W3. fSG5* CeTDSCH DAGBLAD, Vrijdag 24 December. Derde Blad. Anno 1920. FEUILLETON. De Kerstboom. FEUILLETON IN ONZE STRAAT KUNST EN LETTEREfL INGEZONDEN. Midden op de markt, vlak bij het vlucht- haventje, waar iedereen even met den ab- stxacten verren blik van menschen, die op een doel afgaan* links en rechts kijkt of er ook trams of auto's aankomen, is plotse ling een bosch uit den grond getooverd. Tussclien de stadshuizen, in het nuchtere licht van den middag, te midden van het banale lawaai van druk verkeer, hangt een vreemde, bedwelmende geur. Als je den man met elastieken veters voorbij bent, die plotseling bij je oor los barst, met den kreet: kwaliteit kwaliteit, kom je ln dat wonderlijke dennenbosch, det oprijst op de bolle onvruchtbare keien. In dat bosch, waar de groote boomen als kreupelen wankelend tegen elkander leu nen en droevig-dwaas hun takken uitstrek ken om steun te zoeken en de kleinere op hun wit-houlen, gekruiste voetstukjes een figuur hebben als kwamen zij uit een speelgoeddoos tusschen die onwezenlijke boomen hangt niet de zwoele aardlucht der herfstwouden of de prikkelend-frissche aro ma van het winterlijke bosch, maar alleen oen te scherpe, harsachtige dennengeur, als een essenceNiet is er de intieme at mosfeer en het goudgroene licht van tus schen de stammen daar buiten op het wijde land hier in de enge beslotenheid hangt een onaangename, nuchtere schemer. Er is geen schaduwige geheimzinnigheid, geen zonnfcfonkeling, ook niet het trippelende, tjilpende leven der seizoenen en het wui vende, schuifelende geprevel van kroon tot kroon Niet op mos en gladde dennen naalden zetten wij onzen voorzichtigen voet over het cenige pad in dit stads plein-woud gaan de menschen met „klin kende stappen, zij loop en er in steedscheh overvloed van kleeding: hoed, boa, para- pluie, taschje; en praten en marcliandee- ren met zakelijke, luide stemmen. Men zoekt zijn boom uit met de beschaafde on verschilligheid der gegoeden of met de zorg lijke, afdringende tfyughoudenheid der armen. Als gold het een banale koopwaar, worden de kinderen van het bosch aange prezen en "afgekeurd, uitgezocht en ver sjacherd. Nooit zullen zij weer roerloos staan in het zwijgende wonder van den vroegen mor gen, nooit zullen hun paarsige stammen weer opleven in de laatste, lange lichtstre pen van de dalende zon. De groote boomen worden op karren ge laden en sidderend' cn schokkend wegge dragen zij weten niet waarheen. De kleine boompjes komen in de armen van vriendelijk© pa's en resoluut beredderende moeders, om in triumf te worden meege voerd. Eén boompje, het is het kleinste van heel de markt, en zóó nietig, dat men het haast over zou slaan, is de buit van een vrouw even arm en onaanzienlijk als het zelf is. Zij draagt het met zich mee, langs 'den man met den elastieken veters, wiens krijschende stem: kwaliteit, kwaliteit roept. Maar dat geschreeuw gaat voorbij aan het kleine denneboompje, dat zijn laatste glo rie zal gaan beleven. In de enge, muffe „mooie kamer" van de arrnoe, waar het riekt naar kamfer en bedorven lucht, staat thans het denne boompje, dat diep in zijn kleine hart de herinnering heeft bewaard aan zijn jeug dige leven, vèr in het wijde wonder der wouden de eeuwige zang der boomtoppen is de melodie, die in hem naruischt. Het boompje staat midden op de tafel, die met een rood-en-zwart kleed is bedekt, boven op den schuinen tafellooper. Het is vreemd-ongezellig in de kamer hij, het kleine kind van het bosch, lijkt thans een kamerplant, geduldig in zijn groene, ste kelige pakje; met zijn punt raakt hij net aan het engeltje, dat onder de petroleum lamp bengelt. Hij