Handig antwoord.
De gebarsten theepot.
Tom en
Minetje.
Anecdotes.
Correspondentie.
en nu stak het in zijn nek. Hè, on nu kriebelde
{het weer in zijn staart! En nu op zijn voor
pootjes
Kleine Reintje, keok en zagdat hij juist
boven 0011 mierennest stond! En aJ meer en
meer begonnen de mieren hem te steken, zoo-
dait hij geen raad wist van ellende en pijn! Toen
liep hij naar een hoorn, om er zijn rug tegen te
schuren, maar 't was, alsof nu de mieren nog
boozer weiden, want nog erger werd liet gekrie
bel en gesteek. En nu dacht kleine Reintjo op
oons aam vossen-inoedertjc en koo die hem had
gewaarschuwd, toen hij de wijde wereld in wil-
"de. En jankend en schuddend met zijn kop,
dacht hij:
„Ach, wat is die wijde wereld toch akelig en
slecht! Was ik toch maar weer bij vossen-moe-
dertje in ons heerlijk vossenhol in 't bosoh!"
En toen liop kleino Reintje, terwijl de mieren
hem nog altijd staken, naar zijn eigen bosoh
terug.
En toen vosscn-moedertje haar kleine Reintje
nu zóó hongerig, gewond en door de mieren ge-
stoken zag terugkomen, kreeg ze medelijden
met hem. Ze beet hem eerst alle mieren van zijn
kop, rug en staart, gaf hem toen een kippe-
boutje, streek zijn lange baren mooi gla-d en
vroeg daarna: „Wel, kleine Reintje, en hoe
vondt je het nu wel in de wijde wereld?"
„Heel akelig en heel leelijk. moeder," ant-
woordje kleine Reintje.
„En wil je nu nog wel eens de wijde wereld
in?" vroeg vossen-moedertje weer.
„Nee, nee, nooit meer, moeder," zei Meine
Ruintje, en hij kroop beschaamd in zijn hoekje,
zijn eigen hoekje in het vossenhol, en daar sliep
hij rustig in.
Tijdens een legermanoeuvre, waarbij Keizer
Jozef II tegenwoordig was, beging een majoor
een grove fout, tengevolge waarvan hot geheele
regiment in wanorde geraakte. Spoorslags reed
de keizer op den majoor af en riep hem, nader
bij komend, verstoord toe:
„Maar majoor, wat scheelt u nu!?
„Op 't oogenhlik soheelt mij niets anders dam
groote 'schaamte, Majesteit!" antwoordde de
schuldige.
Lachend reed de Keizer weg.
B
Toen ik dien barst kreeg, en 't Wa-s niet
eens mijn eigen schuld, moet je weten,
keek niemand meer naar me om. Och, och,
wat brak er t-oen een treurige tijd voor mij
aan! Maar van dien barst moet ik jullie
eerst nog vertellen.
Toen ik in huis kwam bij mijn mevrouw,
was ik een stevige, mooie steenen theepot
met bloemetjes en een goud randje. Ik was
zóó dik en rond, dat iedereen zei: ,,Nou,
dat is nog eens een echte ouderwetsche
pot, waar je behoorlijk thee uit kunt schen
ken". Ik beken, dat ik toen wel een beetje
verwaand werd, maar ja, dat wordt ieder-
i een, die maar steeds pluimpjes krijgt en
waarom zou een theepot anders zijn dan
„iedereen V'
Toen mevrouw jarig was, kwam ik ook
op het feest en bij die gelegenheid is het
gebeurd. Ze hebben me te wild neergezet
en ik kreeg een barst dwars over mijn
lichaam en voor visite-theepot was ik niet
fijn genoeg meer. De meeste menschen hou
den niet van iets, dat er minder mooi van
buiten uitziet; hadden ze daar nu maar
minder op gelet, dan zouden ze gezien
hebben, dat ik heusch nog behoorlijk mijn
plicht kon doen.
Maar nu sta ik in een donkere huishoud
kast en de kopjes en schoteltjes lachen me
uit, omdat ik me eenzaam voel en zoo
graag weer wat te doen wil hebben. Ze
zeggen: „Die verwaande theepot denkt
altijd het hoogste woord te moeten heb
ben. Maar dat is zoo niet. Er zijn men
schen, die al mankeert er iets aan zoo
graag even goed voor hun brood willen
werken als anderen en er zijn theepotten,
en daartoe behoor ik, die nooit zullen ver
geten, welke plichten zij in het leven heb-
Miauw, goeden morgen!
zoo spreekt kater Tom
ik hoop dat ik niet
ongelegen u kom;
zoo gaarne deed Tc heden
een wandTing met u;
het weer is veel zachter
de zon schijnt óók nu.
Maar wat is dat? Ik hoor een stem.
Wacht, even luisteren:
,,Ja zeker, die gebarsten trekpot is er
net goed voor".
