Wo. 18707. LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag' 26 Februari. Derde Blad. Anno 1921. INGEZONDEN KUNST EN LETTEREN MT ONZE STAATSMACHINE VRAGENRUBR1EK. (Buiten verantwoordelijkheid der Kedactie). CopT van al nisl geplaatste stutten wordt niet teruggegeven. Ambulautismo »u"d kein Ende"- (Vereenvoudigde Spelling). Zo ral de Leidse Raad zicli nogmaals Met het ambulanlisme moeten bezig hou den. Velen zul dit vreemd voorkomen, Bij de behandeling der L. O.-Wet 1920 werd toch met een flinke Kamermeerderheid 44 tegen 35 6cn voorstel oaDgenoincn, jom de hoofden van scholen le belasten met het geven van onderwijs in een Idas. Slechts in biezondere gevallen, zo staat in artikel 27, 4c lid, kan onze minister, de onderwijsraad gehoord, daarvan vrij stelling verlenen. j)it nu is de plank, waaraan liet zinken de ambulant isme zich vastklampt en waiu- ook B .en W. redding: van hopen voor het gros der Leidse ambulant!. Verkeren de openbare scholen alhier in buitengewone omstandigheden Ja zeg gen B. en W., „ze zijn zo groot". Maar in dit geval verkeert verieweg het grootste deel der scholen in Nederland, wier hoofd ambulant i-s. En gaat. het nu maar aan, 'pm 4angs een omweg het arnbulantisme te handhaven, en zo een wetsartikel, waar- ,vau do bedoeling toch zeer duidelik is, tot een bespotting te maken? Het verwondert ons in hoge mate, dat het Dag. Bestuur dit voorstel ter tafel brengt. Do Wethouder van Ondervijs hoeft zich altijd beroepen op de wet, als hij ver zoeken, onzerzijds gedaan, om meer in vloed op de schoolzaken, meendo te moe ten afwijzen. En nu de bedoeling van de .Wet zeer duidelik is, maar niet met zijn zienswijze strookt, wil hij het Arnbulantis me, ondanks de afschaffing bij deze Wet, trachten te re'den. Deze persoonlike wets- uitlegping getuigt niet van clc begeerte, pm bij zijn beleid volgens een vast begin sel te werk te gaan. Reeds eerder bleek ons "dat, o. a. uit de benoeming van hoofd der kerhalingschool voor jongens. De Raad liet zich toen door de Wethouder over tuigen, dat het onderwijsbelang aldaar een ambulant hoofd eiste. Doch toon het hoofd uit finantiiile overwegingen het wenseliker vond 'n klajse voor zijn rekening te nemen hebben wij nooit gemerkt, dat B. en W. hem dit om het onderwijsbelang verboden. Wij willen nu nog iets zeggen over de vier scholen, waarvoor B. en VY. abso luut ontheffing vragen en die een. schijn van „buitengewoon" geval vertonen. We bedoelen de scholen aan de Pietcrskerkstr., de B reestraat, de Oudo Vest en het Plant soen. De eerste beide vallen onder hcc U. L. O., volgens de nieuwe wet en dit moet, volgens het betreffende artikel dier wet, gescheiden worden van het L. O., dat xiu nog aan die scholen gegeven wordt. Rationeel deden B. en W. dus, wanneer ze tot die scheiding de noodige stappen deden Wat de school aan de Oude Vest betreft, 'ook hier is het „buitengewone" selöhts Schijn. De praktieso opleiding van de kwe kelingen zou in gevaar komen, wanneer de heer Koops een klasse kreeg, zeggen tB. en WOns dunkt het presies andersom. (Het kan voor de kwekelingen niet anders dan winst betekenen, dat hun mentor, zo lang aari de praktijk onttrokken, daaraan wordt teruggegeven en deze in een model klas aan zijn discipelen kan tonen, dat teorie en praktijk elkaar dekkenof niet dekken. Aan do Plantsoenschool is het geval weer anders. Heel handig spelen B. en W. hier de sehoolbioskoop uit, om de lieer B. ta laten ambuleeren. Nu hebben we enkel cL j vraag to stellen: „Zouden _B. en W. ten