W3. fSG5*
CeTDSCH DAGBLAD, Vrijdag 24 December.
Derde Blad. Anno 1920.
FEUILLETON.
De Kerstboom.
FEUILLETON
IN ONZE STRAAT
KUNST EN LETTEREfL
INGEZONDEN.
Midden op de markt, vlak bij het vlucht-
haventje, waar iedereen even met den ab-
stxacten verren blik van menschen, die op
een doel afgaan* links en rechts kijkt of er
ook trams of auto's aankomen, is plotse
ling een bosch uit den grond getooverd.
Tussclien de stadshuizen, in het nuchtere
licht van den middag, te midden van het
banale lawaai van druk verkeer, hangt
een vreemde, bedwelmende geur.
Als je den man met elastieken veters
voorbij bent, die plotseling bij je oor los
barst, met den kreet: kwaliteit kwaliteit,
kom je ln dat wonderlijke dennenbosch,
det oprijst op de bolle onvruchtbare keien.
In dat bosch, waar de groote boomen als
kreupelen wankelend tegen elkander leu
nen en droevig-dwaas hun takken uitstrek
ken om steun te zoeken en de kleinere
op hun wit-houlen, gekruiste voetstukjes
een figuur hebben als kwamen zij uit een
speelgoeddoos tusschen die onwezenlijke
boomen hangt niet de zwoele aardlucht der
herfstwouden of de prikkelend-frissche aro
ma van het winterlijke bosch, maar alleen
oen te scherpe, harsachtige dennengeur, als
een essenceNiet is er de intieme at
mosfeer en het goudgroene licht van tus
schen de stammen daar buiten op het wijde
land hier in de enge beslotenheid hangt
een onaangename, nuchtere schemer. Er is
geen schaduwige geheimzinnigheid, geen
zonnfcfonkeling, ook niet het trippelende,
tjilpende leven der seizoenen en het wui
vende, schuifelende geprevel van kroon tot
kroon Niet op mos en gladde dennen
naalden zetten wij onzen voorzichtigen
voet over het cenige pad in dit stads
plein-woud gaan de menschen met „klin
kende stappen, zij loop en er in steedscheh
overvloed van kleeding: hoed, boa, para-
pluie, taschje; en praten en marcliandee-
ren met zakelijke, luide stemmen. Men
zoekt zijn boom uit met de beschaafde on
verschilligheid der gegoeden of met de zorg
lijke, afdringende tfyughoudenheid der
armen. Als gold het een banale koopwaar,
worden de kinderen van het bosch aange
prezen en "afgekeurd, uitgezocht en ver
sjacherd.
Nooit zullen zij weer roerloos staan in
het zwijgende wonder van den vroegen mor
gen, nooit zullen hun paarsige stammen
weer opleven in de laatste, lange lichtstre
pen van de dalende zon.
De groote boomen worden op karren ge
laden en sidderend' cn schokkend wegge
dragen zij weten niet waarheen. De
kleine boompjes komen in de armen van
vriendelijk© pa's en resoluut beredderende
moeders, om in triumf te worden meege
voerd.
Eén boompje, het is het kleinste van
heel de markt, en zóó nietig, dat men het
haast over zou slaan, is de buit van een
vrouw even arm en onaanzienlijk als het
zelf is. Zij draagt het met zich mee, langs
'den man met den elastieken veters, wiens
krijschende stem: kwaliteit, kwaliteit roept.
Maar dat geschreeuw gaat voorbij aan het
kleine denneboompje, dat zijn laatste glo
rie zal gaan beleven.
In de enge, muffe „mooie kamer" van
de arrnoe, waar het riekt naar kamfer en
bedorven lucht, staat thans het denne
boompje, dat diep in zijn kleine hart de
herinnering heeft bewaard aan zijn jeug
dige leven, vèr in het wijde wonder der
wouden de eeuwige zang der boomtoppen
is de melodie, die in hem naruischt.