De deur gaat open en daar staat me
vrouw. Wat zou ze willen 1Ik word
uit de kast genomen, op tafel gezet en in
één-twee-drie tellen is er weer thee op mijn
bodem
En wat ruikt die vreemd!
De waterketel zweeft boven mij en ik
ben weer op mijn post. Waar zou ik heen
gaan? Afwachten maar! Ik word opgeno
men, mevrouw en ik gaan de trap op, een
slaapkamer binnen en mijn meesteres zegt:
„Lien, hier is een heerlijke pot kamille
thee. Daar moet je nu maar eens goed mee
spoelen".
En ja, hoor! ik kan: mijn plicht weer
doen. Wel ben ik voor visite te min, maar
ik mag een zieke helpen, want weet je,
die daar vóór me ligt (ik ben op een bed-
detafeltje gezet) is een zieke, 't Is Lientje,
het oudste dochtertje van mevrouw. Ze
heeft een abces in den mond en mijn ka
millethee moet haar weer beter maken.
Daaraan mag ik, de oude, verachte thee
pot helpen. Ik ben nu weer noodig en daar
ben ik erg blij om. Niet omdat ik trotsch
en verwaand ben, maar omdat ik, terwijl
ik daar zoo in mijn- eentje op het tafeltje
sta, iets uitgevonden heb, wat, dat zal ik
jullie vertellen:
Als ik, de gebarsten theepot nog werk
te verrichten heb en een zieke kan helpen,
dan kan een kind, al is zijn hoofd mis
schien niet knap, met zijn handen wat voor
een ander doen en als dat niet gaat, dan
toch zeker met zijn hartje, zooals ik 't doe
met mijn gebarsten tuit. Ik moet mis
schien weer gauw in de kast, maar ik heb
ten minste iets gedaan. Zou het niet
vreeselijk zijn, als jullie vader of moeder
zou zeggen: „Die jongen of dat meisje
deugt nu letterlijk voor niets!" Stel je dat
eens voor! Dan zou je je voor mij moeten
schamen en dat zou ik het ergste van al
les vinden.
Al ben jé klein,
Je kan iets zijn,
Je hebt wat weg te geven.
Een lach, een knik,
Een lieve blik
Doen veel in ieders leven.
TRUUS SALOMONS.
Welzeker, miauw, o
het is veel eer!
zegt vriendelijk Minetje
goemorgen, mijnheer!
it ziet mij hier juist
voor een wandeling klaar
miauw dus wij gaan
dan vandaag met elkaar!
Ingezonden door M. C. Appelman,
'Jongen: „Moeder, hier in dit boek staat, dat
een baby, gevoed met olifant emmeèk, 20 pond
zwaarder werd in één dag.
Mooder: „Och jongen, anarin. Staat er ook bi}
welke baby dat waa."
Jongen: Ja natmuhjk Moeder, icfie mm «n
olifant."
Ingeaxmdén Üoor Beppie en Caa» Horst
Rechter: „Wat is uw beroep?"
Beschuldigde: „Bouwmeester".
Rechter (spottend): „Zoo en wat touwt git
daai?" - -
BescbidicEigde: „Ludhtkaet^fen'*,
Ingezonden door Maan Kuiper.
Keesje: Toe, Pa, koop een trommel voor m#*
Vader: „Dait kan je begrijpen. Nog meer leren
in huis.
Keesje: O, neem Pa, fik aal enkel maar trom
melen als u sffaaipt"
Ingezonden door Oor Loet
Li-eeje heeft geen zin om naar school te
gaan. „Zeg maar tegen de juffrouw, dat
ik dood ben", tracht ze haar broertje op
te stoken.
„Dank je, zeg 't zelf", bromt 't broertje.
Ingezonden door J. Nagtegaal.
Of beesten toch'slim kunnen zijn! zegt
Mieke van boer Hannes. Non mot je ver
beelden, dat ik verleden week op *n avond
vergeten heb een onzer koeien te melken.
En toen ik den volgenden morgen vroeg in
den koestal kwam, daar staat me <fe slim
merd met een vergeet-mij-nietje in zijn
bek mij aan te kijken.
Zooals ik de vorige maal beloofde, geef
ik nu weer raadsels door jullie zelf ingezon
den, omdat ik er nog zoo heel veel heb lig
gen en velen zoo dringend verzoeken can
daarvan te plaatsen. Om te voorkomen, dat
het eerste raadsel der grooteran verkeerd
begrepen wordt, wil ik even zeggen, dat ate
je de geteekende oplossing ziet, je heit
ook aardig zult vinden. Nn heb ik tooh al wut
op weg geholpen.
Sommigen schenen het heel aardig te vin
den, dat ik aan een herhaald verzoek om
mijn adres op te geven, gehoor gaf, want nn
kreeg ik allerlei naar mijn Haagsehe adres
Hoe deftig is Tom
met zijn stok en zijn hoed
Minetje staat 't mooi
parasolletje goed
in één woord, het is me
wat statig een paar,
dat daar door de stad gaat,
gearmd met elkaar.
HËRMANNA.