opzichte van een klasse-onder wijzer op gelijke wijze handelen?" Ons komt het voor. dat de meest af doende oplossing is, het arnbulantisme ook aan deze scholen af te schaffen. Bij benoe ming van enige geroutineerde reserve-on derwijzers zal de schade nan het onderwijs in de klasse van de bioskoopleider toege bracht, tot eon minimum gereduscoid worden. Namens de Afd Leiden v. d. B. v. N. O. J. C, VAN SCHAIK, Voorzitter. G. W. L. MONNE, Sekretaris. Tentoonstelling iler Vereen igiiig tot Bevordering der Bouwkunst. Lakenhal. Een tentoonstelling die veel menscken moet trekken. Hier is bijeengebracht en met veel zorg gerangs-Jiikt wat bijna ieders belang stelling heeft: de bouw onzer woonhuizen, de inrichtinr ouzor interieurs; en waar dat medeleven sluimerende was, kan liet hier .worden onjefrischt aan tal van waardevolle inzendingen. De vereenig'.ng tot bevordering der bouivKunat heeft met deze expositie in de Lakenhal dan ook een dankbaar werk ver richt. De ingezonden arbeid barer leden is het waard in ruimer kring waardeering to vinden. Een frisscke geest ademt het werk, er is een streven naar het doen samen gaan var. doelmatigheid, waarheid, con.-truc- tie'fo hechtheid on «esthetische b vred ging. En daarmee heelt het zich gep'aatst midden in de moderne bouwbeweging onzer dagen. Ter opluistering dezer t.nto'onstel ing verd door welwillende medewerking van den Direc ter-: mr. dr. J. C. Overvoorde een collectie bijzonder interessante teelteningen afg sta- n van verschil.endo Leidsche bouwmeesters. Ken collectie welke hier te meer op prijs wordt gesteld, omdat juist de vergelijking met het moderne werk op beide te scherper de aandacht vestigt. Waar nu zulk oen his torisch gedeelte in zjjn waarde voor de bouw jontwikkeling, en ook in zijn beteekenis voor 'de stad Leiden in het bijzonder, onwille- kerrig eenige toslichting vraagt, wil ik de bespreking dezer tentoonstelling met dit ge deelte doen aanvangen. Op de linkerhoek vindt men liggen een met zorg uitgevoerd gekleurd ontwerp van D. van Breen, een huisje aan de Haveo, ge dateerd 1649. De deur geeft toegang tot het „voorhuys", ter weerszijden waarvan de „snel' en de opkamer zijn aangebracht. De naam van dit laatste vertrek geeft al aan dat er een kelderruimte onder moet zijn. Daarachter zjjn gelegen de beste kamer, de binnenhaert en de keuken. Tusschen deze vertrekken door voert een gang regelrecht van hef voorhuys naar den tuin, een stukje gTcrd. eenvoudig van indeeliog en zóó benut, dat het een vreugde geweest moet zijn voor de vrouw des huizes. Eeu gemetsede put zorgt voor het nocdige water. Een typisch voorbeeld is het van een degelijk eenvoudig burgerhuis uit die tijden. Met een soort genoegen moet het overzicht van het geheel in toekening zijn gebracht. Het ziet er zoo smakelijk nit. Met de toekening van Pieter Post zitten we midden in de „bouwbeweging" van het midden der 17e eeuw. Jacob vau Cantpen was de vermaarde bouwmeester die zich na zijn Ilaliaansche reis in tal van belangrijke op drachten mocht verheugen. Natuurlijk kan hij het niet alleen af, en versch'liende jon geren bjj hem in dienst maken de teekeningen naar zijn schetsontwerpen, of h:-bb.a de lei ding bij de uitvoering. De voor Lsiden zoo belangrijke Pieter Post en vooral ook Arent van 's-Gravensande hebben tot zjjn leer.mgen tehoord. Leiden nam in die dagen nog een belangrijke plaats in in de rij der groote ste den. Arent van 's-Gravensande werkt ia 1634 als „schrijnwercker ende teeckenaer" voor Van Campen aan het