No. 18659 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 31 December. Vierde Biad. Anno 1920. INDISCHE BRIEVEN. BUITENL. WEEKOVERZICHT. 'tis Oudejaarsavond, wanneer dit onder üe oogen onzer lezeressen en lezers komt. Het jaar 1920 staat op het punt afscheid te nemen, voor immer; 1921 klopt reeds aan, om binnengelaten te worden. En het is haast onwillekeurig, dat zoo eens eventjes in bliksem-flits-tempo een terugblik wordt geworpen over het jaar, dat ten grave daalt een toekomstblik over den opvolger van wat henengmg. Tot groote vroolijkheid zal deze terugblik niet brengen en evenmin, wat thans in 't verschiet ligt binnen het bereik van a menschen geestelijk oog. Moge 1921 deze sombere verwachtingen te schande maken! Van een doorwerken der Kerstidee op het algemeen terrein der buitenlandsche politiek kan helaas moeilijk gesproken worden. Niet, gelukkig, dat de vrede direct is verstoord, maar de gang van zaken van 't oogeuDiik is niet bevorderlik aan het stevigen en ver volmaken van den vrede. Opnieuw dreigt E-uitschland een ernstig gevaar ten gevoige van de weigering om te voldoen aan de ons binding der diverse burgerwachtformacies. Een gevaar, verre van denkbeeldig, daar de geallieerden desnoods kunnen overgaan lot het bezetten van nieuw Duitsch gebied. Wat vrijwel zeker het Roergebied zou zijn,! Wan neer deze weigering nu nog berustte -op een algemeen ook in Duitschland zelf er kende reden, zoodat de regeering een eens gezind volk in verdrukking achter zich had, aan zou de entenle weliicht geneigd zijn tot eenige consideratie, waar deze immers er zeil belang bij heeft, Duitschland niet ten prooi te doen vallen aan wanhoep en den daaraan verbonden chaos. Doch dat is geenszins het geval. Het leger is door Duitschland tot op 100.000 man terugge bracht en overal zijn de soort burgerwach ten ontbonden, behalve in Beieren Hl in Oost-Pruisen. Daarop berust feitelijk, goed beschouwd, de weigering, speciaal voor wat Beieren aanbelangt. Deze, na Pruisen, de machtigste bondsstaat, over wiens trouw- bljjven aan de Duitsche zaak reeds zooveel noten znn gekraakt, wil van opheffen dezer ionnaties niets weten, hoewei Beieren geen geldige redenen kan aanvoeren, waarom daar met mogelijk is, wat in Pruisen wel is ge schied. Integendeel vormen werkelijk de Beiersche zelfsverdedigingswachten öf hoe mën ze anders noemen wil, in handen der reactie als ze zijn, welke op den achtergrond werkt voor herstel der monarchie, een soort van voortdurende bedreiging voor den jon gen.- Duitschen staat. Edoch, wie zal Beieren Swingen tot toegeven? Wanneer Beieren zelf niet dit offer op het altaar der vaderlands liefde wil brengen, dan lijkt ons voor het Duitsche rijk de zaak vrijwel hopeloos. Voor Oost-Pruisen, gescheiden als het is van het overige Duitschland en grenzend aan dc Russische randstaten, zijn geldige motieven aan te voeren tot behoud van eigen burgerwaohten, nu de officïeele be scherming tot zoo luttele beteckenis is teruggebracht. Niettemin is de vraag, gewettigd, of Duitschland dus ter wille van één provin cie de risico op zich mag nemen van nieuw grondgebied te zien bezet en dan nog wel een levensader als liet Roergebied is. Geen wonder daarom, dat de dragers van den nieuwen Duitschen staatsvorm allesbehal ve tevreden zijn over de regecring in dezen en daarvoor openlijk uitkomen. Op hen zal de rcgcering niot kunnen steunen. Er kend' zij, dat het Duitsehc rijkskabinet wel voor eeD moeilijk geval staat, waar