Het boompje staat midden op de tafel,
die met een rood-en-zwart kleed is bedekt,
boven op den schuinen tafellooper. Het is
vreemd-ongezellig in de kamer hij, het
kleine kind van het bosch, lijkt thans een
kamerplant, geduldig in zijn groene, ste
kelige pakje; met zijn punt raakt hij net
aan het engeltje, dat onder de petroleum
lamp bengelt. Hij kijkt rond naar al de
dwaze dingen van eiken dag; de dingen,
die hier thuis behoorende porseleinen
fruitvrouw op de schoorsteenmantel, die
smachtend naar links staart, en den porse
leinen groenteman, die wanhopige pogin
gen doet naar rechts om het vrouwtje in
het oog te krijgen maar het lukt niet,
want de notenhoten klok, met zijn brutale
effen gezicht staat hun in den weg. Nog
meer zijn er om hem heen, pulletjes en
prulletjes in onnoodige volte en vele bot-
laohende gezichten in bewerkte portret-
lijstjes die allen voor zich kijken en d<en
groenen indringer uit de bosschen niet
meetellen. De vier reolitvormige stoelen
en de schreeuwerig-gouden spreuk van
„oost west, thuis best" aan den muur.
en het stofdoekmandje, zij willen allemaal
niets weten van de zachte melodie, die in
hem is. want zij zijn de wettige bewoners
dier kamer, en in hen is alleen nog maar
het banale groote-stadsgeluid, dat vreemd
is aan het dagelijkseh vernieuwend won
der des Levens.
Hij is alléén, heel vèr van zijn makkers
in het bosch, nu tusschen al die vijandige
dingen in, die hem benauwen met hun
norsche stilzwijgen.
Maar, gelukkig, het zwijgen heeft uit,
want een knarsend geluid aan de deur en
de vrouw, wier armen hem hierheen brach
ten, staat bij hem. Zij heeft in haar hand
tien witte, dunne staakjes, als de witte
kaarsen van den denneboom in de lente,
maar het zijn wassen kaarsjes, en die ko
men tusschen zijn stekelige takken te zitten,
vast,geknepen en gouden dennenappels en
een zilveren ster (hij was uit het hoedje
van een medicijnfKsch geknipt), maar dat
begreep het boompje zoo niet, en dnn nog
een mooi witdonzig engeltje..
Zijn nieuwe bezitster kijkt eens, vol voor
voelende verwachting, naar wat zij heeft
tot stand gebracht en zij schuift het plech
tige, roodpluchen album en de kaarten-
coupe op zij, mijmerend. Tot de voordeur
met veel gestommel wordt opengeduwd en
heldere, hooge stemmetjes roepen: Moeder,
waar blijf je toch; dan glijdt over het
moede, en anders wat wantrouwige ge
zicht (want de wereld is zoo slecht) een stlJ
licht van jonge guitigheid en het denne
boompje krijgt een gevoel of de zon zóó
door zou breken en het vogelengerèl weer
tusschen detakken zou klinken. Dan gaat
die vrouw, die bij hem zich ^eg-droomde,
weer van hem vandaan.
En op zijn tafel, met het rood-en-zwarte
kleed bedekt, blijft eenzaam achter het
groene kereltje uit het bosch, nog napein
zend over dien zonnestraal, die zoo juist
langs hem gleed.
Maai- het vreemdste zou nog met den
kleinen, dapperen den gebeuren.
Het was avond geworden, van dien dag.
Stilaan had hij de schaduw zien kruipen
uit de verste hoeken, langzaam overhui
vend de willooze dingen, al maar verder,
tot ook zijn friseh-groen was vervaald onder
de aanraking dier loome hand. Zóó, als de
dingen nu waren, was het hem al wat be
haaglijker te moede, schoon de wijd-open
naoht van zijn bosch nooit zoo verstikkend-
zwart was geweest.
- Mèt het komen der duisternis was het
verstildeer gonsde het aan, duidelijker
geluid, zoemend van ver weg, echter niet
dan in het daglicht. De melodie der «1 n-
kere boomkruinen was het niettoch klonk
het troostend. Tot opeens een diepe, senore
toon, zwaar en plechtstatig, openberstte:
het woren de klokken, die het feest aan
kondigden.