Huis Honse'.aersdijk. Twee jaar daarna heeft bij voor zjjn leer meester de leiding van de bouw der St. Sebastiaansdoelen te Den Haag (het tegen woordige Gemeentemuseum). In die jaren werd hji in stukken op de gebouwen betrek king hebbende, genoemd „Contrerolleuc van 's Haechs werken." Als bekwaam bouwkundi ge werd hij in 163S naar Leiden geroepen als stadsbouwmeester. Een van zijn eers e wei ken was een ontwerp voor de Mareaerk. Bij de bestuurderen der stad schjjnt hierover evenwel verschil van meening geweeet te zijn, in elk geval vragen Burgemeesteren „het- advys en oordeel van den Heere Jacob van Campen, een vermaart architect." De2e kwam ten stadhuize ea verklaarde „dat het zoude zijn een heerlick ende uyttermate schoon stuck wereka, bijaldien bet conform het bewerp ende mode.ie mochte worden voltrocken." Niettemin kon hij niet geheel met het plan meegaan. De vloer van de kerk moest hooger worden gemaakt, „aen de 2jjde van de Maere aen de kerek een groot por- tael gemaekt, de benedenste g.asveynstars toegemetselt omdat sy guaet licht door de reflexie van de sonne tegen de huysan zou den veroorsaeoken." Ook moesten er hangen de festoenen komen. Dat men hechtte aan Van Campen's oordeel blijkt wel hieruit, dat aan Aert van 's-Gravensande werd opge dragen de ontwerpen in dien zin te wijzigen. VatTVan Campen lezen we, „dat lirj hem ..on derlinge verstonde op het stuck van de Ar chitecture.' Dat wou in die tijd heel wat zeggen. Zonder critiek van 's meesters zjjde heeft hij de Lakenhal kunnen bouwen (1640), en in 1645 de poort van de St. Jorisdoelen al hier. (tegenwoordige Doelenkazerne boven op de poort St.-Jori9 de draak doodend). Dat 's-Gravcusande werd gewuard.erd, m g ook mee blijken uit het feit, dat hem in 1649 van uit Utrecht advies gevrar.gJ werd inzake de te bouwen "Wittevrouwenpoort. In 1651 verlaat hij Leiden en omtrent het verdere van zijn leven verkeert men in het onzekere. Pieter Post was de zoon van een Leiclscli glasschilder. In 1623 op ].5-jarig&n leef tijd was hij reeds ingeschreven ais lid van het Haar.emsche St.-Lucas^i.d?-. Of hij nog in de leer is geweest b\j de latei* zoo bekende Haariemsche bouwmeester Lieven de ICey is niet met zekerheid te zeggen; wel trad hij in dienst van Jacob van Campen. Zoo vinden we hem in Den Haag werkzaam tegelijk met Arent van 's-Gravensande, maakt eerst teekenwerk en wordt daarna met de leiding van gebouwen belast, bijv. bij het Maruitshuis. en als 's-Gravensanda naerL-i- den wordt geroepen neemt Post waarschijn lijk diens piaat3 in. Pius minus 1645 gaat hij echter ook ze.fstandig werk op zich nemen. Zoo bijv, hot Huis Swanenburch, dat het Hoogheemraadschap Rijnland liet bouwen to Halfweg. Tegenwoordig is het een bect- wortelsuikerfabriek. Een gravure raar deze bouw is in dezelfde linkerhoek der hisio- riseho afcleeling opgehangen. Ook moet Pie ter Post met waterbouwkunde bekend ge weest zijn, want van hem zijn ook de sluizen bij bovengenoemd huis. Het jaar 1645 was voor Post zeer belang rijk. Stadhouder Frederik Hc-ndrik nam hem in tijdclijken dienst vanwege zijn goede expcrientio ende ervarenhcyt". Toen hij evenwel bezig was aan hot Huis ten Bosch kreeg hij den titel van „Architcct-ordina- ris" en mocht hij „oock alle andere perso nen, heerei. ofte Collegiën" ofte steden ten dienste staan, die hein souden gelieven te-employeeren". En zoo kan hij ook onze stad Leiden vsn dienst zijn en wordt aan hem toegeschreven de Bibliotheca Physiana op het Rapenburg (1655) en werd hij in 1657 