het te genover zich heeft een bondstaat, r an wiens onkreukl;iren trouw liet, allerminst, zeker is Anderzijds is de Duitsehc weigering ko ren op den molen dergenen in Frankrijk, die, in bango vrees voor een revanche-oor log! Duitschland nog niet genoeg verne derd en gekortwiekt achten. Alsof momen teel het van dood maar desniettegenstaan de voor een oorlog broodnoodi? materiaal beroofde land een ernstige bedreiging zou kunnen vormen En op de toekomst is nooit een wissel te geven. Een volk als het Duitsche is niet altijd te vertreden. TIeeft de geschiedenis dat ook ten aanzien van an- de re levenskrachtige volken niet meer can vollooncte bewezen? Frankrijk s beveili ging moe iop clen langen duur toch komen te rusten op een goede verstandhouding, niet op geweld 1 De atmosfeer, dio hing over de bespre kingen over d'e dooi' Duitschland te beta len schadevergoeding, wordt natuurlijk door een en ander mede bedorven, helaas. Ge lukkig maar, dat ons nog een paar weken scheiden van de hervatting der directe be sprekingen, zoodat er nog gelegenheid be staat voor een overwaaien van het on weer. dat in aantocht is. Spesuleeren op one enigheid in de entente lijkt ons voor Duitschland in dezen ook ge vaarlijk. 't Moge waar zijn, dat bedenkelijke scheuren zijn gekomen in den band, die cle geallieerden samenbindt, op dit punt loo- pen de diverse belangen der bondgenoot en vrijwel parallel, zij het ook, dat dc motie ven niet precies gelijk zijn, waarop deze be langen zijn gestoeld. Lloyd George mag het ook nog zoo druk hebben met het tref fen van afdoende maatregelen tegen d'e toenemende werkloosheid in Engeland én Italic mag nog verkeeren in dc naweeën van den jongsten operette-oorlog tegen Quarnero, 't doet er niet toe, Duitschland zou o.i. op lossen grond bouwen, wanneer het daarvan iots verwachtte. Frankrijk is momenteel mans genoeg om met procura zijner oorlogsbondgenoot en alleen op te treden. Operette-oor log tegen Quarnero, zei den we't- Zou met recht een operette ge weest zijn, wanneer er geen slachtoffers bij gevallen waren, wat evenwel het geval is geweest.. d'Annunzdo is doof gebleven voor vermaan hij heeft het- offer van ge hoorzaamheid niet kunnen brengen. Het hoogste, wat van hem gevergd worden kon, zij erkend, maar 't zou zij-n optreden, Waarover aan van kek fk niete dan én roep ging. n.l. van de grootste el-Va ashoid, ten slotte nog tot iets groots hebben gemaakt. Ruim zestien maanden heeft hij te Fiumo geregeerd om deze stad voor Italië te red den. Na het verdrag van RapaLlo had hij moeten inzien, dat zijn drijven voor zijn vaderland te gevaarlijk werd. Het lijdt, toch geen twijfel meer, Giolitt-i, Italië's premier heeft het te duidelijk gezegd of Zuid-Slavië heeft Italië voor de keus ge steld, of zelf een einde te maken aan d'An- nunzio's rijkjo of het aan de Zuid-Slaven over te laten Daarmee was het lot van den dicht er-vel dheer-p oliticus beslist. Een op treden der Zuid-Slaven zou zoo goed als zeker oorlog met Italië hebben beteekend. In het land der macaroni zou men iets der gelijks nooit, hebben geduld. Er bleef Gio- litti niets anders over, wilde hij den oor log vermijden, dan zelf op te treden en alzoo is geschied. De groote meerderheid van 't Italiaansche volk gevoelde gelukkig, •dat om eigen bestwil aan de nationale idee een offer moest worden gebraoht. d'Annunzio's einde is wel roemloos geweets Na al zijn snorkende proclamaties, na zijn weigering, te gehoorzamen aan de bevelen