kijkt rond naar al de dwaze dingen van eiken dag; de dingen, die hier thuis behoorende porseleinen fruitvrouw op de schoorsteenmantel, die smachtend naar links staart, en den porse leinen groenteman, die wanhopige pogin gen doet naar rechts om het vrouwtje in het oog te krijgen maar het lukt niet, want de notenhoten klok, met zijn brutale effen gezicht staat hun in den weg. Nog meer zijn er om hem heen, pulletjes en prulletjes in onnoodige volte en vele bot- laohende gezichten in bewerkte portret- lijstjes die allen voor zich kijken en d<en groenen indringer uit de bosschen niet meetellen. De vier reolitvormige stoelen en de schreeuwerig-gouden spreuk van „oost west, thuis best" aan den muur. en het stofdoekmandje, zij willen allemaal niets weten van de zachte melodie, die in hem is. want zij zijn de wettige bewoners dier kamer, en in hen is alleen nog maar het banale groote-stadsgeluid, dat vreemd is aan het dagelijkseh vernieuwend won der des Levens. Hij is alléén, heel vèr van zijn makkers in het bosch, nu tusschen al die vijandige dingen in, die hem benauwen met hun norsche stilzwijgen. Maar, gelukkig, het zwijgen heeft uit, want een knarsend geluid aan de deur en de vrouw, wier armen hem hierheen brach ten, staat bij hem. Zij heeft in haar hand tien witte, dunne staakjes, als de witte kaarsen van den denneboom in de lente, maar het zijn wassen kaarsjes, en die ko men tusschen zijn stekelige takken te zitten, vast,geknepen en gouden dennenappels en een zilveren ster (hij was uit het hoedje van een medicijnfKsch geknipt), maar dat begreep het boompje zoo niet, en dnn nog een mooi witdonzig engeltje.. Zijn nieuwe bezitster kijkt eens, vol voor voelende verwachting, naar wat zij heeft tot stand gebracht en zij schuift het plech tige, roodpluchen album en de kaarten- coupe op zij, mijmerend. Tot de voordeur met veel gestommel wordt opengeduwd en heldere, hooge stemmetjes roepen: Moeder, waar blijf je toch; dan glijdt over het moede, en anders wat wantrouwige ge zicht (want de wereld is zoo slecht) een stlJ licht van jonge guitigheid en het denne boompje krijgt een gevoel of de zon zóó door zou breken en het vogelengerèl weer tusschen detakken zou klinken. Dan gaat die vrouw, die bij hem zich ^eg-droomde, weer van hem vandaan. En op zijn tafel, met het rood-en-zwarte kleed bedekt, blijft eenzaam achter het groene kereltje uit het bosch, nog napein zend over dien zonnestraal, die zoo juist langs hem gleed. Maai- het vreemdste zou nog met den kleinen, dapperen den gebeuren. Het was avond geworden, van dien dag. Stilaan had hij de schaduw zien kruipen uit de verste hoeken, langzaam overhui vend de willooze dingen, al maar verder, tot ook zijn friseh-groen was vervaald onder de aanraking dier loome hand. Zóó, als de dingen nu waren, was het hem al wat be haaglijker te moede, schoon de wijd-open naoht van zijn bosch nooit zoo verstikkend- zwart was geweest. - Mèt het komen der duisternis was het verstildeer gonsde het aan, duidelijker geluid, zoemend van ver weg, echter niet dan in het daglicht. De melodie der «1 n- kere boomkruinen was het niettoch klonk het troostend. Tot opeens een diepe, senore toon, zwaar en plechtstatig, openberstte: het woren de klokken, die het feest aan kondigden. En mèt, dat hem de nieuwe muziek door trilde, klonk er door heen, thans lieel dichtbij, het knarsen van het slot; de vrouiv, hij had haar gelaat niet ver geten was er weer. Ditmaal bedrijvig om hem heen lo'opend, rnet een flikkerend vlammetje op een stokje, een kleine dan sende ster. 