gevraagd voor een ontwerp van een waag gebouw Zoo ben ik na een omweg, die naai- ik hoop deze typische figuren in de bouwkun dige ontwikkel mg der 17e eeuw in wat hel derder licht heeft geplaatst, opnieuw geko men bij de ontwerptcekening van Pieter Post voor het Waaggebouw in Leiden. Plet loont de moeite deze tcekening te ver gelijken nier die van W. van der Helm even verder op de tafel gelegen. Deze Wil lem van dei* Holm was in dienst der stad Leiden. Sommigen zien in hern een leerling van Arent van 's-Gravensande, anderen schrijven aau hem toe een sterke beïnvloe ding van Pieter Pest. Hoe het zij de twee poorten door hem gebouwd, de Morsch- poort en de Zijlpoort spreken niet voor een sterk persoonlijke opvatting. De tcekening van Post laat de mogelijk heid van een ander dakschild toe, werkt die bijna in ae hand, door het dak naar boven opklapbaar te maken, zoociat er ge legenheid wa. er onder (het eerste was er met een stuk papier opgeplakt) oen 'andere constructie tc zetten. Ook het hek hüks kan omgeslagen worden, 't Is echter te betwij felen of dit met dezelfde bedoeling is ge beurd. Als het hek toch weggeslagen werd was de achterliggende deuropening beter te zien. En toch waarom die deur dan niet geteekenfl. zichtbaar tusschen de lat ten van het houten bek door? Het lick is er nu ook nog Op meer teekeningen aan deze zijde der tafel, zien we de mogelijkheid een deel te kunnen oplichten, om bet uiter lijk van het ontwerp te veranderen. Niet zoo stevig stonden deze kunstenaais als de groote bouwers in onzen tijd, trouwens do. verhouding van het opdrachtgcyend pu bliek tot den bouwmeester is in onze dagen ook anders dan toen. In het waaggebouw blijft do plaatsing der luifel altijd nog een zwakke plek Hoewel in deze ontwerpteeke- ning de basreliëf reeds aangewezen zijn in den geest zooals Roinbout Verhuist ze la ter zon maken, zijn deze pas er in gezet in 1662de bouw was in 1658 al gereed. Hoe zwaar m die tijden het gebinte wordt, gemaakt, den heer Verhoog wees daa-r in ander verband bij zijn openingsrede al óp, kalt blijken uit een toorenconstructie van Willem van der Helm. Van dezen zelf den bouwmeeste. is een gesigneerde teeke- ning uit 1663 aangevoerd grondplan en op stand dei z-g nieuw-gefundeerde Kerk. De fundamentev weiden gelegd, maar verder heeft de bouw tiet door tijdsomstandigheden niet kunnen brengen. Ik meen dat later de steen voor andere doeleinden werd benut. Het. grondplan vertoont een streven zich los te maken van de traditie. Het hoeft ons echter uit aesthetisch oogpunt niet te be rouwen dat het kerkpl&n van Van der Helm niet is uitgevoerd. De beide ontwerpen voor de Hooge- woerdspoort getuigen van do moeilijkheid om een klassieke doorgang, bekroond door een fronton opnieuw te bekronen door een getheol on-klassieke toren. Gelukkiger is Van der Helm in de Morschpoort en Zijl poort., van dc eerste hangt hier het ont werp. Met een enkele wijziging is deze tce kening ook uitgevoerd geworden. Ze draagt het jaartal 1668; in het volgende jaar kwam de bouw gereed. De zijstukken doen wat erg nuchter bij het veel meer verzogdo middelstuk De deur is nu natuurlijk weg genomen. Het doorkijkje geeft in onze cia- gen een zekere charme aan liet poort gebouw. Naast een paar ontwerp-teekeningen van denzolfdeir bouwmeester voor do Blauw- poortsbrug (1662, ophaalbrug) en voer een huis in do Haarlemmerstraat, hangt er aan de rechterzijde der tafel van een onbeken den meest-er een typische teekening van een gevel aan her Rapenburg, uit