zijner regeering,' had slechts gepast een sneuvelen op de laatste bres van Fiume, maar. niet een onderwerping, na het spel te hebben verloTen, met redding van eigen hachje, al is nog niet bekend, waar hij dit zal bergen onder simpele verklaring: het is niet d'e moeite waard, voor Italië te sterven Intusschen is hiermee een voor de rust van Europa dreigend gjlvaar afgewend en brengt 1920 tot slot toch nog één goed ding, al blijft veel verwachting onvervuld, al is zelfs menige hoop bedrogen uitge komen. Nog even moet ik op den spijsvoorraad terug komen. De rijsttafel begint wel eenigszins in discre dit! te komen in echt Europeesche gezinnen. Wij worden in onze voedselvoorziening wat meer Europgpsch. Of dat nu verstandig is, wil ik daarlaten. Er zijn geleerden, dio zoggen, dat men zoo min mogelijk wijziging moot brengen in zijn eetge woonten, en anderen, vermoedelijk oven ge- leerd(?)l zeggen: Volg 's lands gewoonten. Nu weten we, dat wij, leeken, nooit uitspraak kun nen doen in zulke gevallen. Ik heb wel oons geneesheeren gehoord, die beweren, dat bier leverziekten veroorzaakt, en ik weet, dat een dokter' eens tegen iemand, die wat last van zijn lever had, zei: jo drinkt ook geen bier. Die dokter hield nu eenmaal van. bier en zijn collega niet. Zoo zal het met de rijsttafel en do Europeesêho tafel ook wel gaan Misschien ook. daf de beurs een woordje meespreekt, ten minste iaren geleden meesprak. Alle groenten werden aangevoerd uit Europa. Wij kennen allen in Indië bijv. de firma Tiele- man en Dros, te Leiden. Tegenwoordig zijn er ook andere firma's, die zich op de „blikje8"-in- dustrio toeleggen, maar jaren lang had Tiele- man en Dros het monopolie. Was er 's avonds ergens een feestje, onherroepelijk waren dc gas ten veroordeeld- om onder het leggen van een kaartje of lusschen de dansen in te verorberen: een croquetjc, een sandwichje, een bordje, ham met worteltjes cn doperwtjes van Tieleman en Dros, een stuk taart of pudding en ten slotte een kop bouillon. Ruim dertig jaar geleden' echter begon een tuinman, ik ineen uit het Westlan-d, met een po ging Europeesche groenten te telen in het hergr land van Java. Hij koos uit de omgeving van Tosari op de hellingen van den Bromo. Zijn po ging is gelukt en tegenwoordig vindt men ook in andere bergstreken ondernemingen, die Euro peesche gewassen telen: aardappelen, salade, kool, andijvie, postelein, spinazie, erwten, boo- nen, asperges, zelfs aardbeien. De aardbeien zijn echter van weinig geur en de overige groen ten zijn wel goed, maar zij hebben nog niet de perfectie van dio uit het Wostland. Vooral is eigenaardig, -dat groente, geteeld van zaad, in de tropen gewonnen, onderdoet voor andere, die voortkomt uit zaad, dat rechtstreeks uit Europa is aangevoerd. Er schijnt nog een soort degene ratie plaats te hebben. Dat gebeurt met vruchten ook. Ik bob eens een citroenboom gezien. Dc eerste vruchten, wa ren geurig en sappig, -doch de tweede oogst ken merkte zich door citroenen, waarvan de schil onmogelijk dik was, terwijl zij nagenoeg geen sap inhielden. Bij Klaten groeit een soort papaja, de reuzen- papaja, lekker en geurig. Brengt men die plant over naar andere stroken, zelfs op midden-Java dan is de eerste vrucht ook weer een reuzen- papaja, doch daarna zijn het gewone papaja's. Niet meer. Een bekende vrucht is ook do pompelmoes, die bij Batavia groeit en door geheel Indië ge roemd wordt. Zij komt, naar ik meen, ook voor bij Pa ja-combo in do Padangsclie