Correspondentie.
Jantje en Klaartje.
Ingez. door Philippine Romeyn.
Meester: „Gebruik eons in eem zin: niet
tegenstaande".
Leerling: „Mijn broer draagt altijd
platte boorden, want hij kan niet tegen
staande".;
Ingez. door Marie v. d. Lof.
Juffrouw Zuurmond: „Neen man, ik geef
niet aan de deur"?
Bedelaar: „Nu juffrouw, ik wil ook wol
eVen bij u in de kamer komen".
Ingez. door Eliza Sohregel.
Onderwijzer: „Noem mij eens een strijk
instrument".
Jantje: „Een penseel, meester".
Ingez. door Mieke Metselaar.
Mama: „Wim, wat zit je broek vol
modder".
Wim: „Ja, mama, ik ben gevallen, en ik
had heusch geen tijd om vóór ik viel, mijn
broek uit te trekken".
Ingez. door Annie Hooftman.
Piet: „Pa, uit 't Zoutmeer, halen ze.daar
zout uit?"
Pa: „Zeker, jongen, heel veel".
Piet: „En uit dé Zwarte Zee, halen ze
daar inkt uit?"
Pa: „Neen jongen, maar wees nu eens
even stil".
Piet: „Ja, pa. Maar op het eiland Man,
zijn daar ook vrouwen?"
Ha, weer een prijsraadsol,-zullen volen
zeggen. In denk, dat velen het ditmaa'
niet zoo gemakkelijk vinden ais den eersten
keer, maar dat is juist de bedoeling, des
te grooter 16 de voldoening als je wat goeds
hebt gevonden. Het gaat weer bij loting,
ii.1. bij 10 der kleineren, die do meeste
goede woorden vond«h, en. bij de grooteren,
die het juiste gedichtje netjes overschrij
ven. Ieder mag meedoen, ook zij, die d'e
eerste maal een prijs behaalden. Maar
duidelijk don leeftijd er onder schrijven,
want natuurlijk kijk ik daarnaar bij het
beoordoelen van schrift, enz. Heb je dian
deze week geen tijd om de gewone raadsels
ook in te zenden, nu dan doe je die later
maar voor je zelf, want in d$ kindercou
rant vermeld ik toch alleen dc namen van
de goede oplossingen der prijsraadsels, dus
geeft daar maai alle zorg en tijd aan.
Ik meende werkelijk, dat ik nu lang-
zamorhand we) had kennis gemankt met
de geheel e raadsel jeugd, maar alles be
halve hoor, want nu heb ik er toch deze
week weer zóó'n massa nieuwe vriendjes
er» vriendinnetjes bijgekregon, ontzettend
veel, van wie ik nog nooit een briefje had
gekregen. Ik wist heusch niet wat ik alle
maal zag. Allen hartelijk welkom, be
halve men mag n.l. niet mee
doen als men niet geabonneerd
is op het „Leidsoh Dagblad"!
Wat hebben verscheidene kinderen mij
een alleraardigst teekeningetje gezonden,
er waren bepaald heel goede bij.
Nu eens even een enkel woordje aan
eenigen in het' bijzonder; dat kan ik zoo
heel zelden doen, want de brievenstapel is
steeds enorm en de tijd kórt, maar ditmaal
rnoet het even. Suus Sohüller, je laatste
brief was er een. dien ik met groot plezier
heb gelezen, meer zal ik er niet over zeg
gen, want je zult mij o zoo best begrijpen.
Nelly van Zijp vraagt mij of de schrijver
van: „In de kooi", mijn vader is. Ja,
zeker, R. Koopmans van Boekeren was
mijn vader, die vele kinderboeken heeft ge-
.Tannema»n, wat doe je daar
met mijn pop vroeg zusje Klaar
on 550 kwam nog juiet. van pas,
voordat pop verdwenen was.
Jantje had een stoube bui:
ook was hij een beetje lui
al zijn beestjes in het rond
stonden daar nog op den grond.
Moeder zeiberg alles op
maar toen zag hij zusje's pop
plagen was meer naar zijn zin
juist kwam Klaartje or op in.
"Denk je, dab zë schreidde 1 neen
ook liep zij niet. klagend heen
klikken, dait was niets voor Klaar l
foei, stout Jantje, wacht jij maar.
'k Stop gauw al jouw beestjes weg l
hoe vindt jij dat, Jantje, zeg
'k doe ze in je ank meteen:
strakjes vindt je er geen een.
Janneraan zag 'fc glunder aan
dat had Klaartje mooi gedaan'!
alles was nu van den vloer
opgeborgen't was een toer -.1
Klaartje was zoo warm en moe
vlug liep Jantje op haar toe
en hij gaf zijn lieve zus
gauw een ferrnen, dikken kus
HERMANNA.
schreven, waarover ik nog heel dikwijls
tot mijn groote dankbaarheid mag hooren,
dat de kinderen die gaarne lazen. Je vraagt
mij om eenige titels: Jan Koster, Monsoh
en Ezel, Strooiavonden, Graaf Gerrit van
Groenestcin. Dan wordt er mij door en-
kolen gevraagd of ik toch vooral oens in
cle kindercourant wil zetten, wanneer of
ik jarig ben. Ja, als ik daar nu bepaald
eenigen plezier mee kan doen met dat te
vertellen, dan wil ik wel zeggen, dat het
10 Maart is. Aan verschillende onder jullie
wil ik nog eens zeggen, dat ik het altijd
zoo aardig vind als jullie uit naam van
familieleden herinneringen uit vroegere
dagen ophaalt, doordat je ouders of
grootouders een oom of een tante bij mijn
familie aan huis kwamen. Ik heb dan even
als jiiJlf© het gevoel, dat wij elkaar al
goed kennen. Nu wilde ik jullie nog heel
vriendelijk verzoeken mij voorloopig geen
anecdoten of raadsels meer te zenden, later
pas weer. Ik heb nu nog stapels liggen, die
ik eerst eens een beurt wil geven. Ik zal