hot midden der 17e eeuw Het is opmerkelijk, men mag de luiken of blinden aa-n deze gevel mooi yincJen of niet, dat is een ar.dero -zaak, liet is opmerkelijk hoe juist deze luiken een goed gevoeld tegenwicht zijn in horizontaio richting, tegen de sterk verticale lijn dwin ging der pilasters. Wij kennen dit type niet meer zoo aan het Rapenburg. Was de gevel sterk onder Ita-liaanschen invloed (Paladio), c3e luiken zijn een echt Hol- landsch onderdeel, dut een belangrijk ele ment is in do fraaiheid onzer laat-16e en 17e eeuwBche top- en trapgevels. Donk u het huis in do Lokhorsbstraat zonder de door c?e zon verschoten en typisch blauw geworden luikjes in de onderramenZoo ingeburgerd waren ze, dat ze zelfs aan deze onder buitenlandsche invloed gebouwde huizen der patriciërs een plaatsje erlang den. In de 18e eeuw heeft hier een tijdlang ook gebouwd een zekere P. van Grongen, waar van hier verschillende ontwerpen aanwezig zijn. In de eerste plaats een plan voor een R.-Kath. Kerk aan de St. Jorissteeg, geda teerd 1745 Ons Wel het op koe deze bouw meester zich afwendt- van den tradioneelen vorm en zijn kerk een rechthoekig graniet- plan geeft- Er is geen kooruitbouw. Altaar en preekstoel staan tegen een rechten wand tegenover het orgel. Ten einde een be knopt overzicht te krijgen zijn in do teeke ning do opstaande zijvlakken om de grond lijn neergeslagen. Deze manier heeft zeker iets voor. In groote lijnen komt niet het vorige plan overeen een ontwerp van denzei hbo n architect voor oen R.-Kath. kerkgebouw in de SchooDteeg. Op de gravure door Jan Mathijs gemaakt van het huis Swaenonburg te Halfweg, architect Pieter Post, wees ik u reeds. Hoe veel bevredigender zou de bouw geweest zijn zonder dc toren; we kunnen ook zeggen, hoe weinig w'n Post 2ich bij dit bijzondere gebouw los te maken van het algemeene woonkuistype. Met de teekening van het Raadhuis te Leiden wordt onwillekeurig de naam van Lieven de Key genoemd, een hekend Haar- lenisch bouwmeester uit het eind 16de. be gin 17de eeuw. Geboortig uit Gent,, week hij om der geloofs wille uit naar Engeland, e i l wam in 1591 in Haarlem, waar liij 2 jaar later door „Burgemeesteren ende Re geerders, der Stadt Haerlern" werd aange steld als meester-meteelaar, vanwege ,.de goede experientio van Mr. Lieven de Key, soo in sijnen handtwerek van sfjsenho owen als ordonnantiën van timmeragiën". fn 1596 werd De Key gevraagd een ontwerp te' make.) voor een te bouwen Gemeenlandsliuis ven Rijnland aan de Breestraat te Leiden. Zijn project, waarvan een reproductie op de tentoonstelling hangt, werd niet uitgevoerd. Ook wordt zijn naam genoemd in verbind ir.o een verbouw vrn het sta h i>. Dit had zeer veel geleden tjjdens het beleg (1574). Dc. gevel moest nu noodzakelijk onder han del worden genomen. Eer3t in 1597 kon dit gebeuren en is deze restauratie nog het huidige middelste gedeelte. De verlenging aan de oostzijde geschiedde in 1604 en r.fii d westzijde in 1635 en 1662. Dat dit middelste gedeelte niet uit de school va» Jacob van Campen is voortgekomen, is zonder veel moeite te constateeren. Stark 'loed gehad op de Nederlandsche houw ast. vooral in het eerste kwart der 17de in invloed van den in Duitschhnd wer kenden en daar veel aanhang hebbenlen Litdeman de Vries. Nu neigde Lieven de Key eenerzijds over tot de klassieke na ve iging. anderzijds schepte h" behagen in de grillige bouw- en versieringswijze -an Vredeman de Vries. Een schrijver ait die dagen (Karei van Mander) hoopt niet, dat deze richting „op zgn Hoogduytsch" .n ge bruik zal komen,- omdat ze er „qualyok lot. van sullen worden" en ze in Ilaliën nim mer aenghenomen sal wesen". Ui4 stukken is nu gebleken, dat in elk geval Lieven de Key de stadhuisgevel niet heeft uitgevoerd, maar dat de stad in 1595 met Luder van Bentheim te Breinen, waar d. richting van Vredeman de Vries veel iüvloed had, eer. overeenkomst sloot omtrent dezer. bouw. En al schimpt Karei van Man- op de „vuyl moderne styl", de gevel van het Stadhuis te Lc'.dan heeft een groote inv kun: eeuw In tegenstelling met. sobere klassieke vor men voelde menigeen zich aangetrokken tot bet schilderachtig effect van veel ver sierselen. Dat de meeningen nogal verdeeld waren mag onder meer ook blijken uit het feit, dat Lieven de Key, opdracht krijgen de voor een nieuwe vleeschhal in Haarlem, aan de Haarlemsche Vroedschap twee ont werpen voorletg (1601), het eene naar de klassieke en het andere op ,,de moderne" manier. Het laatste werd gekozen, waarbij misschien ook geldelijke overwegingen heb ben voorgezeten Of in dit verband de hier aanwezige tee kening werkelijk van De Key afkomstig zal zijn, is wel aan twijfel onderhevig Op het. kaartje staat dan ook „van of naar L. d. Key'. Op zich zelve is de teekening, met zijn afneembare gevelbekroningen, qua uitvoe ring, een vrij minderwaardig werk. Er is een kinderlijk streven om, niettegenstaan de het een frontaal-aanzicht geeft, toch zooveel raoeelijk van verschillendo onder dooien de zijkanten te toonen. Maar ook daarin is niet de minste regelmaat te vin den. Aan de andere zijde der tafel, waarop,de historische afdeel ing oen plaato heeft ge vonden, kan ik wat korter zijn, omdat, het rneerendo! Is werk betreft, d-t, hoewel op zich zelf belangrijk genoeg, in de his torie zich binder op den voorgrond stelt. Dat er al heel wat geprobeerd is mot cle Burcht en haar naaste omgeving, rnag ris bekend worden verondersteld. Van de bouy.meester Van Drongen Tïtt er een tee kening uit I73S, waarop een Koepelkamer is geconstrueerd, uitzicht gevend op een nog al broed water aan den voet van den Burehtheuvel. Men ziet een tuinaanleg, en oo fonteinen ter ooluistenng. Daarnaast twee handige krabbels van J. do Witt, voor een plafondschildering te het perceel Rapenburg 48 (huis van Cock). Het- zijn dus studies voor z. g, „Wiitjes". Even verder een ontwei*p-kainerbethja- (1742) en een orangerie-plan van G. de Spaan. Typisch is in verband met deze terj toonstelling het aardige teekeningetje van liet gildehuis der timmerlieden (1665). Het moet gestaan hebben op de Oude Vest. W. C. Mulder bracht een verdwenen gevel van Rapenburg 132 (1630) in teekening, waar naar hier een litho aanwezig is. Hoo veel beier van proportie is het def tige heerenhiiis, door J. van Werven ont worpen (1740), dan hei daarnaast gehangen van G. van der Laan, uit pl.m. 1730. Naar ik meen is de tentoonstelling ge opend tot en met 3 Maart a. s.we hopen echter ,dat de belangstelling zoo groot zal Z'jn ,dat er nog eenige dagen verlenging bij zullen komen. Het bijeengebrachte is het zeker waard. Een ander maal over het moaeme werk. Mm. Levensverzekeringen. t,t.;v<3tf0,"t,wcrp' dat oils aanleiding geeft tot dit. artikel, zou men kuuucn qualificec- ren als: Op spoedbestelling. Het levensver- zekeringsbedrijf is niet bij de wet geregeld en uat is een leemte, die tc meer verwon dering wekt, omdat het wemelt van groo- tcre en kleinere loiensverzekcringsbedrijven, wanneer men ten minste met dat woord aan duidt, wat do ondernemers van