En mèt, dat hem de nieuwe muziek door
trilde, klonk er door heen, thans lieel
dichtbij, het knarsen van het slot; de
vrouiv, hij had haar gelaat niet ver
geten was er weer. Ditmaal bedrijvig
om hem heen lo'opend, rnet een flikkerend
vlammetje op een stokje, een kleine dan
sende ster.
'Vèr, o, eindeloos ver hadden hem altijd
de sterren geschenen, in die lange, geluid-
looze winternachten in het bosch. Maar nu.
zij waren naar hem toe gekomen, tus
schen zijn stekelige takken straalden hem
blijde gezichtjes, hij was zelf een bund'el
van sterren, al-stralende, jubelende zon
nen
En zie, de vijandschap om hem heen
verdween in'een milden, innigen glans.
Dc pulletjes en prulletjes waren levend
Naar het Engelsch van J. E. BUCKROSE.
(Nadruk verboden.)
*4)
Volstrekt geen boodschap dank u. Het
jtvas niets van belang. Ik ik wilde alleen
fcneer weten of ik begrepen had, wat hij
;in zijn laatste lezing over Miranda zei;
imen kan het nooit weten, zooals Herbert
altijd zegt, het is vtfor een man zoo ga-
makkelijk cfe beweegredenen van 'n vrouw
verkeerd op te vatten, en als dat in het
werkelijke leven zoo is, hoeveel meer dan
op papier.
Terwijl zij dit alles onsamenhangend uit
bracht, loodste mevrouw Bean zich de trap
Jaf en de deur uit; toen stond zij een heele
minuut stil en liet de koele lucht over haar
heenwaaïen, voordat zij in staat was om
.verder te gaan.
Intusschen keken juffrouw Salisbury en
•Juffrouw White elkander aan.
„Als het een andere vrouw als mevrouw
Bean ware geweest, zou ik gezegd hebben,
j'dat de heer Howard een avontuurtje had
gehad", barstte juffrouw "White los en zij
sloot haar lippen stijf op elkaar na deze
opmerking.
,,Ik zou nooit aan Frans twijfelen", zei
juffrouw Salisbury. „Maar natuurlijk zou
met sommige vrouwen de toestand zonder
ling geschenen hebben. Zij was zoo opval
lend in de war en zenuwachtig, dat men
gedacht zou hebben, dat wij haar betrapt
aadden, terwijl zij zijn lepels stal".
..Lepels." Een heniimerkig vloog juffrouw
White door het hoofd, die zij begraven had
en oprecht trachtte te vergeten, maar zij
verbond den naam van mevrouw Bean aan
den diefstal van zilver. Het voorval met de
zilverdoos was slechts ter zijde geschoven,
niet vergeten, en een vrouw, die iets nam,
onder welken dwang der omstandigheden
ook, kon ook wat anders nemen.
„Wat is het?" vroeg juffrouw Salisbury,
die scherpe oogen had. „U gelooft toch
niet, dat zij iets weggenomen heeft?"
„Neen. O, zeker niet", zei juffrouw Whi
te met een kleur en al te haastig. „Ik zou
voor niets in de wereld willen, dat u zoo
iets dacht". Een bel, stemmen in de gang
en voetstappen van een man op de trap
deden haar er met verlichting bijvoegen
.,,0, hier is mijnheer Howard. U kunt nu
over den schouwburg afspreken en dan
moet ik gaan"
„Frans!" Zij omhelsde hem vurig. „Ik
wilde je spreken en daarom was juffrouw
White, zoo vriendelijk met me mee te gaan.
Ik zij hield op, sloeg haar oogen neer
en schudde haar armbanden ,,ik kwam
natuurlijk liever niet alleen".
„O, ik ben ook blij u even te kunnea
spreken", zei juffrouw White, wat zuur
glimlachend. „L~ hebt mij een bijdrage be
loofd voor mijn wijkbibliotheek".