bovenlanden, maar nergens anders. Elders M"ndt men een even groote vrucht, de djeroek Bali, maar die haalt or niet hij. Elke streek heeft zoo 2ijn eigen vrucht. Zoo vindt- men verschillende manga-soorten, in ver schillende deelcji van Indië: De manga madoe bij Soerabaia, de manga .a-roemanis in don Oost hoek, de manga van patjitan, enz. Doch laten we terugkeoron tot de groenten. De groote stodeu worden nu voldoende van versche groenten uit het gebergto voorzien. Soerahaja krijgt zo van Tosari, van den Ard- joeno en don Semeroe, Semarang van den Oena- rang cn uit de omgeving van Salatiga en tan Bodja, Batavia van Buitenzorg, Soekaboemi; Bandoeng uit eigen omgeving. De kleinere plaatsen worden ook voorzien. Daar zorgt menigeen trouwens voor zijn eigen groente. Zoo dead ik te Banjoemas, waar ik een groo- ten tuin had. Ik liet er zaden komen uit Soeka- hoemi. Dat was niet duur. Ik nam een Javaan in dienst voor do som van f 5 per maand. Voor dat_ bedrag werkte ziju Edele den heelep dag voor mij. Dat was nog eens oon tijd voor be scheiden beurs. De man kon er mee toe, maar hoo hot mogelijk is, begrijp ik nog niet en dat or ondervoeding was neem ik grif aan. Hij wiedde de groentenbedden trouw en be goot ze in droge lijden twee maal per 'dag. 's Morgens om tien uur bedekte hij ze met „ke- pang". dat zijn matten, welke werden gelegd, op palen, die om de berldon waren aangebracht Dit moest om de brandende middagzon van de groenten af te houden. De morgenzon was uit stekend en om drie uur 's middags werd do ke- pang weer weggenomen. Ook bij slagregen3 moest de groente bodekt worden. Van de ongeveer 40 bedden, welke ik had aaDgelegd, heb ik geoogst: prachtige kropsalade uitstekende kroppen iandijvie, radijs, rammenas, tomaten, spinazie, capueijners, snijboonen (slag zwaard), enz. Het was in dien tijd vooral, dat bij mij thuis de rijsttafel finaal in de verdruk king was. Ik kan evenwel niet zoggen, wanneer mijn gezin het gezondst leefde, met of zonder rijsttafel, zoodat ik nog geen oordeel uitspreek in het geding tusschen de hierboven bedoelde ge iserden. Een goede zaak in Indië is, dat er veei vruch ten worden genuttigd. Men eet er minstens twee maal per dag vruchten, te weten fia de middag tafel ongeveor twee, uur 's middags en na de avondtafel des avonds om half negen. Volcn eten ook nog vruchten bij het ontbijt. Kinderen doen er nog veel meer aan. Pisangs worden zoo'n heeïen dag door kinderen opgepeuzeld By mij thuis stond een schaal mot pisangs ge regeld op een tafeltje in dc achtergalerij. Als dan zoo Zondags de kinderen den heelen mor gen thuis of in den tuin speelden, was het ver bazend te zien, hoe die tros verdween. Men kon zoo af en toe eens hooien roepen: Even een pi sang halen! En dau riep de heele gemeente: Ik ook! Ik hoorde eens één der kinderen roepen: Ik heb mijn tiende ai op! En nu moet men niet denken, dat de eetlust er om één uur minder oni was. Ik heb wel op gemerkt, dat de eetlust vermindert door snoepe rijen, als chocolade, suikerwerk on köek. Maar van pisangs, neen hoor, dat komt niet voor! Assen. A. v. W. Het nieuwe biad. „Een nieuw blad- Jawel 'n nieuw blad Toe maar de vent is gek? Óude Abel Strong was vanmorgen naar de kerk geweest- Met 9on ruk schoot hij zijn stoel achter uit, stond op van zijn vroeg-middagmaal en ging gemakkelijk zitten in zijn armst-oel bij do kachel, voor zijn middag-dutje. 