verzekerin gen, aie met het leven van de verzekerden wat te maken hebben, zoo noemen. Het pu bliek wil zich verzekeren, agenten loepen de stoep plat, cr zijn or van allo formaten: men betaalt wekelijks, maandelijks, drie- maandelijkscli zijn premie of stort zijn ka pitaal voor een lijfrente en verder steunt de zaak op goed vertrouwen, dat van de zijde der verzekerden het grootst moet zijn- Want de raensehen betalen vrijwillig of na aanmaning en do maatschappij heeft dwang, middelen als de premiebetaliug uitblijft, maar de uitkeering is toekomstmuziek en die muziek is niet altijd zuiver van toon. Een wet op de Ievensverzelceringrnaat- seliappjjen zou dus wel recht vau bestaan hebben; een groot, maatschappelijk belang is ér bij betrokken; zulk een wet zou een zeer groot aantal personen vaak uit. den kleinen burgerstand, kunnen bcschormen tegen teleurstelling en geldverlies- Die wet zal wel komen, maar voorloopig zullen wij het moeten doen met een nood wet, dio wij hoven als een spoedstuk aan duidden- En die spoed wordt verklaard door den onvoldoenden financieelen toestand van een dor grootste levensverzekeringmaat schappijen te Amsterdam- Dc bedoeldo maat schappij is weliswaar op dit oogenblik nog wel hij machte om aan haar verplichtingen te voldoen, maar 't is zeer de vraag, of zij daartoe In staat zal blijven en of niet, als de tegenwoordige rechthebbenden hun volle bedrag uitgekeerd krijgen, dat ten kosto zal zijn van hen, die later uitkeering zouden behooren tc genieten. De Regeer ing stelt nu een regeling voor, die met het oog op deze omstandigheden als voorloopig kan worden aangemerkt, maar toch ook de grondslag kan worden voor ee® latere afdoende regeling. Men zou kunnen vragen of dan de be staande wettelijke voorschriften ten aanzien van de verhouding van schuldenaar en sehuldeischer onvoldoende zijn. Er is een faillissementswet, er is surséance van beta ling mo-gelyk en dan is er nog de uitstel- wet van 4 Sept- 1914 uit de eerste dagen van dc crisis, toen iedereen om maatrege len riep- Van surséance van betaling kan geen sprake zijn omdat die wordt toegepast ia gevallen, dat de schuldenaar op het oogen blik niet kan betalen, maar het waarschijn lijk is, dat hij het later wel zal kunnen doen. In ons geval is het vrijwel omge keerd- De uitstel wet van 1914 kan geen dienst - doen. omdat, al is do ongunstige toestand te wijten aan de buitengewone omstandig heden, die niet geacht kan wordea het tijde lijk karakter te hebben, dat deze wet als eïsch stelt. En wat faillissement aangaat, dat kan ook niet, omdat dc maatschappij op het oogenblik wel kan voldoen aan haar ver plichtingen, al zou dat geschieden door het iateren op do reserve en het gebruiken van de stortingen van hen, die eerst luter een opoischingsrecht verkrijgen- Id zekeren zin is de maatschappij insolvent, maar 't is een andere insolventie, dan die met. faillietver klaring gepaard^ kan gaan- Do werkelijke, wettige insolventie wordt voorkomen door boven de later rechtverkrijgenden, die leelijk achter het net zouden visschen- Art. 47 van het Wetboek van Koophandel i3 in dit geval ook niet toepasselijk en even min de bepaling van het Wetboek van Strafrecht, waarbij straf wordt gesteld op het feit, dat de schuldige een of meer der sehuldeischer3 bevoordeeld heeft op een tijdstip, waarop hij wist, dat hot tot een faillissement moest komeu. Ging men over tot een faillissement-4ver* klaring, dan zouden terstond alle uitkeerin- gen ophouden en degene, die tot nog toe geheel