„Het spijt me, dat ik het vergeten heb.
Ik zal ze u nu geven". Hij voelde in zijn
zakken en vond niets dan bankbiljetten
en zilver. „O; ik heb een tientje in mijn
postzegeldoos gelegd wat zorgeloos vap
mij, maar ik deed l\et er in, toen ik zat te
schrijven in mijn chambre cloack en mijn
huisjuffrouw mij wat geld bracht. Ik zou
gerust ongeteld geld in deze kamers kun-
cn vol zachie lonkjes, en de portretten
keken vroolijk, omdat zij in dien hemel
zich vonden en zij waren nu vrienden van
het boompje geworden.
Maar het wonder der dingen, die hun
banale vooringenomenlfeid vergaten en het
liemelsche leven genoten, was toch nog
maar een klein wonder, vergeleken bij dnt
anderetoen hij eenmaal in vier wijdge
opende kleine raenschen-oogcn zijn licht,
had doen stralen* Hun gezichtjes waren
vreemd-plechtig naar hem opgeheven,
naar de stenenpracht, die op den jongen
boom gedaald was. Het jongetje, het
kleinste, zette zijn mond er bij open. Zijn
ronde jongenshoofd met het rechtopstaande
haarsprietje, dat grappig-zelfetandig uit
de scheiding sprong, zijn brcede lijfje in
het schort, zijn dunne beentjes en de wol
len pantoffelvoeten, zijn hcele wezentje is
gekeerd naar dien hemel, één verzonken
aandacht. Het kleine vrouwtje (zij is al
elf), al haast een groot mensch, heft het
bleeke, wat vroegwijze gezichtje tot het
lichtend middelpunt op, met ontroerende
kinderlijkheid. Beredderig strijkt zij het
omgekrulde kraagje van het broertje glad
maar de iongen schudt haar van zich af-
hij wil kijken. Zijn kleine handjes grijpen
in elkaar en op zijn verrukt snuitje ver
schijnt een steeds breeder wordende, stil-
gelukkige lach
Tot de kinderen weer weten, wat zij te
doen hebben, en het Kerstlied aanheffen.
Dat is voor onzen 'boom weer de zachie
melodie zijner wouden, maar toch weer
anders, dieper en onmiddellijker. En hij
luistert, luistert om zelf heerlijker te
stralen in die vier kinderoogen, één glans
van geluk
Zóó groote hemel inzulk een klein
vertrek.
En het leven was het licht der men
schen. En het licht schijnt in de duisternis.
Een gescheiden vrouw.
In het tooneelspel „Een gescheiden
vrouw", naar oei roman van Paul Bourget
U-n Divorce, waarvan het Schouwtooneel,
directie Adr. van der Horst en Jan Musch
a. s." Maandag een enkele opvoering zal
geven in den Leidschen Schouwburg, zullen
optreden de dames; Wilh. van der Horst
van der Lugt Melser, Stine van der Gaag,
Lena Kley, C van WarmeloHannaert,
Ma rietje van den Berg en de hecren Ko
van Dijk, Frits Bouwmeester, Jan van Dom-*
melen en S. Parser.
De regie is van Adr. van de-r Horst.
NIEUWE UITGAVEN.
,,Di? kinderen van haar jongen", door Fe-
licie Jehu. Met illustraties van Chr. Damen.
Uitgave: A- V Bruna en Zoon, Utrecht.
...Zeven jongens kruipen in den grond,
ongerekend nog de meisjes en 'n hond."
door A. C- C- de Vletter- Uitgave: A- W.
Bruna en Zoon, Utrecht-.
„Het einde van een jongensoorlog'', door
Joan A- Nieuwenhuys. geïllustreerd door W.
