UiS het hooge Noorden. FEUILLETON Dick en zijn broertje. Naar H. H. BOYLSEN. Bewerkt door G. H. 2) II. Den geheelen nacht loeide de storm om (ie hul; hij deed de ramen rammelen, de muren, schudden en de deur kraken Soma huilde hij afschuwelijk d-odr den schoorsteen en joeg de asoh in don haard als sneeuw door de kamer. Natuurlijk was hert vuur gedoofd, maar de sin tels dwarrelden in het rond; zij drongen zelfs door tot in de bedstede èn vielen op de hoofden der slapenden. Thoralf en Jens lagen in hun bedstee naar bet loeien van den storm te luisteren Thoralf dommelde elk oogenblik in en probeerde zich nachtjes los maken uit de armen van zijn angstigen broer, maar Jens lag met wijd open gesperde oogen in de duisternis te staren. Nu an -dan keek hij uit de bodstee. totdat een ver blindende aseh regen hem noodzaakte zijn ge zicht ander de schapevacht te verbergen. Hij rilde van angst en steeds klonken de woorden van zijn vader ..IJsland ia het mooi ste land, dat door de zon beschenen wordt" hem ironisch' In de ooren. Voor het eerst in zijn leven begon hij zich af te vragen, of zijn vader zich ook vergissen kon, of misschien ver blind was door de liefde voor zijn land. Doch onmiddellijk had de jongen spijt van zijn twij fel en herhaalde hij, als om zich zelf in weer wil van alles te overtuigen, het vaderlandlie vende motto, totdat hij in elaap vieL Het was nog pikdonker in het vertrek, toen hij door zijn vader, die zich over hem heen boog, gewekt werd. ..Slaap maar door, jongen," zei Sigurd; „fk wilde je broer wakker maken, maar jou niet" ,.Wat is er, Vader? Wal is er gebeurd?" riep Jens, terwijl hij overeind kwam en de asoh uit sijn oogen wreef. „We zijn ingesneeuwd," zei zijn vader kalm. „Ik denk, dat het zoowat negen uur zal zijn, maar er dringt geen enkele lichtstraal door de ramen. Ik "heb Thoralf noodig cnn mij de deur open te helpen maken." Thoralf werd nu ook wakker en kleedde' zich vlug aan. De duisternis, de vochtige koude en de gesloten vensterluiken maakten diepen in druk op hem. Hij had een gevoel, alsof er een ongeluk gebeurd was of gebeuren zou. Sigurd nam een stuk hout en stak dat in een scheur in den muur. De storm scheen voorbij te zijn, een vreemde stilte als van een kerkhof heer- schfe zoowel buiten als binnen. In den haard lagen eenige kleine stukjes hout te knetteren. „Neem de sneeuwschoppen mee. Thoralf, zei Sigurd. ..Vlug, we mogen geen tijd verliezen." „Die zijn in de schuuT," antwoordde Thoralf „Dat is heel ongelukkig," hernam zijn vader, „dan zullen wij onze handen moeten gebruiken!" De deur ging naar buiten open en het was Naar het Engelseh van H. Clarke Vrij bewerkt door C. H. V Molly verheugde zich. op den rit Zij stond in haar witte jurk op het borde9 te dansen, toen Barend kwam aanrijden- Dick zat op den bok naast hem. Zijn gezicht stond a! erg bedrukt toot zoo'n mooien morgen, want Barend had erg op hem gebromd- Soms had de arme jongen een gevoel, alsof hij de standjes van Barend niet langer ver dragen kon en maar het liefst zou weg- 'loopen. Hij luisterde echter aandachtig, toen hij Molly tegen haar grootvader hoorde zeg gen ,.Mag Fred ook meegaan? Hij is zóó ma- bok kan." .„Barend, hoor je, wat de jongejuffouw vraagt riep meneer Marston nu. „Dick zou je graag willen, dat je broertje mee ging We zouden bij boeT Jonas kunnen wachten, dan kun jij hem halen- Wat vindt je er van, Barend Dick's gezicht gai maar al te duidelijk, ant woord- De jongen zei echter niets, uit angst, dat Barend zou zeggen dat er geen plaats oneer voor Fred was- Barend zei ochter heel iete anders. sleohts met do grootste inspanuing, dat va der en zoon haar een klein oindje konden open schuiven De storm had de sneeuw er met zoo veel kracht tegenaan gejaagd, dat hun pogin gen nauwelijks eendgen invloed schenen te heb ben op den muur, die zich voor hen verhief. „Dh is geen gewone sneeuwstorm, vader," zei de