'Vèr, o, eindeloos ver hadden hem altijd de sterren geschenen, in die lange, geluid- looze winternachten in het bosch. Maar nu. zij waren naar hem toe gekomen, tus schen zijn stekelige takken straalden hem blijde gezichtjes, hij was zelf een bund'el van sterren, al-stralende, jubelende zon nen En zie, de vijandschap om hem heen verdween in'een milden, innigen glans. Dc pulletjes en prulletjes waren levend Naar het Engelsch van J. E. BUCKROSE. (Nadruk verboden.) *4) Volstrekt geen boodschap dank u. Het jtvas niets van belang. Ik ik wilde alleen fcneer weten of ik begrepen had, wat hij ;in zijn laatste lezing over Miranda zei; imen kan het nooit weten, zooals Herbert altijd zegt, het is vtfor een man zoo ga- makkelijk cfe beweegredenen van 'n vrouw verkeerd op te vatten, en als dat in het werkelijke leven zoo is, hoeveel meer dan op papier. Terwijl zij dit alles onsamenhangend uit bracht, loodste mevrouw Bean zich de trap Jaf en de deur uit; toen stond zij een heele minuut stil en liet de koele lucht over haar heenwaaïen, voordat zij in staat was om .verder te gaan. Intusschen keken juffrouw Salisbury en •Juffrouw White elkander aan. „Als het een andere vrouw als mevrouw Bean ware geweest, zou ik gezegd hebben, j'dat de heer Howard een avontuurtje had gehad", barstte juffrouw "White los en zij sloot haar lippen stijf op elkaar na deze opmerking. ,,Ik zou nooit aan Frans twijfelen", zei juffrouw Salisbury. „Maar natuurlijk zou met sommige vrouwen de toestand zonder ling geschenen hebben. Zij was zoo opval lend in de war en zenuwachtig, dat men gedacht zou hebben, dat wij haar betrapt aadden, terwijl zij zijn lepels stal". ..Lepels." Een heniimerkig vloog juffrouw White door het hoofd, die zij begraven had en oprecht trachtte te vergeten, maar zij verbond den naam van mevrouw Bean aan den diefstal van zilver. Het voorval met de zilverdoos was slechts ter zijde geschoven, niet vergeten, en een vrouw, die iets nam, onder welken dwang der omstandigheden ook, kon ook wat anders nemen. „Wat is het?" vroeg juffrouw Salisbury, die scherpe oogen had. „U gelooft toch niet, dat zij iets weggenomen heeft?" „Neen. O, zeker niet", zei juffrouw Whi te met een kleur en al te haastig. „Ik zou voor niets in de wereld willen, dat u zoo iets dacht". Een bel, stemmen in de gang en voetstappen van een man op de trap deden haar er met verlichting bijvoegen .,,0, hier is mijnheer Howard. U kunt nu over den schouwburg afspreken en dan moet ik gaan" „Frans!" Zij omhelsde hem vurig. „Ik wilde je spreken en daarom was juffrouw White, zoo vriendelijk met me mee te gaan. Ik zij hield op, sloeg haar oogen neer en schudde haar armbanden ,,ik kwam natuurlijk liever niet alleen". „O, ik ben ook blij u even te kunnea spreken", zei juffrouw White, wat zuur glimlachend. „L~ hebt mij een bijdrage be loofd voor mijn wijkbibliotheek". „Het spijt me, dat ik het vergeten heb. Ik zal ze u nu geven". Hij voelde in zijn zakken en vond niets dan bankbiljetten en zilver. „O; ik heb een tientje in mijn postzegeldoos gelegd wat zorgeloos vap mij, maar ik deed l\et er in, toen ik zat te schrijven in mijn chambre cloack en mijn huisjuffrouw mij wat geld bracht. Ik zou gerust ongeteld geld in deze kamers kun- cn vol zachie lonkjes, en de portretten keken vroolijk, omdat zij in dien hemel zich vonden en zij waren nu vrienden van het boompje geworden. Maar het wonder der dingen, die hun banale vooringenomenlfeid vergaten en het liemelsche leven genoten, was toch nog maar een klein wonder, vergeleken bij dnt anderetoen hij eenmaal in vier wijdge opende kleine raenschen-oogcn zijn licht, had doen stralen* Hun gezichtjes waren vreemd-plechtig naar hem opgeheven, naar de stenenpracht, die op den jongen boom