't. Was Oudejaarsdag. Zes jaar was 'fc vandaag geleden, dat hij zijn eenigen zoon liet huis had ontzegd, enkel omdat cle jongen een meisje zonder geld had getrouwd; een meisje, dat hij liefhad, in plaats van te waohten, totdat zijn vader een vrouw voor hem zou uit kiezen. En voor vier jaar was de moeder van den jongen gestorven aan een gebroken hart. Dat had dio onverzettelijke wil van haar man, die vaste wil, daar hij zoo groot op ging, haar aangedaan. Voor Abel Strong was Oudejaarsdag niet een dag van aangename herinne ringen. Vanmorgen had hij aan zijn zoon moeten denken. De dominee leek bepaald wat op hem: jong, hoopvol- en warm van hart. Zoo had Gerald daar ook gestaan op den dag, dat hij zijn ouders, zijn thuis en zijn vooruitzichten, alles verloor met één slag. Gerald moest nu omtrent dertig jaar wezen. De oud-gevestigde firma had nu Strong en"Zoon kunnen wezen en de oude man zou stil hebben leunnen leven. Als die jongen maar niet zoo koppig was geweest Hij koD maar niet zijn plekje vinden in zijn stoel, vanmiddag. Hij ging verzitten en weer ve^itten. Hij zou maar aan wat- anders denken Aan zijn zaken? Laat- 's kijken wat had hij morgen Hij haalde zijn zakboekje uit blader de 25 December blanco een gruwelijke leege dag geweest geen leven de ziel, dio hem iets te zeggen ha-d gehad. 23 December 31 December 1 Ja nuari niets genoteerd nog, een leeg blad. Daar had jo 't weer. 't Was of 't hem moest vervolgen Hij hoorde weer deal do minee. Sla een nieuw blad om, breng niets van het oude daarop over. 't- Beetje geld, dat die-en-die u schuldig is die grief, die ge hebt tegen die-of-die, laat ze het nieuwe blad niet begroezelen met hun vlek ken eoi smetten het debet en credit uit liet oude boek. „Maak een nieuw begin met het nieuwe blad, dat Gou ieder" van ons geeft op te slaan. Doe 't nu." Kwaad klapte hij het zakboekje dicht, schoof, het weer in zijn binnenzak terug. Hij trok een anderen stoel bij, om zijn voeten op to leggen, gooide zijn zakdoek over z'n gezicht en duwde zijn schouders in do zachte bekleeding om te gaan slapen. Maar zoo knorrig laat de slaap zich niet opcornmandceren. Tien minuten lang hield hij uit pure koppigheid de oogen dicht, maar- 't hielp niet. Kregel schudde hij z'n schouders, stoncs op en liep naar 't raam. 't- Had gesneeuwd na kerktijd. Overal, wat hij gewoon was daar te zien, lag de witte mantel, door geen enkelen voetstap nog gerept. Als een wit blad, ver sok" uit het- beek der natuur. Een nieuw blad. Totdat plotseling de stilte werd gebro ken en het wit besmeurd. Om den hoek van de straat kwam een man, een onfortuinlijk medespeler, op het tooneel van 't leven. In verhavendo klee- ren en op lekko schoenen zong hij bedruk ten dreun zijn zang. Gemiddeld een woord of drie vier op iedere twee stappen. Abel Strong kreeg den kriebel in. Hij bleef bij 't raam staan kijken naar den man die al dichter bij kwam en onder 't- zingen zijn gezicht naar alle kanten wendde. „U-reu da-gen" naar 'p Oosten „maanden ja-ren" naar 't Westen „vliegen- als een"... Zuidelijke soha-duw heen" recht naar 't Noor den in de richting van Abel Strong's huis, van waar wind cn sneeuw den stakker 111 't> gezicht sneden.. De laatste klank eindigde dan ook in een trillen, die mot de kunst niets te maken had, enkel en alleen met kou en honger. Strong trok strepen boven z'n oogen. Uit beginsel was bij tegen, bedelaars en uit be ginsel gaf hij nooit zonder scherp voor onder-zoek. 