FEUILLETON.
Marjorie's Vijand.
Hendriken en Ma-ria's, zoo als er nergens ge
vonden word an? 0 neen. do kinderen in ons
verhaal hadden allen hun fouten, als alle an
deren, doch de hartelijkheid, die in het gezin
hcersohte, maakte dat zij verdraagzaam voor
elkaar waren, en elkaar niet opzettelijk plaag
den of hinderden. Vooral voor Suze, de oudste,
die erg zwak was, en een beetje boogen rug
had, waren allen zeer vriendelijk: nooit zouden
ze met haar gebrek spotten, zooals men dat
vaak hoort, integendeel beijverden allen zich ora
hulpvaardig voor haai' te zijn; trouwens, Suzo
was ook een allerliefst zachtzinnig meisje, dat
•wel verdiende dat men vriendelijk voor haar
was.
Wat had zij een slag om met haar jongste
zusjo Anne oon te gaan, die wel wat speelziek
was, en niet erg vam leeren hield; nooit noemde
zij haar dom of lui; maar op een aardige ma
nier wist ze haar er too te brengen bozig te zijn.
en haar best tc doen, en zooals zc het dan
nocande, vader of moeder eens te verrassen,
door iets netjes ai te maken, daar ze anders
geen zin in zou gehad hebben.
Frits, de eenige brper, dio op Suze volgde,
was con door en door goedhartige jongen, maar
soms wat wild en onbesuisd, waardoor hij wel
iets bedierf of vernielde; zijn vador *waaT-
schuwde hem vaak, dat hij, als hij daar niet
i voor oppaste, geen mooi speelgoed meer kreeg.
Nu wilde hij zoo gaarne een verrekijker hebben;
hij had er zelf voor opgespaard, en wachtte op
d.9 kermis om er een te koopen. Op een middag
echter, -dat hij met Mina en Anno in den tuin
met den bal speelde, wierp hij bij ongeluk zijn
hal tegen een glasruit bij oen der buren, zoo
dat het glas gebroken was. Vader zeidc, dat hij
het uit zijn spaarpot moest betalen. Nu, dat was
ook goed, want men mag het goed van een
ander zoo maar niet besohadigen.
Frits begreep dat ook wel, en hij was ook
een te eerlijke jongen om het niet te doen,
maar het viel hem toch erg hard, want nu hield
hij niet genoeg over om een verrekijker te koo
pen. Suze zag wel dat hij er verdrietig over
■was. Daarom spraik zij er met do jongere zusjes
over en wi9t deze over te halen, ieder iets van
haar kermisgeld af te zondeven, om Frits to
helpen het glas te betalen; zij zelf gaf eohter
het meest en hierdoor werd het aandeel van
Frits zóó klein, dat hij nog.-juist geld genoeg
voor een verrekijker overhield.
Wat was hij gelukkig- Eerst had hij het
bijna niet willen aannemen, maar hij zag wel
'dat zijn zustors het hem van harte gunden, en
het niet eens prettig zouden vinden, als hij
weigerde. Wat vonden allen het aardig, toen hij
met den verrekijker thuiskwam! Maar het
mooisto was nog, dat Frits er voorzichtiger
door werd. omdat hij er altijd aan dacht, dat
zijn zusjes hem zoo geholpen hadden.
Nu hij mocht soms dan wat wild zijn, voor
Suzo was hij altijd zorgelijk: om harentwille
kon hij, o zoo langzaam loopen, als zij eens
mede uit wandelen ging. en wat paste hij dan
goed op haar!
Nu, het meisje had wel zorg noodig. Groote
wandelingen kon zij nooit doen, daar was zij
te zwak voor, en dikwijls moest ze voor pretjes
bedanken, daar de anderen aan deelnamen, om
dat pretjes voor haar te druk waren of dat zij
er uithoofde van haar gebrek toch niet aan
kon mededoen.
Suze was daar al aan gewoon, en zij klaagde
er nooit over; en als de anderen eens mooie
bloemen voor haar medebrachten, die zij op de
wandeling hadden geplukt, of eenige lekkernijen
dio ze gekregen hadden voor haar bewaarden,
dan was zo daar zeer dankbaar voor, en lachte
hun vriendelijk toe
Zelfs Mina, dio eigenlijk nogal een lekker-
bekje was, wist zich menigmaal van iets te
onthouden, enkel om Suze to hooren zeggen:
„Wat ben jullie toch altijd lief voor me!"
Eens zou er een feestje zijn, waar Suze nu
toch ook van kon genieten. Een oom en tante
waren twaalf en een half jaar getrouwd, en
zouden, behalve aan de grooto menschen, ook
aan de kinderen een pretje geven.
Al de neefjes en nichtjes waron genoodigd,
met nog enkele kennisjes van Anton en Lize,
(zoo heotten de kinderen van oom en tante).