werd voldaan, zou dan plotseling - niets meer krijgen. Dan zou de verificatie vergadering moeten plaats hebben door een oningewijd curator en zouden eenige duizen den vorderingen ïfloeten worden onderzocht cn geschat naar do contante waarde cp den dag dor faillietverklaring. Was dan alles vast gesteld, dun zouden do verzekeringen nu cn dan iets krijgen, naarmate de bezittingen te gelde werden gemaakt en die herhaalde uit- keeringen van een kleinigheid hepen kans om als een „zakduitje' of zelfs een „mee vallertje" verteerd te worden, zeer tegen het belang der verzekerden- Er moet dus iets anders op gevonden wor den. De Minister van Justitie on zijn. ambt genoot van Binnenlandsche Zaken stellen zich dc uitredding uit de moeilijkheid ala volgt voor. Een maatschappij, dio in het gegeven geval verkeert en dus ook de meer bedoelde maat schappij, kan tot de rechtbank het verzoek richten om te verklaren, dat bijzondere voor ziening nGodig isook het Openbaar Mini sterie kan de tusschenkomst der rechtbank vorderen- In dat geval is faillissement of executie uitgesloten. De rechtbank wijst een recliter-commissaris aan, die met de controle der zaken belast wordt iets als onder-oura- teele-stellen- De reehter-commissarïs wordt bijgestaan door een commissie, die door do rechtbank wordt benoemdhij waakt voof de belangen der schuldeischera en bestuur ders cn commissarissen mogen niets doen dan oji voorschrift of met goedkeuring van den Techter-commissari3 en de commissie- De al gemeene vergadering van aandeelhouder! kan niet tegenwerken- Dadelijk kan worden overgegaan tot het verminderen der uitkeeringen, zóó dat da tegenwoordige rechthebbenden op uitkeerin gen niet bevoordeeld worden boven degenent wier vordering later opvorderbaur wordt. Deze regeling is voor allen voordeeligef dan een faillissement- Dc mogelijkheid bestaat, dat een groep vau verzekerden wordt overgenomen door een andere maatschappij, misschien met het bo ding van lagere uitkeering, maar ook dezo maatregel eisoht ae goedkeuring van dén rechter-commissaris- Mocht dan toch. als alle middelen beproefd zijn, een faillietverklaring noodig blijken, dan kan dio altijd nog plaats hebben, zonder medewerking van het Openbaar Ministerie- Het i9 te verwachten, dat een maatschappij die in de gegeven omstandigheden verkeort- dezen uitweg zal verkiezen en bleef zij in ge breke, dan treedt het Openbaar Ministerie op Zooals wij al zeiden, is dit voorstel te be schouwen als een voorloopige regeling met het oog op een spoedeischend geval. Het voornemen is een afdoende regeling te tref fen en dan een verzekeringskamer voor ta schrijven, oen college van doorloopend alge meen toezicht op de levensverzekeringmaat schappijen. Ook ligt het in de bedoeling de nu voorgestelde wet tevens te doen gelden voor do koloniën- CORRESPONDENTIE. „Gas verbrui ker". Uw stuk over gas of p.2 r >Icum als weerlegging van een onlangs gepaa.sto advertentie kunnen wrj n:et opnemen. Aboimó, te L. Do R&atl van Arbeid geeft u gaarne alle gewenschte inlichtin gen. Mevr. D. C.—E., te L. Zij kan alleen opzeggen zes weken vooruit tegen den leni of lsden der maand. M. van der A„ te R. Uw mevrouw moet de geneeskundige behandeling bekos tigen. H. M., te N. Ge laadt indertijd zegel tjes mooton plakken, indien zij in liet be zit van een rentekaart waren. L. F., te L. Do kuntonrecliler is hier voor de bevoegde persoon. G. van 8., te L. Dien een klacht in b» den commissaris aam politie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9