VOOR DEJEUGD
No. 13. Bonderdag* 24 Maart
ii iiiiiilittiiii«;«iêistiiitfi i iHii i iisii ei»
IEIDSCH DAGBIAD
V&ï'-i
De avontuurlijke reis van
Pieps en Mieps.
Anno S.©2KL.
i"1
- El
M&YËéh
mT*
»-.©
O
a'Sferi B AM*®» ti
asëSA 4
O O
o*°
ft.v
ft
0
l." i '.A»>Aj «L»*Aj t tL' 6 dLf t 'As t JL« h Xs »JL«*JL> a *.1° e ïA* s «JL«s»Ait °A? 2 1
Naar het Engelsch yan G. MOOKLER.
,V<rij bewerkt door O. H-
HOOFDSTUK III.
Het meesje vertelt Piepe en Mieps
slecht nienwfr
Het was echter lang niet zulk mooi woer
als den vorigen dag. De zon scheen heele-
maal niet en er vielen zulke groote, dikke
sneeuwvlokken, dat de beide muisjes soms
geen meter vóór zich uit konden zien- Boven,
dien woei er een koude noordenwind, die het
beekje zóó onstuimig voortjoeg, dat het vlot
op de golfjes op en neer danste en meerma
len bijna omsloeg!
Nergens zagen zij een mensoh of een dier
on het scheen wel, of iedereen behalve Pieps
on Mieps, het verstandiger vond op zoo'n
kouden dag thuis te blijven-
Maar tegen den middag zagen zij toch een
meesje, dat op dc takken van een wilg aan
den waterkant rondhuppelde- Nadat het ie
beide Toizigers eenige oogenblikken vol ver
bazing had aangekeken, vroeg het, waar zij
heen gingen.
Zij vertelden, dat zij op reis waren naar
hun tanto, juffrouw Grijsvel.
„Is dat werkelijk waar?** vroeg het meesje.
„Ik zou het niets prettig vinden, als ze zei
den, dat juffrouw Grijsvel mijn tante was-
Wat gaan jullie daar doen?"
Graankorrels vragen," antwoordde Pieps-
„Die geeft ze je toch niet,'' zei het meesje-
Zij is de akeligste ouwe muis, die ooit in de
schuur gewoond heeft. Als jullie eens hoorde,
wat ze in de buurt van haar vertellen, zou
je dadelijk rechtsomkeert maken- Ik zou jc
heel wat van haar kunnen vertellen-"
,,Doe dat maar liever niet," haastte Pieps
zich te zoggen, „want we moeten verder."
„Zooals je wilt," hernam, het meesje. Maar
het speet he»m toch wel, dat zij niet naar hem
wilden luisteren, want meesjes babbelen
gTaag. Hij vloog weg en terwijl Pieps en
Mieps verder de beek afvoeren, vroegen zij
elkaar, wat voor muis hun tanto dan wel
zijn zou-
„We zullen het gauw genoeg te weten ko
men," zei Mieps; „ik geloof nooit, dat ze ons
gcon graankorrels geven zal-''
Dien geheelen middag dreof hun vlot voort
totdat zij eindelijk, Juist toen het donker be
gon te worden, het stroomen der rivier hoor
den, de rivier, waarin de beek zich storten
zou. Daar zij er niet graag door meege
sleurd werden naar de 'groote zee, gingen
zij op hun achterpootjes staan, om den eer
sten den besten tak, welke binnen bun be
reik kwam, te kunnen grijpen. En een paar
'minuten later hingen zij beiden aan een ddk-
'ken tak van een treurwilg. Zij trokken er
'zich aan op en trippelden er voorzichtig over-
I totdat zij den oever bereikten, vanwaar zij
hun vlot nakeken, dat hun zulke goede
diensten bewezen had.
Gelukkig voor ^ieps en Mieps was de
sneeuw bard bevroren, zoodat zij er gemak
kelijk over heen konden loopen e® na een
|groo4> wit veld ovengee token te hebben, be-
reikten zij de schuur, waar juffrouw Grijsvel
woonde.
„Nu moeten wij den weg in de schuur
nog, vinden," riep Pieps.
„Als dat je lukt, ben je knap," zei plotse
ling een fijn stemmetje achter hen en toen
zij omkeken, zagen zij een klein mujsjo, dat
bibberde in de sneeuw. „Ik heb al den ge
heelen dag de® weg in de schuur gezocht,
maar in kan hem niet vinden. ALs je langs
het holletje van juffrouw Grijsvel loopt, is
het heel gemakkelijk, maar jk ben bang
voor haar en durf er niet langs,"
,,Wijs ons het holletje van juffrouw Grijs
vel maar eens," zei Pieps moedig. „Dan zal
ik bij haar aankloppen on haar vertellen,
wat wij komen doen."
Het muisje zette groote oogen op, maar
zei niets en bracht hen aohter de schuur-
Nu was deze schuur niet zooals dit bij
veel schuren het geval is zoo bouwval
lig, dat de muizen er net zooveel holletjes
in konden maken, als ze maar wilden. Het
was een nieuwe schuur en terwijl Pieps en
Mdeps het muisje volgden, zagen zij ner
gens een gaatje of holletje. Toen zij een
eind geloopen hadden, bleef de muis stil
staan bij oen pijp, die van den grond naar
het dak der schuur liep, echter niet recht
omhoog, maar in schuine richting, zoodat
een muis er gemakkelijk in loopen kon.
„Je moet je weg door deze pijp nemen/
zei de muis, „en als je boven gekomen bent,
volg je de goot, totdat je een kloin bolletje
in het dak ziet en ais je daar je hoofd in
steekt zul je juffrouw Grijsvel zien."»