Heskes- Uitgave: Van Holkcma en "Waren-
dorf, Amsterdam
sen Kerstvaoantie in de imeeuw", door
A. B- v- Tienhoven- Uitgave: Van Loghum,
Slaterus en Visser, Arnhem-
...Dc meester van de Blauwe Vlag". Vrij
bewerkt naar het Fransch, van Paul D'Ivoi,
door J. L- ran der M«oer. Uitgave: Drukkerij
Jac. v- Campen, Amsterdam-
..Miss Mousquelerr," naar het Fransch be
werkt van Paul D-Ivoi, door J- L- v- d. Moer-
Uitgave: Drukkerij Jac. v. Campen, Amster
dam-
,.Al ware hetdoor Margreet Dijk
stra Uitg-: Valkhoff en Co. Amersfoort
1920-
j-Sparrebloesem''. door Ethel Turner. Uitg.:
A. TV. Bruna en Zoon, Utrecht.
„Verzen'.', door J- H- Leopold- Uitg.: W.
L- on J- Brusse's Uitg-Mij-, Rotterdam-
,De zoon van den Berenleider", door G-
Holde- Uitg-: v- Hbtkema en Warcniilorf,
Amsterdam-
Tagore en zijn wegbereider", door A- Kla
ver- Uitg.: J. Ploegsma, Zeist.
nen laten liggen, de menschen zijn zoo
eerlijk, clat het aanmoedigt tot
Hij brak ineens af, met de doos in zijn
hand.
„Hé, het is er niet. Ik zal een onderzoek
moeten instellen, maar ik ken de juffrouw
al jaren, en de meid ook ik denk, dat zij
mij weg zouden sturen, als ik iets zei; zij
zoüden boo3 zijn."
„Je kunt zoo -iets niet ongemerkt voorbij
laten gaan", zed juffrouw Salisbury; een
tientje is een tientje En ik moet zeggen,
da.t ik vind, dat die meid een allesbehalve
prettig gezicht heeft. Laat mij haa.r voor jo
ondervragen, Frans."
„Neen, neen. Ik wil je volstrekt geen
moeite geven, lieve", zei de heer Howard
haastig. „Daarenboven, woon ik werkelijk
zoo prettig op deze kamers
„Onzin!" zei juffrouw Salisbury, met
dichtgeknepen lippen en haar hand aan de
schel.
„Wacht 1" zei juffrouw White. „Ik ik
zou niet hellen, aJs ik u was. Ik geloof niet,
dat iemand hier in huis het gelcï genomen
heeft. Waarom zouden zij daar nu, na al
dien tijd. mee beginnen? Als ik mijnheer
Howard was, zou ik er maar geen werk v*a-n
maken."
„Geen werk van makenriep „Salis
bury's beste" uit, dramatisch haar hand uit
strekkend. „Wat bedoelt u daarmee, juf
frouw White? Weet u er iets van?".
Juffrouw White moest er zichzelf aan her
inneren, dat- haar mama spek kooht bij den
vader van juffrouw Salisbury, voordat zij
in staat was met voldoende waardigheid te
antwoorden
„Wat. ik weef, strekt mij slechts tot eer.
Den naam, dien mijn papa mij van koningin
Elisabeth af heeft overgegeven, heb ik.
,,Uren met Andnessen". (Iets over den
geestelijken achtergrond van Anderson's
Sprookjes, verduidolijkt aan fragmenten uit
zijn werken, door Chr. Doorman). Uitgege
ven door de Hollandia-Drukkerij te Baarn-
Louis Bcckc- N-V- Uitgevers-Mij-
„Helen Addir", door Louis Becke- N- V.
Uitgevers-Mij. ..de Zonnebloem", Apeldoorn.
„Zwervers verzen", door C- S Adama van
Scheltema. Uitg-: W- L. en J. Brusse, Rot
terdam.
„Als vrouwen man worden, door Robert
Hickens. Uitg-: A. W- Bruna en Zn-, Utrecht-
„In den réveilkring, door Everard Geirin.
Uitg-: Hollandia-Drukkerij, Baarn 1920-
„Dc Liefde sticht". Almanak voor het jaar
1921. Uitg-: v- Holkcma en WaTendorf, Am
sterdam.
Schaken (Leiddraad - voor de praktijk),
door W- A- T- Schelfhout. Deel A I- Uitg.:
G- B- v. Goor, Gouda-
Dammen, door I- Meijer. Uitg. G. B v.