gedaald was. Het jongetje, het kleinste, zette zijn mond er bij open. Zijn ronde jongenshoofd met het rechtopstaande haarsprietje, dat grappig-zelfetandig uit de scheiding sprong, zijn brcede lijfje in het schort, zijn dunne beentjes en de wol len pantoffelvoeten, zijn hcele wezentje is gekeerd naar dien hemel, één verzonken aandacht. Het kleine vrouwtje (zij is al elf), al haast een groot mensch, heft het bleeke, wat vroegwijze gezichtje tot het lichtend middelpunt op, met ontroerende kinderlijkheid. Beredderig strijkt zij het omgekrulde kraagje van het broertje glad maar de iongen schudt haar van zich af- hij wil kijken. Zijn kleine handjes grijpen in elkaar en op zijn verrukt snuitje ver schijnt een steeds breeder wordende, stil- gelukkige lach Tot de kinderen weer weten, wat zij te doen hebben, en het Kerstlied aanheffen. Dat is voor onzen 'boom weer de zachie melodie zijner wouden, maar toch weer anders, dieper en onmiddellijker. En hij luistert, luistert om zelf heerlijker te stralen in die vier kinderoogen, één glans van geluk Zóó groote hemel inzulk een klein vertrek. En het leven was het licht der men schen. En het licht schijnt in de duisternis. Een gescheiden vrouw. In het tooneelspel „Een gescheiden vrouw", naar oei roman van Paul Bourget U-n Divorce, waarvan het Schouwtooneel, directie Adr. van der Horst en Jan Musch a. s." Maandag een enkele opvoering zal geven in den Leidschen Schouwburg, zullen optreden de dames; Wilh. van der Horst van der Lugt Melser, Stine van der Gaag, Lena Kley, C van WarmeloHannaert, Ma rietje van den Berg en de hecren Ko van Dijk, Frits Bouwmeester, Jan van Dom-* melen en S. Parser. De regie is van Adr. van de-r Horst. NIEUWE UITGAVEN. ,,Di? kinderen van haar jongen", door Fe- licie Jehu. Met illustraties van Chr. Damen. Uitgave: A- V Bruna en Zoon, Utrecht. ...Zeven jongens kruipen in den grond, ongerekend nog de meisjes en 'n hond." door A. C- C- de Vletter- Uitgave: A- W. Bruna en Zoon, Utrecht-. „Het einde van een jongensoorlog'', door Joan A- Nieuwenhuys. geïllustreerd door W. Heskes- Uitgave: Van Holkcma en "Waren- dorf, Amsterdam sen Kerstvaoantie in de imeeuw", door A. B- v- Tienhoven- Uitgave: Van Loghum, Slaterus en Visser, Arnhem- ...Dc meester van de Blauwe Vlag". Vrij bewerkt naar het Fransch, van Paul D'Ivoi, door J. L- ran der M«oer. Uitgave: Drukkerij Jac. v- Campen, Amsterdam- ..Miss Mousquelerr," naar het Fransch be werkt van Paul D-Ivoi, door J- L- v- d. Moer- Uitgave: Drukkerij Jac. v. Campen, Amster dam- ,.Al ware hetdoor Margreet Dijk stra Uitg-: Valkhoff en Co. Amersfoort 1920- j-Sparrebloesem''. door Ethel Turner. Uitg.: A. TV. Bruna en Zoon, Utrecht. „Verzen'.', door J- H- Leopold- Uitg.: W. L- on J- Brusse's Uitg-Mij-, Rotterdam- ,De zoon van den Berenleider", door G- Holde- Uitg-: v- Hbtkema en Warcniilorf, Amsterdam- Tagore en zijn wegbereider", door A- Kla ver- Uitg.: J. Ploegsma, Zeist. nen laten liggen, de menschen zijn zoo eerlijk, clat het aanmoedigt tot Hij brak ineens af, met de doos in zijn hand. „Hé, het is er niet. Ik zal een onderzoek moeten instellen, maar ik ken de juffrouw al jaren, en de meid ook ik denk, dat zij mij weg zouden sturen, als ik iets zei; zij zoüden boo3 zijn." „Je kunt zoo -iets niet ongemerkt voorbij laten gaan", zed juffrouw Salisbury; een tientje is een tientje En ik moet zeggen, da.t ik vind, dat die meid een allesbehalve prettig gezicht heeft. Laat mij haa.r voor jo ondervragen, Frans." „Neen, neen. Ik wil je volstrekt geen moeite geven, lieve", zei de heer Howard haastig. „Daarenboven, woon ik werkelijk zoo prettig op deze kamers „Onzin!" zei juffrouw