Het jonge volkje zou geheel afgezonderd van
de oudere gasten zijn. Er zou voor hen een
poppenkast vertoond worden, en een goooholaar
zou allerlei toeren doen, ook zou er natuurlijk
ter dego getrakteerd worden
Dagen vooruit hadden do kinderen er al pret
over. Suzes gezichtje stond ook zoo vroolijk;
daar kon ze nu immers gerust bij zijn'? Et wer
den geen wilde spelletjes gedaan en zij kon stil
blijven zitten; allen vonden hot heerlijk, dat
zij medoging.
Doch zie, een paar dagen vóór het feest werd
Suze licht ongesteld, en, al was er ook geen
reden tot ongerustheid, de dokter verbood haar
tooh bepaald om uit te gaan; zij moest in do
kamer blijven, on, zoo al niet op bed, dan toch
op de canapé liggen.
Dat was voor allen een teleurstelling. Suze
hield zioh goed; zij wilde het genoegen van an
deren niet bederven, maar het 6peet haar toch
erg. Mooder wilde wel bij haar blijvon, maar
daar wilde Suze niet van hooren. Moe was tan
tes eenige zuster en deze zou het dus heel naar
vinden als moe niet mee kwam, en voor vader
was er dan ook alle aardigheid af.
Suae zei: dat zo bost alleen kon blijven, zoo
ziek was ze immers niet, en Jansje de meid
zou wel goed op haar passen en bij haar ko
men zitten, die was immers aTtijd heel vriende
lijk voor haar."
„Vindt je het tooh niet erg spijtig,1' vroeg
Anne, „dat je niet mee kunt?"
„Och, natuurlijk wol een beetje, maar niet
zoo heel erg," gaf Suze ten antwoord; maar
Anne zag (och wol, dat ze tranen in de oog
kreeg: „Ik zou het in baar plaats heel ake!
vinden," z>ei zo wat later tegen Mina, „en jij
„Nu, ik ook," zei Mina, „ik dacht al, of t
een van beiden ook bij haar thuis zouden bl
venofschoon het wel jammer ismi
sohien zou ze het ook niet willen hebben.
„O," ze; Frits die juist binnen kwam,
Mina's woorden had gehoord, „je behoeft h
niet jammer to vinden, want ik blijf thuis."
„Jij, een jongen?" zei Anne, „zij heeft er ve
meer aan, als wij een van beiden bij ha^
blijvon.' 1
„Willen wij er om raden, even of oneven
zei Mina, en ze zooht reeds in haar zak na;
een paar voorwerpen.
„Niet noodig," zei Frits, „ik ga toch nie
denk je dat ik vergeten ben hoe liof zij voor m
geweest is, toen ik dat glas gebroken had
Suus mag er echter niets van weten; als z
denkt, dat wij allen weg zijn, kom ik voor de
dag; o! ik vind het dol prettig, als ik mij voo:
stel, hoe ze dan zal opkijken!"
„Hé ja, Frrts, dat is aardig," liet Anne ho<
ren, „toe, laat me meedoen; ik heb nog wel ee
dubbeltjo ,daar koop ik dan ulevellen voo
daar houdt zc zooveel vam."
„Wel zoo," viel Mina in, „cn denk jullie da
dat ik alleen ga? Neen hoor, ik hou ovenve<
van Suzo als gij beiden, en ik beb ook nog w<
een dubbeltje om wat lekkers te koopen; hc
eenigste bezwaar is dat Anton en Lizo hot nie
prettig zullen vindon, on tante misschien oo
beetje boos zal zijn."
„Nu, laat dat maar aan mij over," zei Frit*
„ik zal het bij tante wel goed maken, en al
jullie trakteerem, dan zal ik ook wat prettig
hedemken; maar laat het nu vooral een verras
ring voor Suze blijven."
Frits en de meisjes hadden dien dag telken
geheimpjes met elkaar, natuurlijk, dacht Suze
ze waren immers vol van de aanstaande pret
Och, zo gunde het hun wel.
Op den bepaalden tijd kwam het drietal Suti
gooden avond zeggen. Vader en moeder warei
reeds in hot middaguur naar het bruidspaa'
gegaan.
Suze vond het wel vreomd, dat allen zoo luchti;
heengingen, zonder een woordjo van deelne
ming, omdat ze niet mee kon; zij moest er tool
oven om schreien. Daar voelde ze eensklaps
een arm om haar hals, en oen zoen op haai
wang, en als ze opkeek, blikte ze in het van
pret stralende gozichtje van Anne, dio schert
sende zei:
„Zoo'n domme Suus, te donken dat wij allen
weg waren", en, eer Suze nog van haar ver
bazing bekomen was, kwam Mina binnen, mei
een blaadje, waarop oen klein theeserviesje
stond, en gevolgd door do meid die een thee
stoof en een ketel dToeg.