Goor Zonen. Gouda-
Handleiding tot het Schaakspel, door G-
R Nieuman- Uitg.: G- B- v. Goor Zonen,
Gouda-
De Haagschc Ooievaar of: Weg met de
critiek! door den schrijver van ..Kunst en
Onafhankelijkheid.'' Uitgevers-Mij „Else
vier." Amsterdam.
Meulenhoff's kleine boeken van Groote
schrijvers
..Dc Heks door JC- de Cock.
„Als een veldbloem", Roman door M. 0-
Kooy v- Zeggelen.,
..De drie vrouwen in het heilige woud",
dogr Aug- de Wit-
„Dc Gelukzoeker", door ALbortine Ra-aycr
de Haas. Uitg. Nijgh en v. Ditmar Uitg-Mij-
Rijmpjes en versjes uit de oude doos, ver
zameld- door S- Abramsz-, Met teekeningen
van Jan Sluijters- Uitg J. M- Meulenhoff,
Amsterdam.
Nu de Mos-Groene met 1 Jan. verdwijnt,
maakt de groene Amsterdammer propaganda.
Daarvoor heeft dit weekblad o.m. een werkelijk
goed geslaagde reclameplaat doen teekenen door
Is. van Mens, die het wol doen zal in sprekende
stijl, als cle plaat is gehouden.
Voor allen, die handeldrijven op Engeland
zal zeker welkom zijn het Exportregister, dat
de federatie van Britsche industrieën het licht
deed zien. Het is natuurlijk een lijvig weA,
practisoh en overzichtelijk ingericht.
Men zondit ons toe een proefnummer van een
nieuw weekblad, getiteld De Indische Post. De
naam zegt voldoende, wat beoogd wordt. Hoofd
redacteur is mr. L. J. Plemp van Duiveland.
Een heele schare van wolbekende mannen en
vrouwen hoeft medewerking toegezegd en in 't
eerste nummer reeds verleend, dat een uitste
kenden indruk maakt. De uilgavc wordt in Den
Haag verzorgd.
KALENDERS.
Uitgegeven zijn door:
Firma Weenenlc en Snel, te Den Haag, een
Maandkalender „Ons eigen land", met twaalf
verschillende typische kiekjes uit alle deeton van
ons land;
Nijgh en Van Ditmar's Uitgevers-Mij., <e Rot
terdam. oen wekelijksohe kalender van de Nc-
derl. Alpen-Vereeniging:
Mork's Uitgeverszaak, te Don Haag, een weke-
lijkscbe reclame-kalender;
Stooinververij en Chemische Wasseherij „De
Regenboog", firma Janssen en Bierens, te Til
burg. een wandkalender, met als scliildplaat
een reproductie van den kunstschilder H. Best.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Open brief aan den heer J. C. Donk,
Bondslid, te Oegstgeest.
Hooggeachte Redactie!
Aangezien de heer J. C. Donk mij in
Uw blad van 20 December 1. 1. ter verant
woording roept voor een door mij in Uw
blad geplaatst Ingezonden stuk van 18 De
cember 1. 1. en ik het met des heeren
Donk's beeldspraak: „Spreek waar het
past, maar leer tijdig zwijgen" volkomen
eens ben, kan ik kort zijn, om niet be veel
van uw gastvrijheid in Uw blad over dit
chapiter te vragen.
Daar, waar weinig gezegd wordt, kan ik
hoop ik, onbevlekt gehoudenmaar er zijn
omstandigheden, die mij bekend zijn, welke
mij or toe leiden, de heer Howard te raden
de zaak van het tientje ter wille van ieder
een te laten rusten."
„Goedo hemel!" zei juffrouw Salisbury,
verschrikt, maar niet onder den indruk.
„Wat bedoelt u toch Mijnheer Howard zal
nog gaan denken, dat u mij verdenkt!"