Salisbury, met dichtgeknepen lippen en haar hand aan de schel. „Wacht 1" zei juffrouw White. „Ik ik zou niet hellen, aJs ik u was. Ik geloof niet, dat iemand hier in huis het gelcï genomen heeft. Waarom zouden zij daar nu, na al dien tijd. mee beginnen? Als ik mijnheer Howard was, zou ik er maar geen werk v*a-n maken." „Geen werk van makenriep „Salis bury's beste" uit, dramatisch haar hand uit strekkend. „Wat bedoelt u daarmee, juf frouw White? Weet u er iets van?". Juffrouw White moest er zichzelf aan her inneren, dat- haar mama spek kooht bij den vader van juffrouw Salisbury, voordat zij in staat was met voldoende waardigheid te antwoorden „Wat. ik weef, strekt mij slechts tot eer. Den naam, dien mijn papa mij van koningin Elisabeth af heeft overgegeven, heb ik. ,,Uren met Andnessen". (Iets over den geestelijken achtergrond van Anderson's Sprookjes, verduidolijkt aan fragmenten uit zijn werken, door Chr. Doorman). Uitgege ven door de Hollandia-Drukkerij te Baarn- Louis Bcckc- N-V- Uitgevers-Mij- „Helen Addir", door Louis Becke- N- V. Uitgevers-Mij. ..de Zonnebloem", Apeldoorn. „Zwervers verzen", door C- S Adama van Scheltema. Uitg-: W- L. en J. Brusse, Rot terdam. „Als vrouwen man worden, door Robert Hickens. Uitg-: A. W- Bruna en Zn-, Utrecht- „In den réveilkring, door Everard Geirin. Uitg-: Hollandia-Drukkerij, Baarn 1920- „Dc Liefde sticht". Almanak voor het jaar 1921. Uitg-: v- Holkcma en WaTendorf, Am sterdam. Schaken (Leiddraad - voor de praktijk), door W- A- T- Schelfhout. Deel A I- Uitg.: G- B- v. Goor, Gouda- Dammen, door I- Meijer. Uitg. G. B v. Goor Zonen. Gouda- Handleiding tot het Schaakspel, door G- R Nieuman- Uitg.: G- B- v. Goor Zonen, Gouda- De Haagschc Ooievaar of: Weg met de critiek! door den schrijver van ..Kunst en Onafhankelijkheid.'' Uitgevers-Mij „Else vier." Amsterdam. Meulenhoff's kleine boeken van Groote schrijvers ..Dc Heks door JC- de Cock. „Als een veldbloem", Roman door M. 0- Kooy v- Zeggelen., ..De drie vrouwen in het heilige woud", dogr Aug- de Wit- „Dc Gelukzoeker", door ALbortine Ra-aycr de Haas. Uitg. Nijgh en v. Ditmar Uitg-Mij- Rijmpjes en versjes uit de oude doos, ver zameld- door S- Abramsz-, Met teekeningen van Jan Sluijters- Uitg J. M- Meulenhoff, Amsterdam. Nu de Mos-Groene met 1 Jan. verdwijnt, maakt de groene Amsterdammer propaganda. Daarvoor heeft dit weekblad o.m. een werkelijk goed geslaagde reclameplaat doen teekenen door Is. van Mens, die het wol doen zal in sprekende stijl, als cle plaat is gehouden. Voor allen, die handeldrijven op Engeland zal zeker welkom zijn het Exportregister, dat de federatie van Britsche industrieën het licht deed zien. Het is natuurlijk een lijvig weA, practisoh en overzichtelijk ingericht. Men zondit ons toe een proefnummer van een nieuw weekblad, getiteld De Indische Post. De naam zegt voldoende, wat beoogd wordt. Hoofd redacteur is mr. L. J. Plemp van Duiveland. Een heele schare van wolbekende mannen en vrouwen hoeft medewerking toegezegd en in 't eerste nummer reeds verleend, dat een uitste kenden indruk maakt. De uilgavc wordt in Den Haag verzorgd. KALENDERS. Uitgegeven zijn door: Firma Weenenlc en Snel, te Den Haag, een Maandkalender „Ons eigen land", met twaalf verschillende typische kiekjes uit alle deeton van ons land; Nijgh en Van Ditmar's Uitgevers-Mij., <e Rot terdam. oen wekelijksohe kalender van de Nc- derl. Alpen-Vereeniging: Mork's Uitgeverszaak, te Don Haag, een weke- lijkscbe reclame-kalender; Stooinververij en Chemische Wasseherij „De Regenboog", firma Janssen en Bierens, te Til burg. een wandkalender, met als scliildplaat een reproductie van den kunstschilder H. Best. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie) Open brief aan den heer J. C. Donk, Bondslid, te Oegstgeest. Hooggeachte Redactie! Aangezien de heer J. C. Donk mij in Uw blad van 20 December 1. 1. ter verant woording roept voor een door mij in Uw blad geplaatst Ingezonden stuk van 18 De cember 1. 1. en ik het met des heeren Donk's beeldspraak: „Spreek waar het past, maar leer tijdig zwijgen" volkomen eens ben, kan ik kort zijn, om niet be veel van uw gastvrijheid in Uw blad over dit chapiter te vragen. Daar, waar weinig gezegd wordt, kan ik hoop ik, onbevlekt gehoudenmaar er zijn omstandigheden, die mij bekend zijn, welke mij or toe leiden, de heer Howard te raden de zaak van het tientje ter wille van ieder een te laten rusten." „Goedo hemel!" zei juffrouw Salisbury, verschrikt, maar niet onder den indruk. „Wat bedoelt u toch Mijnheer Howard zal nog gaan denken, dat u mij verdenkt!" Juffrouw White was niet dikwijls in 't nauw gebracht, maar zij had nu zoo'n spijt-, dat zij iets gezegd had, cn was zoo bang, dat zij zeggen zou, wat zij werkelijk ver moedde, clat zij beclemaal haa-r hoofd kwijt raakte. „Ik wil nies zeggen. Ik kan niets zeggen Het zijn niet de mensohen hier in huis, daar ben ik zeker vanen ik kon tooh niet een onrechtvaardig© verdenking op hen laten ru6ten, wel? Een goede naam is voor hen evenveel als voor een ander ,ook al is de een een dame en de ander een dienst bode dat ziet u toch ook in V' Zij hield op, en was op het punt dn tranen uit te barsten, en het gelaat van juffrouw Salisbury verandlerde. „Dame! hè wij zeiden, dat zij er uit zag alsof zij iets gestolen had. Zij zijn arm u denkt tooh niet?" „Neen," riep juffrouw White, in tranen uitbarstende. „Och, waarom heb ik dets ge zegd? Maar u moet one pleohtig beloven, op uw eere woorcl, nooit het minste vermoeden te laten blijken het zou den heer Bean zijn dood zijn en ik zou het op mijn gewe ten hebben evengoed alsof ik Oob, be loof dat u niets zult zeggen." „Ik beloof het,"- zei juffrouw Salisbury, met oogen, die van n ieu wagi erigheid 6ohitterclen, „als u mij óllee wat u mn me vrouw Been weet, zegt." dan ook volstaan mefc weiuig woorden het» artikel van den heer Donk te beantwoor den. Allereerst antwoord ik dan op de aauma- tigende vraag, waar en wanneer ik mij te beklagen had over het gedrag van H.H. ambtenaren dat hun zondeuregister zoo groot is, dat ik wel de helft van de ruimte ^waarover Uw blad bescliikOioodig hebbea eou om biervan een alphabetische lijst te maken. De heer Donk schijnt een groot liefheb ber van beeldspraak te zijn en begint met te zeggen, dat ,,wie de schoen past trekt» hem aan" en nu schijnt de heer Donk een schoen aangetrokken te hebben die hem dusdanig knelt, dat hij van de hak op den. tak springt en het bijgevolg niet verder heeft kunnen brengen dan van mijn Inge zonden stuk gebviiik te maken om er (zoo- alg alle Bondsleden) propaganda voor. zijn Bond uit te distilleeren. In plaats van voet bij stuk te houden en mijn vingerwijzing aan den Minister, om ons to behoeden voor benoeming van nieu we Rijksambtenaren die vermeenen dat ztf op een dergelijke benoeming recht hebben voor bewezen diensten (sic!) naar zijn mee ning te weerleggen, zegt hij dat men in ge breke blijft ambtenaren een behoorlijk be staan te verzekeren, hun aan willekeur blootstelt, cn rechtstoestand onthoudt en laat daarop volgen dat de bond, waarvan hij lid is, de gemeentebelangen gelijktijdig mefc de Bondsbelangen dient. Ra, ra, wat is dat? Ik verklaar zulk een samengaan niet fco kunnen begrijpen, en de ondervinding op gedaan te hebben, dat al deze ambtenaars bonden, in fc kort alle