„Zie zoo Suus," zei zij, „wij komen nu bij jon
op visite: maar jij bent mevrouw en dk de juf-
Een verhaal uit den Engelschen Burgeroorlog.
Naar hot Engelsoh van M. ADAMS-
Bewerkt door 0. H.
8)
„Dat weet ik niet, maar hij en de schout
hehben <lon man vóór Sir Piers gobracht in de
bibliotheek. Zij zullen hem ophangen om-dat
het een oproerling is. Gilbert zegt, dat hij to
gen don Koning gevochten hceit bij Marston
Moor."
„Maar hoe weten ze, dat hij de dief is,
Phoebe?" 6tamelde Marjorie nu.
„Gisteren werd hü in het park gezien en
vandaag weer. Beide keeren hield hij zich
sohuil: gisteren achter eon boom en vandaag
kjom hij behoedzaam rondkijkend erver
den mnnr. Waarom zou hij dat doen, als het
niet was om te stelen of misschien zelfs om
het huis in brand te 6tekon?"
„Ik ga naar Vader toe," riep Marjorie plot
seling uit,
„Dat zul jo wel laten," zei haaT mooder
streng.
„Sir Piers zou heel hoos zijn ,als zoo'n klein
meisje als jij bont hem kwam storen," voegde
Fboebe er aan toe. Plotseling riep zij diep ver
ontwaardigd uit: „Miss Marjorie! Miss Mar
jorie!!" want Marjorie holde over het terras:
het leek, of zij vleugels in plaats van veeten
had.
Zij irje noodt ongehoorzaam, doch ditmaal
riepon haar moeder cn Phoeho haar tevergeefs.
„Ik moet gaan! 0, ik moet! Want ik was
de dief!" zei zij binnensmonds, torwijl haar
hartje luid klopte.
Toen Marjorie de deur der bibliotheek
opendeed, hoorde zjj verscheiden stemmen
en heel wat nieuwsgierige oogen werden op
op haar gericht.
Sir Piers zat in zijn stoel met den hoogen
rug aan het ééne einde der tafel. Aan het
andere einde stond een jonge man met de
handen op den rug gebonden en door den
schout en Gilbert bewaakt. Achter hem
stond een groepje boerenarbeiders, die hem
ongeveer een uur geleden gevangen hadden
genomen, terwijl hjj bezig was over den
muur van het park te klimmen.
Hij' had zich duchtig verweerd, vóór zij
hem gevat hadden, want de een had een
een verbonden hoofd en de ander een bloe
dende wond in het gezicht. De gevangene
was als boer gekleed, doch zijn houding
was die van een militair. Toen Marjorie
hem zag, wist zij onmiddellijk, dat hij de
kapitein was, dien zjj den vorigen avond bij
de hut van Margaret had zien bidden.
„Wat wou je graag, Marjorie? -Je moet
ons nu niet storen," zei haar vader.
„Ik moet u spreken," antwoordde het
kind, terwijl zij den kapitein niet langer
durfde aankijken.
„Straks dan. Ga nu naar de kinderkamer."
„Nee, Vader, nu" zei 'Marjorie vast
besloten, Zij klemde haar handen op elkaar,
terwijl zjj haar vader naderde en vdór deze
den tijd !i»/i een woord meer, te zeggen,
sloeg zij haar armen om zijn hals en fluis
terde hem iets in het oor:
„Hè? Wat? Wat zeg je?" riep hi
boos uit
De gevangene sloeg vader en dochter ir
gespannen verwachting en met een angsti
ge uitdrukking op het gelaat gade. Hij hac
gezien, dat Marjorie hem herkende en wat
bang, dat zij haar vader van zjn onschuld
echuld overtuigen wilde, door hem te zeg
gen, dat hjj onmogelijk de dief kon zijn
daar hij een officier van het leger der Rond
hoofden was. En in dat geval had hij natuur
Ijk niet-s te hopen van dezen grimmigei
Cavalier i
„Ik begrijp je niet, kind. Kom even mee
naar de kleine kamer om het mjj uit te leg
gen," zei Sir Piers nog eteeds op denzelf
den onvriendelijken toon.
Zj bleven een paar minuten wog en toer
zjj terugkwamen, bood Sir Piers den gevan
gene zijn verontschuldigingen aan: het wat
een vergissing geweest.
„Ik hoor daar dat dat hm
mjjrt dochter weet, wie de dief ia. Maai
zgn handen los en laat hem gaan", voeg
de hij er tot den schout aan toe.
„De schurk heeft bij Marston Moor ge
vochten. Kunnen we hem daarvoor niet cp
handen, Sir Piers?" vroeg de man, die hel
hoofd in een verband had.
„Dat is slechts een vermoeden. Hö Heeft
het niet gezegd," antwoordde Sir Piers. En
tegen den gevangene ging, hij voort:
„Gij zijt vrij. Doch denk er aan, dat gij
niet weer in mijn park rondsluipt,"