VOOR DEJEUGD
lÉIDSCH DAGBLAD
Donderdag* 3 Maart
Anno 1921.
Het Lampionnefeest.
Naar het Engelsch van L. Tyac-k'.
Bewerkt door C. H-
(Slot)
Toen Connie den tnin was ingeloopen, vond
zij daar Hugo, die even een boodschap moest
i doen- Zij ging met haar broertje mee en
eenige ©ogenblikken later kwamen zij de
jeugdige de Wits tegen, -die juist van het
Huis terugkwamen en elk een lampion droe
gen, welke in zacht vloeipapier was gewik
keld-
„Ik heb zoo'n mooie," zei de kleine Mina,
terwijl zij voorzichtig haar schat liet zien.
„Prachtigantwoordde Hugo- „Zijn jul
lie allemaal op het Huis geweest? Jaantje
- Leentje, Mina, maar waar is Lucie I"
„Lucie wou niet meegaan, jongeheer,ant
woordde Jaantje, de oudste van het troepje.
,.Ze zei, dat het alleen voor jongeheeren en
jongejuffrouwen was en niet voor- arme kin
deren als wij-"
j,Maar we hebben haaT toch verteld, dat
het voor iedereen is Koosje en ik hebben
het haaT zelf gezegd- Herinner je je dat niet
meer vroeg Hugo.
„Jawel jongeheer, en wij hebben 't haaT
ook nog gezegd," ging Jaantje voort. „Maar
zij wilde het maar niet gelooven: Wij heb
ben meneer V3n het Huis ook een -lampion
voor haar gevraagd, maar hij zei, dat ieder
een die zelf moest komen halen- Ik hoop,
dat zij nog gaan zal, als ze de onzen ziet-"
„Jij en Lucie de Wit zijn twee domme kin
deren,zei Hugo, terwijl hij verdeT lie«p met
zijn zusje. „Jij bent te trot-sch om een lam
pion te vragen en zij denkt, dat zij er to
arm voor is- Als je niet oppast, zullen jullie
1 beiden nog uitgesloten worden van het feest",
Connie stak haar neusje in den wind-
„Het is heel dom van Lucie," zei zij
natuurlijk heeft oom de lampions gekocht
voor de arme kinderen, die zc niet koopen
kunnen. Maar met mij is het heel iets an
ders."
„Mij goed," antwoordde Hugo, „morgen-'
avond zul je wel merkeD, dat het op het
zelfde neerkomt-"
De lang verwachte avond brak eindelijk
aan en gelukkig was het mooi weer. Oom
.Robert had altijd mooi weer, als hij iets op
'touw zette- Vanaf kwart vóór zeven weer
klonk de weg naar het Huis van vroolijko
kinderstemmen- Elk groepje werd bij het
*hek ontvangen door den gastheer, die naar
de lampions keek en voor elk zijner jeugdi
ge gasten een vriendelijk woordvhad-
Voor dien avond was de mooie tuin in
Sprookjesland herschapen. Tusschen do
boomen hingen lampions en langs den vij
ver prijkte een rij vetpotjes, die dezen ver-
jlichten zouden, zoodra hét donker werd-
'Dan zou ook het vuurwerk worden aange
stoken.
j De jeugdige de Wits waren allen binnen-
;Zelfs Lucie had baar lampion op het aller
laatste oogenblik gevraagd- Zij had eerst
'niet. met de anderen willen meegaan en was
•letterlijk door Jaantje naar het feest ge
fleurd, nadat deze te vergeefs had getracht
-jhaar zusje over te halen een lampion te gaan
vragen.
j „Meneer zal er je nog wel een geven, als
jje er om vraagt,had zij ter weerlegging
'yslo Lucie's bezwaren gezegd. Daarna waren
zij allen door het hek den tuin binnenge
gaan en bleef Lucie alleen achter- Zij ge
voélde veel lust hard naar huis te loopen,
maar het begon ai donker te worden en zij
durfde niet. Jaantje wachtte aan den binnen
kant van het hek op haar, terwijl Leentje
haar riep- Zij kwam echter niet en toen haar
beide zusjes doorliepen, brak de arme Lucie
in tranen los-
„Waarom huil je vroeg plotseling een
vriendelijk stemmetje- 0, ben jij het, Lu
cie Waar is je lampion,?" En Tientje de
Veer legde haar hand op Lucie's arm.
„Ik heb geen lampion, jongejuffrouw,"
snikte Lucie- „Ik dacht niet, dat ze ook voor
arme kinderen waren, ik wou het niet ge-
looven en er niet om vragen- En nou zijn
Jaantje en Leentje en Mina allemaal naaT
binnenHet treurige verhaal ein
digde in snikken-
„Maar het is nog niet te laat," zei Tientje,
„Ga gauw naar oom Robert toe. Vlug dan,
Lucie Daar komen de anderen met Juf al
aan, en ik kan dus niet wachten-"
Eén oogenblik aarzelde Lucie nogtoen
droogde zij haar tranen af, ging naar het^
hek, stak haar bevend handje uit en vroeg;
aan meneer van 't Huis"
„Mag ik alstublieft Ze kon niet ver
der komen, doch haar behiiild gezichtje zei
genoeg en de vriendelijke heer van 't Huis
begreep haar- In het volgend oogenblik had
zij een lampion in de hand en stond in do
verlichte laan, vlug toeloopend op haar
zusjes, die weer terugkwamen om haar te
halen.
