, barstte zij nu in een hart verscheurend raiikken uit „O Jasper! Jasper!' 'kermde z0. (Wordt vervolgd)! bet vertoornde gelaat van haar echtgenoot en het bevende figuurtje naast hem. Mar jorie barstte plotseling in tranen uit, „Ik ben de dief, Moeder. Ik heb Gilbert^ hemd en de andere dingen weggenomen." „En zjj wil niet zeggen, waarom zij het deed." Haar vader schudde baar opnieuw. „Zij, heeft Gilbert's hemd, een halven ka poen, een brood en een fleseb wijn gesto len om er als een ekster mee naar het park te gaan. Dat is alles, wat zij te vertellen heeft misschien kun jij haar tot spreken krijgen." Lady Bradiford was zóó ontdaan over het geen zij hoorde, dat Phoebe haar reuk- fleschje en haar waaier moest gaan halen en er was heel wat te doen, vóór Sir Piers de heele geschiedenis vertellen kon. Toen zij echter alles gehoord had, was zij nog meer vertoornd dan haar echtgenoot. „Heb je alles zelf opgegeten en opge dronken?" riep zij verontwaardigd uit „Neen Moeder," snikte Marjorie. „Heb je het dan aan een ander gegeven?" „Ja Moeder," kwam 't er nu fluiste rend uit „En aan wien?" mengde Sir Piers zich in het gesprek. „Luister eens, Marjorie", voeg de hjj er op wat vriendelijker toon aan tce; „je hebt heel verkeerd gehandeld, maar kom er als een flinke meid eerlijk voor uit, dan zullen wjj je niet straffen." „Ik kan het werkelijk niet zeggen," ant woordde Marjorie. „Ik zal je bij je moeder achterlaten, om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9