bonden bij elkaar, steeds de Rijks en gemeentebelangen trach ten den nek om te draaien en zulks ten koste der belastingbetalers. Verder beweert de heer Donk, dat ik heb willen schilderen; maar dot mijn schilderij is mislukt. Om een schilderij naar waarde te schatten, moet men zich de moeite getroosten er met goed ziende oogen voor te gaan staan en het in een behoorlijk daglicht te plaat sen. Daarom, mijnheer, raad ik u, mijn stuk nog eens te lezen. Misschien vindt u er dan toch wel een beetje coloriet in (al tijd met een goede wil). Uw verdero beeldspraak is als volgtOp voor het gemeentebelang. Aan de vruchten kent men den boom. Do zinspreuk begrijp ik, maar haar plaatsing in Uw stuk niet. Wel weet ik, dat menigen boom door de rottende vruohten die er zijn aangehangen zijn fieren kruin niet meer kan verheffen, en dat zijn twijgen als armen aan een dren keling zijn gaan hangen en zulks, omdat giftig ongedierte haar de levenssappen ont nam. In 's Rijks boomgaard hebben wij be hoefte aan een alleszins bekwaam botanist die er den bijl en de tang in druft zetten en den boom in nieuwe aarde verplant, want, zoolang dat niet gebeurt, zal Neêr- land's vruchtenboom kwijnen tot groote vreugde van H.H. Bondsleden, etc., etc. Dankend voor de verleende plaatsruimte en mij voornemende op dit ehapitre niet meer terug te komen, Verblijf ik. Met hoogachting, Uw abonné, D DE VOOGD. Oegstgeest. FAILLISSEMENTEN. Uit Soerabaya wordt d.d. 19 December ge meld: Verwacht wordt, dat meerdere tweede handehandelaren de eerstvolgende welken zullen failleeren. De trust is geheel gedekt. Uitgesproken: J. H. van den Berg, winkelier en koopman, Utrecht. R.-c.: mr. dr. S. van Brakel: curator: mr. .J. H. van. Maarseveen D. G. de Bie. sigarenhandelaar. Utrecht. R.-c.: als boven; cur.: mr. P. Bollefroid. G. Jongbloed, koopman, Sneek. R.-c.: rnr. H. Hannema; cur.: mr. M. Koopm&ns, Sneek. J. van Bebber, caféhouder, te 's-Gravonkago. R.-c.: mr. H. E. Gort Budde; cnr.: mr. P. R. Grüben. M. A. W. Somliroek. te 's-flr&venkage. R.-o.: mr. 0. W. Sepkes; cur.: mr. J. M. van Stipriaaa Luïscius. K. Ziermans, te Söhoveningen. R.-c.: mr. L'. A. W. Kist; cur. mr. J. G. de Voogt Tamminga. „Ik beb nooit gozeigd, dat het mevrouw Bean was," steunde juffrouw White. „Ik weet zeker, dat ik het niet gezegd heb!" „Kom, Adazei de heer Howard. „Laten wo die zaak met rust laten. Ik wensoh het als niet gebeurd te be«cho»u- wen." Hij sloeg zijn beenen over elkaar en vouwde zijn handen, zooals hij gewoon waa, als hij voor een groep leerlingen zijn vaste en onveranderlijke denkbeelden omtrent zekere betwistbare letterkundige punten blootlegde, maar zijn verloofde stoorde zioh daar al niet meer aan. „Men kan niet doen, alsof iets niet ge beurd is", zei zo kortaf. „Diat.is belachelijk'' „Belachelijk of niet", zei Howard met ver hoogde kleur, „ik sta er op. d/atde zaak zoo wordt opgevat" Juffrouw Salisbury gluurde listig uit haair ooghoeken en zag dat zij nu moest toe geven zij maakte een reusachtige, zedelijke reserve voor de toekomst. „Goed", zei ze, vriendelijk. „Als je er op staat, zal juffrouw White baar geheim behouden. MaaT i'k beschouw het openbaar maken van een oneerlijkheid, welke daal cok, niet als een persoonlijke zaak, maar als een plicht tegenover de gemeeneohap. Het kan mij natuurlijk niet schelen, wie je tientje gestolen hoeft." ,,Het is nu uw zaak nog niet, hè zei juffrouw White, die zioh merkwaardig gauw hersteld had, nu het gevaar voorbij was) „Nu, ik moet tnu weg. Goeden dag." Juffrouw Salisbury bleef even bij haar verloofde, om met n adr uk te zoggen (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 9