jongen; „we zullen er minstens een ge- heelen dag voor noodig hebben. Laat ik liever probeeren door den schoorsteen een weg tc banen „Maar je zou in don schoorsteen kunnen blij-^ vensteken en een opgeluk krijgen," zei zijn vader bezorgd. „Onkruid vergaat niet, Vader," antwoordde Thoralf. „Ga voor den schoorsteen staan. Vader, dan zal ik op uw schouders klimmen," stelde de jongen voor Schoorvoetend voldeed Sigurd aan bet ver zoek van zijn zoon, die nu tegen zijn vader opklom. Hij trok zijn gebreide wollen muts over oogen en ooren om hem voor rook en sneeuw te beschermen. Daarna zocht hij een plaats orn zijn voeten op to zetten. „Geef mij mijn sehapevacht" riep hij naar beneden; „het is verschrikkelijk koud De sehapevacht werd hem op het einde van oen stok overhandigd. Met moeite trok Thoralf haar aan en knoopte hij haar dicht. Daarna 6loeg hij voorzichtig de kleppen van zijn mute op en waagde zijn neus buiten den schoorsteen. Dit was geen aangename gewaarwording. Zoo ver hij zien kon, was alle3 bedekt mol sneeuw, die de storm hior en daar tot bergen bad opge waaid. Het zag er voor den jongen verre van aanlokkelijk uit, doch vanaf zijn prilste jeugd was hij er aan gewend geweest met de ele menten te kampen en hij liet zich niet spoedig uit het veld slaan. Hij klom over den rand van den s oh oorsteen en liet zioh van het dak glijden in de richting van de schuur Hij leek meer op een ijsbeer dan op een jongen, zoo was hij van het hoofd tot de voeten met sneeuw bedekt. Toen hij van hert dak afgegleden was, deed hij een sprong naar de sohunr Hij had gedacht, dat het heel moeilijk zou zijn. deze te bereiken, maar de sneeuw was zoo zacbt als dons, zoodat hij zonder al te veel moeite de deur kon vinden. Gelukkig stond de wind juist op don anderen kant, zoodat Thoralf de deur gemakkelijk open kon krijgen. Hij pakte een^ voorraad turven in een mand. die hij op zijn rug bond Met een sneeuwschop groef hij een tunnel naar het raam van hun huisje, dat het meest dichtbij was. Daar de afstand niet groot was, gehikte dit hem vrij spoedig. Het raam werd geopend en de mand met turf. twee sneeuwsohoppen oti twee paar ski's 1) aangegeven. 1) Ski's zijn een soort heel lange, van voren omhoog gebogen schaatsen, die in 't midden onder de voeten gebonden worden en waarmee de bewoners van sneeuwstreken over de uit gestrekte sneeuwvelden voortijlen. „Zooals u wilt meneer, antwoordde hij „A-la de jongejuffrouw het graag heeft, zal ik plaats voor hem maken." „Best," zei de oude heer. „Stop dan bij Jo nas, dan kan Dick zijn broertje balen." De boerderij was vlak bij het hutje, dat de berde jongens bewoonden Fred was juist bezig op zijn kruk steunend met één hand het tuintje uit te graven, dat de jongens vóór de deur pro beerden te maken. „Fred! Fred! Je mag meerijden! Meneer heeft mij gestuurd om je te halen!" riep Diok uit. „Trek je kousen en schoenen aan. Tk zal ze voor je krijgen. Gauw maar! Barend laat de paar den niet graag wachten. Fred hoefde werkelijk niet tol spoed aange zet te word-en Haastig trok hij kousen en sohoe nen aan en wasehte hij zich terwijl Diok zijn kleeren zoo goed en zoo kwaad als het met de handen ging schoon maakte, zoodat oen heel net jongetje weldra over den weg strom pelde Meneer PrioT zag hem aankopien en keek hem heel vriendelijk aan. Hij vertelde meneer Marston, dat hij een vriendje gehad had dat jarenlang kreupel geweest was, maar door een zeeT knappen dokter in Londen genezen was en nu even goed kon loopen ais affle andere mensohen. Hoewel Barend een minuut of tien gewacht had, was hij toch niet boos. Hij t-lde Fred voor zichtig op den hoogon bok en Dick verbaasde en verheugde zioh er over, dat hij onder het rij den met zoo'n vriendelijk gezicht naar het ge babbel van den jongen luisterde. Toen zij aan den voet van den heuvel kwa nten, stapte het gezelschap uit het rijtuig. Me- Thoralf bedacht nu dat hij