'fe Is merkwaardig hoeveel „beginselen" geduldig zijn als 't maar gaat tegen een plicht, die ons net ongelegen komt. „Ik zie d'r best in, dat- die vent niks mindor-af is dar. ik" mopperde hij „als je d'r maar achter komen kon. Ik heb ook wel moeten werken voor m'n geld. Wie zal mij wat geven, als ik m'n hand ging op- hou-en V' Z'n hand ophou-enDe onzin van 't idee! viel hem plotseling op en hij moest zelf haast lachen, als hij zich van 't raam afwendde naar de weel do in de kamer achter hem Zware tapijnen en gordijnen crapauds bij den^ warmen haard op tafel zijn on aangeroerd dessert e--i hij daar heel alleen. Even alleen als de zwerver, die daar den dag bedierf me: zijn krassend geluid. Toch als hij wilde, zou Abel Strong er genoeg kunnen vinden, clie graag aan zijn tafel zouden aanzitten Zouden die allen even bereid zijn den armen zwerver te hel pen in zijn nood? Dio jonge dominee bijvoorbeeld? Die zou zeker al door heel wat aanstellers zijn beetgenomen In ziju geest verdeelde Abel Strong de armen in twee klassen, de zoogenaamde armen, die geen hulp nooclig hadden. En de werkelijke armen die geen hulp ver dienden. En hij was altijd 7.00 op zijn hoede om niet bij de eerste soort er in te vliegen, dat hij voor de andere soort maar heel zelden iets ov<t had Daar hadt je dan Gerald. En Gerald z'n vrouw, die hij nooit gezien had en van wie hij vast geloofde, dat ze Gerald getrouwd had om zijn geld. Dit behoorde ook bij zijn stel overtuigin gen, dat liefde een kwestie was van eigen belang. Enkel eigenbelang. „Hoe meer geld, hoe meer vrienden", was zijn axioma. En zelfs zes jaren in vervreemding van zijn zoon, die na zijn liefde iedere weelde had opgeofferd, hadden hem va-n dit punt met- kunnen afbrengen. Zou Gera-lfl z'n vrouw even hartelijk zijn tegen een man, die geen cent bezat, als Gerald beweerd had, dat zij wilde wezen voor Abel Strong, den rijken handelaar In gedachten bleef hij staan „Ik doe 't klonk 't dan opeens „ik wil zien wai. ze doen. Als de armoe de dour in komt, vliegt de liefde 't raam uit," heb ik altijd hoeren zeggen. Tijd g6noeg om cBat nieuwe blad om té slaan, als ik weet, dat- het de moeite waard is. Een scherpe tik van Abel Strong op de ruiten en do zanger bleef midden in een regel steken, kwam op 't venster toe en moest binnenkomen. Een kwartier later liep hij weer in de sneeuw op waterdichte schoenen cn met een dikke overjas aan. I-n een van de zak ken tinkelden drie gulctan gezellig met elkaar om en om. Die waren hem betaald, voor zijn oude plunje. Nog even later ging de deur open en Abel Strong schoot naar buiten. Hij moest- wel wat vlug komen. Want als zijn portier dat pak, dien hoed, die schoe nen, de stoeptreden van clen Huize Strong had zien afkomen Abel wist wel zeker, dat de liefde van zijn dienstman noc-h lank moedig, noch goedertieren /.ooi zijn geweest. Hij zette - den gerafelden jaskraag op, want de wind blies hem scherp in clen nek. Den landloop er-millionai-r spelen leek hom nu lang zoo uitvoerbaar niet meer a-ls straks, toen hij het in cle veilige warmte van zijn eigen haard had bedacht. Wat koud was die wind En wat een dun stemmetje kwam er maar uit hem, als hij 't eenige versje, waarvan hij een beetje de wijs houden kon, inzette. „Stille nacht- Heil-igo nacht De agent op den hoe,k bleef staan om hem op te nemen en toen bedacht Abel, dat hij, om to zingen, het .mididen van de straat houden moest, in plaats van serena- den te brengen op 't trottoir-. Geen wonder, dat die agent bleef staan. I11 gedachte zag hij de Sabbat-stilte in de straat ontwijd door een