Pieps en Mieps liepen nu door de pijp en
langs do goo£, zooals hun gezegd was, tot zij
by het holletje in het dak kwamen. Maar
juist toen Pieps op 't punt was, er zijn kopje
in te steken, kwam dat van juffrouw Grijs
vel er met zoo'n vaart en zóó plotseling uit,
dat Pieps van schrik bijna achterover van
het dak viel.
„W-at voeren jullie hior uit?" piepte juf
frouw Grijsvel boos. „Ik heb den geheelen
dag al bedelaars aan mijn deur gehad, en
dat begint mij hard te vervelen."
„Maar wij zijn geen bedelaars, tanto
Grijsvel," zei Pieps dapper. Zijn tante scheen
echter zóó Soos te wezen, dat hij het liefst
dadelijk weggeloopen zou zijn. „Wij zijn
uw neefje en uw nichtje, Pieps en Mieps
Bruin-"
Maar als hij dacht, dat hun tante blij was
hen te zien, vergiste hij zich leelijk.
„Zoo, zijn jullie het?'' vroeg zij kortaf.
„Het zal hot beste zijn, als je weer zoo vlug
mogelijk naar huis gaat. Het is hier heele-
maal niet veilig voor veldmuisjes. Er zijn
honden en zelfs katten in de buurt en bo
vendien een massa kinderen en als die jul
lie zien, vangen zij je om je in een kooi op
te sluiten en je als huishier te houden. Zou
je dat prettig vinden?"
„0 néén, tante Grijsvel," antwoordde
Pieps verschrikt „Laat ons alstublieft bin
nenkomen, in de schuur zijn we veiliger. En
als we morgen genoeg graankorrels van
gekregen hob'oen, gaan wy weer naar huis."
„Daar komt niets van in," zei juffrouw
Grijsvel. En haar la®ge snor stond stijf van
boosheid. „Hoe durven jullae mij om graan
korrels vragen? Als ik niet heel zuinig
ben, heb ik zelf niet genoeg om den winter
door te komen- Neen, neen, ik kan geen
onkel graankorreltje missen."
Maar Pieps, die door het gaatje eene
naar binnen had gekeken, wist dat -dit niet
waar was. De schuur was van den grond tot
den zolder met graan gevuld. Plotseling be
gon hy te lachen, zóó hard te lachen, dat
de tranen hem over de wangen rolden.
„Waarom lach je?" vroeg juffrouw Grije-
veL „Je bent een heel onbeleefde muis.''
„Ik wou heusch niet onbeleefd zijn," ant
woordde Pieps, braaar ik daoht dat, als u
werkelijk alle graankorrels opeet u in het
voorjaar even groot zou wezen als de
schuur."
Vóór hij echter nog uitgesproken had,
haalde juffrouw Grijsvel haar hoofd mot een
ruk naar binnen on deed de deur voor hun
neus dicht.
Zoo bleven Pieps en Mieps in de goot
staan en zij gingen door de pijp weer naar
boneden om het muisje, dat buiten in de
sneouw op hen stond te wachten, te ver
tellen, dat hun tante hen niet wilde binnen
late®.
Het eerste, wat zij nu moesten doen, was
een plekje zoeken, waar zij den nacht kon
den doorbrengen, on het muisje verteelde
hun, dat hy alleen een koud, tochtig holletje
in de regenton wist, toen hij plotseling
ztveeg en de oortjes opstak.
„We moeten ons verstoppen," zei hij, „er
komt iemand aan. Laten we in de pijp krui
pen."
En nauwelijks hadden zij zich alle drie
veilig verstopt in de pijp, die naar juffrouw
Grysvel's woning leidde, of er kwamen vier
of vijf muisjes om den hoek der schuur aan.
Zij gingen op de sneeuw zitten, vlak ondeT
de pijp.
„Ik hoop, dat de anderen gauw komen
bogen óón der muisjes, een dikke, vette baas
met ©en langen staart. „Het is een koude
liefhebberij om hier in de sneeuw te zitten
wachten-"
„Op wio zonden ze wachten?" vroeg Mieps
fluisterend aan de muis. Maar deze gaf haar
een wenk, dat zij piet praten moest.
In het volgend oogenblik vloog er een
zwerm mussohen over de schunr heen. Zij
streken naast de muisjes neer, daarna kwa
men er twee duiven aan en eindelijk nog
een paar muizen.
„Ik geloof, dat wij er allemaal zijn,'' be
gon nu de dikke muis, die het eerst gespro
ken had, „en jullie weet allemaal, dat we
hier samengekomen zijn om over juffrouw
Grijsvel te spreken en te beraadslagen, hoe
wij het zullen aanleggen om haaT uit de
schuur te jagen."
Nauwelijks had hij -dit gezegd, of de an
dere muizen, de musschen en de duiven be
gonnen allemaal door elkaar te praten. Het
duurde dan ook eenigen tijd, vóór Pieps en
Mieps konden verstaan, wat or gezegd werdw
Eén ding was hun echter duidelijk: zij had
den het allemaal over juffrouw Grijsvel en
gaven haar allerlei leelyke bijnamen. Pieps
hoorde de mussohen duidelijk zeggen, dat
hoewel zij aan haar deur geklopt en gevraagd
hadden om een enkel graankorreltje daar
de sneeuw al hun ander voedsel bedekt had
zij niet één korreltje had willen geven. De
duiven hadden dezelfde klacht evenals allen,
die ter vergadering waren gekomen.
(Slot .volgt)'.
-yj l-y