„Hier zijn we, Oom riep Tientje uit. ter
wijl zij vroolijk zwaaide met haar lampion en
door het hek naar binnen trad- Juf en de
anderen volgden. Allen waren nu binnen,
allen behalve Connie, die achteraan kwam
en plotseling tot haar grooten schrik
zag, dat het hek vlak vóór haar neus dicht
ging-
Zij stond zóó dicht bij het hek, dat twee
of drie stappen haar in den tuin konden
voeren en zij was een oogenblik zóó uit
het veld geslagen, dat zij niet spreken kon-
Zij bleef onbeweeglijk staan, met open mond
en eén sraeekeude uitdrukking in haar bruine
oogen. In de ééne hand hield zij haar lam
pion de prachtige lampion, waarvoor zij
al haar geld had uitgegeven.
Koosje en de anderen liepen steeds ver
der de tuin in- In de opwinding van het
oogenblik hadden zij niet meer aan Connie's
lampion gedacht. Zij meenden niet anders,
of hun zusje kwam achter hen aan, zoodat
alleen Oom Robert nog aan den binnenkant
van het hek bleef staan-
„Oom Robert riep Connie snikkende
uit- „Laat mij er alsjeblieft in. Ik héb een
lampion ik heb or een gekocht- Kijkt u
maar. Toe, plaagt u mü nou niet langer,
Oom, en doet u alsjeblieft open-"
Zij hield de lampion in haar ééne hand
en probeerde met de andere door een opening
in het hek haar oom aan zijn mouw te trek
ken-
Oom Robert keerde zich om. Hij kon den
blik uit die smeekende oogen niot langer
verdragen, noch dat bedroefde gezichtje
aanzien, waaruit alle kleur scheen geweken
te zijn.
„Ik kan het hek niet opendoen," zei hij
met een stem. die vreemd klonk- Lang
daarna vertelde hij Connie, dat hij nooit
een aangenamer en moeilijker plicht te
vervullen had gehad dan zijn hek voor haar
•gesloten te houden.
„Dat is geen lampion van mij- Je kunt er
niet mee binnenkomen-"
Connie deed één of twee stappen achter
uit. Haar gezichtje was nu spierwit. Zij liet
de lampion uit haar hand vallen en kern op
den grond liggen, terwijl zij trachtte de be-
teekenis dezer woorden in zich op te nemen
zij was uitgesloten van het „Lampionne
feest r
Het hek ging weer open om een ander
groepje kinderen binnen te laten, doch zij
wendde geen poging aan om naar binnen
te sluipen. De meisjes De Haas betraden het
feestterrein en Connie ging in de schaduw
staan om niet herkend te worden-
Zij wa9 zóó hevig ontdaan en teleurge
steld, dat zij niet wist wat te beginnen,
toen zij plotseling een stem hoorde, die tegen
haar zei
„Meneer heeft mij gezonden om u naar
•huis te brengen, jongejuffrouw,'' en één der
dienstmeisjes haaT bij de band wilde nemen-
Boos maakte zij zich nu uit de voeten en
liep zoo hard als zij kon naar huis, gevolgd
'door het meisje, dat de ongelukslampion had
opgeraapt-
Mevrouw de Veer, die te veel hoofdpijn
gehad.had om met de kinderen mee te gaan,
lag op de rustbank in haar kamer, toen zij
driftige voet-stappen naderbij hoorde komen
en in het volgend oogenblik wierp Connie
zich buiten adem snikkende in haar
aTmen, niets anders kunnende uitbrengen
dan:
„0 Moeder, 'Oom Robert was zoo on
aardig
Het duurde een heele tijd, vóór het op
gewonden, uitgeputte kind haar verhaal.-kon
doen, doch langzamerhand begreep mevrouw
•de Veer toch uit de onsamenhangende woor
den van haar dochtertje, wat er gebeurd
was.
,,En ik had een lampion. Moeder 1 een
prachtige lampion, waarvoor ik al mijn geld
had uitgegeven. O 't Is vreeselijkEn
Connie barstte opnieuw in tranen uit-
„Arme Connie," zed mevrouw de Veer
zacht, terwijl zij het donkere haaT streelde,
„begrijp je dan niet, dat Oom Robert niet
wilde, dat je al je geld voor een lampion
uitgaf? Hij wilde, dat je genoeg van hem
hieldt om er hem een te vragen."
„Maar ik hou toch van Oom Robert," zed
Connie-
„Ja, maar je hield nog meer van jezelf
en je was te koppig en te eigenzinnig om
aan zijn verzoek te voldoen- Nu ben je te-
leurgesteld cn ongelukkig, Connie, maar ik
weet zeker, dat Oom Robert zich nog veel
meer teleurgesteld zal voelen-"
Connie vernam lang niet alle heerlijkhe
den van het „lampionnefeest'' de ande
ren spraken er liever niet met haar over.
Maar den volgenden dag vertelde Moeder
haar, hoeveel verdriet Oom Robert had ge
had over haar gedrag en de gevolgen er van.
,,Er was tot het laatste oogenblik een lam
pion voor je weggelegd, Connie- Zelfs als je
er nog om gevraagd hadt, toen je vóór hef
hek stond, zou Oom je die maar al te graag
hebben gegeven- Je kunt onmogelijk begrij
pen, Connie, hoe hard het hem viel je weg
te sturen-"
Connie verborg haar gezichtje in Moede»