worsteling van hem met don arm cüer wet, die hem zou wil len arresteeren. Hij zou tegenspartelen, dat wist hij. Denkelijk zou cle agent hem daarvoor na-ar 't bureau brengen en hem claa-r houden. Dan zou er nog aan zijn procuratiehouder moeten worden gezonden, om zijn identiteit te bewijzen. Abel rilde- en liep naar het midek-n van de verlaten straat, waar de blanke sneeuw reeds tot. een onzegbaar melancholieke modder-en-ijspap was ve-rkarnd. Nog gelukkig, dat hij zijn warme huis- echoenen had aangehouden in cle openge werkte laarzen van den zwerver. En op dit- oogehblik kneep hem het oprecht dborvoe^ len, dat werkelijke armoede zulke dure voorzorgen niet nemen kan, en dat het dus •voor clen z-werver heel gewoon moest zijn om zijn teen en omspoeld te voelen door die ijskille sop-pengheicl. Mismoedig wandelde hij voort, en dleed zijn best om doof te blijven voor de stem, die zeggen wilde, dat bij bezig was om idioot te doen. Waarom niet. gewoon geantwoord op den f linken manlijken brief, dien Gerald hem met Kerstmis nog geschreven had, alweer pleitend voor een verzoening en het om slaan van een nieuw blad met het nieuwe jaar. Starre koppigheid hieicl hem terug. De trots op zijn eigen doorzet, om uit te voe ren, wat hij zich eenmaal voorgenomen hall zette hem aan. De eenigo concessie, die hij doen wou, was, dat hij niet weer zou proheeren te zin gen, voor dat hij bij Gerald in de straat was. Zanger, dat voelde hij wol, daar be hoefde hij zich niet voor uit te geven. 't Was een heel eind naar 't oostelijk deel van de stad. En tegen dat Abel daar was, voelde hij zich zoo hard en ellendig, dat 'hij zeker was. dat niemand hem meer als „amateur"-zanger zou onderkennon. De trilling in zijn stem was volstrokt- werkelijk, niets gemaakts was er aan, toen hij zijn lied weer begon. Hij zag al rond of niet ergens een deur zou opengaan of hij niet, al wae 't maar van ver, iets als vuur kon te zien krijgen. Maar niets bewoog. De straat, waar Gerald woonde, was een eindelooze huizenrij kleine, maar nette huizen alle naar den schijn niet bewoond door eenige levende ziel, maar in werke lijkheid grootencBeels door kantoorklerken, die, evenais Gerald, van oen klein salaris moesten zien, dat ze er kwamen. In bijna allo zat men in de ongewone deftigheid en onbehaaglijkheid van de mooie kamer te probeer en, om te dutten in stoelen met. harde leuningen en stijve vee- ren. En zoo werd1 er wel gemopperd over het storendï geluid. Eén man kwam zoo ver, dat hij op st-ond om den zanger een stuiver te geven, als hij weggaan wou naar een andere straat. Maar of hij al voelde, hij vond geen stuiver In zijn jaszak. Dus hij ging maar weer zitten en^het zingen drensde voort. Gerald's huisnummer was 139. Net iets voor Gerald om zoo'n onwijs hoog nummer te huren. Bij 126 bleef Abel staan. Hij kon niet meer van vermoeidheid en kou. Sneeuw vlokken bleven maar dalen uit de donke rende lucht rijn handen en voeten waren verkleumd. Zijn keel deed pijn. Uit een Zondagsschool troepten do kin deren de straat- in, bestormden de huizen en verdwenen. Den armen ouden man, die daar in de straat te zingen stond, had nie mand aangekeken. Abel stapte weg van 't midden van de straat-, ging langs de trottoir-hekjes '00- pen totdathij aan 130 kwam. Daar was licht in de kamer. De warme flikkervlam van een open haard, die heel de kamer in zacht-rosse-n gloed zette. Hij hield zich aan 't hek vast en keek naar binnen. En als het plotseling wellend vocht