Juffrouw White was niet dikwijls in 't
nauw gebracht, maar zij had nu zoo'n spijt-,
dat zij iets gezegd had, cn was zoo bang,
dat zij zeggen zou, wat zij werkelijk ver
moedde, clat zij beclemaal haa-r hoofd kwijt
raakte.
„Ik wil nies zeggen. Ik kan niets zeggen
Het zijn niet de mensohen hier in huis,
daar ben ik zeker vanen ik kon tooh niet
een onrechtvaardig© verdenking op hen
laten ru6ten, wel? Een goede naam is voor
hen evenveel als voor een ander ,ook al is
de een een dame en de ander een dienst
bode dat ziet u toch ook in V'
Zij hield op, en was op het punt dn tranen
uit te barsten, en het gelaat van juffrouw
Salisbury verandlerde.
„Dame! hè wij zeiden, dat zij er uit
zag alsof zij iets gestolen had. Zij zijn arm
u denkt tooh niet?"
„Neen," riep juffrouw White, in tranen
uitbarstende. „Och, waarom heb ik dets ge
zegd? Maar u moet one pleohtig beloven, op
uw eere woorcl, nooit het minste vermoeden
te laten blijken het zou den heer Bean
zijn dood zijn en ik zou het op mijn gewe
ten hebben evengoed alsof ik Oob, be
loof dat u niets zult zeggen."
„Ik beloof het,"- zei juffrouw Salisbury,
met oogen, die van n ieu wagi erigheid
6ohitterclen, „als u mij óllee wat u mn me
vrouw Been weet, zegt."
dan ook volstaan mefc weiuig woorden het»
artikel van den heer Donk te beantwoor
den.
Allereerst antwoord ik dan op de aauma-
tigende vraag, waar en wanneer ik mij te
beklagen had over het gedrag van H.H.
ambtenaren dat hun zondeuregister zoo
groot is, dat ik wel de helft van de ruimte
^waarover Uw blad bescliikOioodig hebbea
eou om biervan een alphabetische lijst te
maken.
De heer Donk schijnt een groot liefheb
ber van beeldspraak te zijn en begint met
te zeggen, dat ,,wie de schoen past trekt»
hem aan" en nu schijnt de heer Donk een
schoen aangetrokken te hebben die hem
dusdanig knelt, dat hij van de hak op den.
tak springt en het bijgevolg niet verder
heeft kunnen brengen dan van mijn Inge
zonden stuk gebviiik te maken om er (zoo-
alg alle Bondsleden) propaganda voor. zijn
Bond uit te distilleeren.
In plaats van voet bij stuk te houden en
mijn vingerwijzing aan den Minister, om
ons to behoeden voor benoeming van nieu
we Rijksambtenaren die vermeenen dat ztf
op een dergelijke benoeming recht hebben
voor bewezen diensten (sic!) naar zijn mee
ning te weerleggen, zegt hij dat men in ge
breke blijft ambtenaren een behoorlijk be
staan te verzekeren, hun aan willekeur
blootstelt, cn rechtstoestand onthoudt en
laat daarop volgen dat de bond, waarvan hij
lid is, de gemeentebelangen gelijktijdig mefc
de Bondsbelangen dient. Ra, ra, wat is dat?
Ik verklaar zulk een samengaan niet fco
kunnen begrijpen, en de ondervinding op
gedaan te hebben, dat al deze ambtenaars
bonden, in fc kort alle bonden bij elkaar,
steeds de Rijks en gemeentebelangen trach
ten den nek om te draaien en zulks ten
koste der belastingbetalers. Verder beweert
de heer Donk, dat ik heb willen schilderen;
maar dot mijn schilderij is mislukt. Om
een schilderij naar waarde te schatten,
moet men zich de moeite getroosten er
met goed ziende oogen voor te gaan staan
en het in een behoorlijk daglicht te plaat
sen. Daarom, mijnheer, raad ik u, mijn
stuk nog eens te lezen. Misschien vindt u
er dan toch wel een beetje coloriet in (al
tijd met een goede wil).
Uw verdero beeldspraak is als volgtOp
voor het gemeentebelang. Aan de vruchten
kent men den boom.