zich hecfl wal moeite had kunnen besparen, door het raam in plaats van den schoorsteen gekozen te heb ben, om zich een weg naar buiten te banen Hij meende echter, dat de sneeuw overal zoo lnx>g opgestuwd zou liggen als voor de deur. Zijn moeder, die haar best had gedaan om Jens warm te houden, schonk hem gauw heete koffie in en Thoralf viel als een hongerige wolf op het ontbijt aan, zelfs al smaakte het zooals alles in IJsland naar zouteviecb. III. Vjjf dagen waren er nu .reeds voorbijge gaan en nog altijd woedde de storm voort- De zee kon onmogelijk bereikt worden, zoodat niemand op vi^chvan-gst uitging. Vaa den grooTen voorraad gezouten visoh, die in rijen aan de zoldering had gehangen, was nog maar één klein stukje over- Vader en Moeder zaten met treurige gezichten bij den haard- Thoralf, die bezig was een pijp te snijden, keekzijn vader plotseling aan en zei: Vader, hoe zou u het vinden, als wij von honger omkwamen?" „God behoede ons daarvoor, jongen," ant woordde z\jn vader." „Alleen als we zelf ons best doen," her nam de jongen ernstig- „We weten niet, hoe lang de storm duren kan en het ie toch beter er op uit te gaan, au we nog krachtig en flink zijn, dan tot later te wachten, wan neer wij waarschijnlijk door honger verzwakt zullen zijn." „M-aar wat zou je dan willen doen, Tho ralf?" vroeg zijn vader somber. ,.Met dit weer op zee gaan, zou al heel roekeloos zijn-'' „Zeker, maar wij kunnen de Punt op onze 3ki's bereiken en daar misschien een paar wilde ganzen 9ohieten. Het is in elk geval beter dan van honger te sterven," „Laten we liever wachten," hernam Si gurd- ..Voor vandaag is er nog genoeg en morgen is de stocm misschien gaan liggen-'' „Zooals u wilt, Vader," zei Thoralf eenigs- zins gekwetst, „-maar als u eens uit den schoorsteen wilt kijken, zult u zien, dat er nog geen verandering aan de lucht ie" Zijn vader antwoordde hier niet op. maar nam een boek en begon te lezen- Al was hij een eenvoudige visscher, hij las heel gTaag en kon zioh gedurende de lange winter avonden geheel in zijn boeken verdiepen- Zijn oudste zoon vond. dat zijn vader er wel wat te veel in opging, want menigen keer als Sigurd er eigenlijk op uit anoest gaan, zat deze thuis te lezen. ,.En Thoralf meepde. dat dit oorzaak was, dat zij altijd zoo arm bleven- (Slot volgt-) neer Marston, de advocaat en Dick beklommen den heuvol en de anderen volgden langzaam. De natuur was hier woest, doch zeldzaam mooi en indrukwekkend. Machtige, grijze rot sen verhieven zioh hoog in de lucht, terwijl een stroompje, dat schitterde in de zon, er zich langs naar beneden stortte en aan den voet als wit schuim in een soort vijver vW. Niet ver van den waterval was een waï, welke met varens en brem begroeid was. In vroeger jaren was hier een tinmijn geweest, doch sinds lang dood deze geen dienst meer. De wal bestand uit opgegraven zand uil de mijn, terwijl deze zelve, door de mijnwerkers gegraven, zich in de onmiddellijke nabijheid eT van bevond. In den tijd, dat Didk en Fred nog zwervend* waren, hadden zij een nacht geslapen iin de on middellijke nabijheid der oude tinmijn en zich 's morgens vermaakt door steenen naar bene den te gooien en die in de diepe schacht te hoo- ren neerploffen De mijn was niet afgezet en nergens stond een "waarschuwingsbord, zoodat zij niet geweten zouden hebben, dat het een mijn was, als zij niet toevaiHg een man waren tegengekomen, die het hun verteld had. Dit, hoog gras en braamstruiken bedekten de ge vaarlijke opening. Meneer Marston stond er eenige oogeniük- ken naaT te kijken. „Ik zal die oude mijn laten dicht gooien of afzetten." zei hij tegen meneer Prior. „Zoocfe het nu is, is het veel te gevaarlijk. Ik wou, dat ik Barend gewaarschuwd had. Maar de kinde ren zijn aan den anderen kant van dan heuvel en zij loopen dus geen gevaar er in te vwJlea. v {Wcmfc vervol*!)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 10