uit zijn oogen was weggeknipt, zag hij, dat de tafel gedekt st-ond voor het thee-maal. De stoelen waren al aangescho ven. De theeketel stond blijkbaar te razen, want bij kleine wolkjes poef te de. stoom uit de tuit. Trekpot-, bordjes en kopjes leken wel te dansen in het ongestadig licht. Maar men schen waren er in dio kamer niet. Moeilijk deed Abel heb draai-hekje open en belde aan de d^ir, die hij op ieder ander ooge-nblik zoo „burgerlijk vlak aan den weg" zou hebben gevonden. D'e clieur ging open. Hij begon: „In 's hemels naam, mevrouw" en bleef steken. Daar stond heelemaa-1 geen mevrouw aan de deur enkel een klein meisje met een ernstig gezichtje en aan weerszijden het blonde haar reoht daarlangs neerhangend. Zijn kleinkind! Zijn hart bonsde, bleef dan even stil staan - Daar had hij niet aan gedacht, dat er kinderen konden zijn. 'b Wa-s zoo lang ge leden, dat lui tot een Icind gesproken had hoe moest hij nu beginnen? Maar 't kind zelf begon, al Kom maar gauw binnen droog ze, „Moes heeft al gezegd dat u komt." „Al gezegd dat hij kwamAbel Streng voelde zich naar binnen trekken, de vesti bule in. Hij hield zich goed. „Ik zou ;t niet -denken, mekindwat ging 't hem slecht af, dat. ongewone woord, „je zal je wel vergissen." „Heelemaal niet- vergissen zei de overtuigd Kom d'r maar gauw .in. Moes mammie" riep# ze en liet Strong staan om de gang in to loopen „daar ia de Vreemde man ai daar is de Vreemde man!" Aan 't eind van de gang ging eeai deur open en een vrouw kwam vlug aangeloo- pen. „Wel, Ella, wat is er?" vroeg ze. „Ella! zoo had zijn overleden vrouw ge- heeten. Abel Strong haalde de hand langs cle oogen, als zijn zoon's vrouw op hem toe kwam met het druk-pratencl kind aan de hand. „Ziet u wel, mammie? U zei, dat 'r mis schien wel 'n Vreemde man komen kon en. dat we die dan moesten laten binnen komen, hoe- armer of hoe kou-er of-t-ie was en nou Voel 's Moes, die hand is zoo vreeselijk koud Jonge mevrouw Strong laohto tegen het volijverig kind. En Abel kon zijn oogen niet afhouden van het lief. moederlijk vrouwtje, voor wie zijn zoon ïirmoede en zijns vaders ongenade had overgehad. Geen wonder, dat Gerald haar had lief- gekregen. Eén kamer zou al een thuis zijn geweest, met deze gracieuze verschijning er in. Toen keken de ernstige, lieve oogen hem vol aan en Abel's bevroren hart voel de zich ontdooien Hij deed een stap vooruit en nam zijn verdouwelden hoed af. 's Is net- zooals uw dochtertje zegt, mevrouw, ik ben een. vreemde, en vermoeid en koud. Ik zou u dankbaar zijn, als ik even rusten mocht-, als uw man er niet tegen heeft-. „Mijn man is niet thuis Ze hield even c*p eu ging dan voort „maar hij zou er niets tegen hebben, als hij hier was, dat weet ik veel te goed." Strong had zijn eigen twijfel op dit punt maar dat hield hij vóór zich en liep achter haar aan naar dc keukep. terwijl zij door praatte: „Mijn man heeft juist altijd veel op met bejaarde menschen, om der wille van z'n vader." Een enorme Deensche dog stond op van. 'fe haardkleedje, toen ze binnen kwamen en Ella vloog vooruit sloeg do armen om zijn hak. „Niet brommen, Nero zei zo in zijn oor „de Vreemde man is-t-er, daar de Moes van heeft verteld, wcot je niet? Hij zal u niet bijten stelde ze Abel gerusti als hij zich in clen stoel bij 'b vuur liet zak ken „hij is veel goediger dan ie d'r uit- ziet. „De oude man lachte en stak een hand uit, om den hond op z'n kop te kloppen»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 13