Do zinspreuk begrijp ik, maar haar
plaatsing in Uw stuk niet.
Wel weet ik, dat menigen boom door de
rottende vruohten die er zijn aangehangen
zijn fieren kruin niet meer kan verheffen,
en dat zijn twijgen als armen aan een dren
keling zijn gaan hangen en zulks, omdat
giftig ongedierte haar de levenssappen ont
nam. In 's Rijks boomgaard hebben wij be
hoefte aan een alleszins bekwaam botanist
die er den bijl en de tang in druft zetten
en den boom in nieuwe aarde verplant,
want, zoolang dat niet gebeurt, zal Neêr-
land's vruchtenboom kwijnen tot groote
vreugde van H.H. Bondsleden, etc., etc.
Dankend voor de verleende plaatsruimte
en mij voornemende op dit ehapitre niet
meer terug te komen,
Verblijf ik. Met hoogachting,
Uw abonné,
D DE VOOGD.
Oegstgeest.
FAILLISSEMENTEN.
Uit Soerabaya wordt d.d. 19 December ge
meld: Verwacht wordt, dat meerdere tweede
handehandelaren de eerstvolgende welken zullen
failleeren. De trust is geheel gedekt.
Uitgesproken:
J. H. van den Berg, winkelier en koopman,
Utrecht. R.-c.: mr. dr. S. van Brakel: curator:
mr. .J. H. van. Maarseveen
D. G. de Bie. sigarenhandelaar. Utrecht. R.-c.:
als boven; cur.: mr. P. Bollefroid.
G. Jongbloed, koopman, Sneek. R.-c.: rnr. H.
Hannema; cur.: mr. M. Koopm&ns, Sneek.
J. van Bebber, caféhouder, te 's-Gravonkago.
R.-c.: mr. H. E. Gort Budde; cnr.: mr. P. R.
Grüben.
M. A. W. Somliroek. te 's-flr&venkage. R.-o.:
mr. 0. W. Sepkes; cur.: mr. J. M. van Stipriaaa
Luïscius.
K. Ziermans, te Söhoveningen. R.-c.: mr. L'.
A. W. Kist; cur. mr. J. G. de Voogt Tamminga.
„Ik beb nooit gozeigd, dat het mevrouw
Bean was," steunde juffrouw White. „Ik
weet zeker, dat ik het niet gezegd heb!"
„Kom, Adazei de heer Howard.
„Laten wo die zaak met rust laten. Ik
wensoh het als niet gebeurd te be«cho»u-
wen."
Hij sloeg zijn beenen over elkaar en
vouwde zijn handen, zooals hij gewoon waa,
als hij voor een groep leerlingen zijn vaste
en onveranderlijke denkbeelden omtrent
zekere betwistbare letterkundige punten
blootlegde, maar zijn verloofde stoorde zioh
daar al niet meer aan.
„Men kan niet doen, alsof iets niet ge
beurd is", zei zo kortaf. „Diat.is belachelijk''
„Belachelijk of niet", zei Howard met ver
hoogde kleur, „ik sta er op. d/atde zaak zoo
wordt opgevat"
Juffrouw Salisbury gluurde listig uit
haair ooghoeken en zag dat zij nu moest toe
geven zij maakte een reusachtige, zedelijke
reserve voor de toekomst.
„Goed", zei ze, vriendelijk. „Als je er
op staat, zal juffrouw White baar geheim
behouden. MaaT i'k beschouw het openbaar
maken van een oneerlijkheid, welke daal
cok, niet als een persoonlijke zaak, maar
als een plicht tegenover de gemeeneohap.
Het kan mij natuurlijk niet schelen, wie je
tientje gestolen hoeft."
,,Het is nu uw zaak nog niet, hè zei
juffrouw White, die zioh merkwaardig gauw
hersteld had, nu het gevaar voorbij was)
„Nu, ik moet tnu weg. Goeden dag."
Juffrouw Salisbury bleef even bij haar
verloofde, om met n adr uk te zoggen
(Wordt vervolgd).