Ho. 18608 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 October. Tweede Blad. Anno 1020. TWEEDE KAMER FEUILLETON IN BTEAAT (Vergadering van gisteren. Herziening gemeentelijk belastinggebied. Aan de orde is de verdere behandeling van-liet wetsontwerp tot wijziging der Ge meentewet en van do Wet op do inkomsten belasting 1914. Het amondement-J. ter Laan (den ge- meentr.n de bevoegdheid gevend om een eigen grondbelasting te heffen) wordt ver worpen mot 44 tegen 25 stemmen. Aan de orde is art, 242b (bijzondere be last'nge.o. gebouwd en ongebouwd. De heer DE W1JCKERSL00TH DE WEERDESTEIJN (R.-K.) verdedigt zijn amendement, om de bijzondere belasting niet te heffen van terreinen, die in do toe komst als bouwterreinen zijn bedoeld. Hot is nimmer zeker, dat een terrein, dat is aangawezen als bouwterrein, dat inderdaad in de naaste toekomst zal worden. De Re- geeringsbepaling is vooral bezwaarlijk voor gemeenten, die geen uitbreidingsplan heb ben, waardoor moeilijk is vast to stellen, wat bouwterreinen zijn. Do beer DE GEER (C.-H.) betoogt, dat do regeling, welke dc heer De Wyckerslooth voorstelt, feitelijk een Wertzuwachssteur is en daarom niet kan worden aanvaard. De waard ever meerderingsbelasting is juist uit het ontwerp genomen. De MINISTER VAN FINANCIËN, de lieer DE VRIES, bestrijdt het- amendement dat juist zal tegen houden, dat terreinen voor bouwgrond gebruikt worden, omdat dan de belasting betaald worden. Voorts el uit spr. zich bij den beer Do Geer aan. Spr. brengt een wijziging aan in bet arti kel, waar loor dit niet betreft „gronden", maar bouwterreinen", gelegen aan be staande straten, grachten en pleinen. De heer HEEMSKERK (A.-R.) meent, dat bier een misverstand is ontstaan. Wat dc heer De Wyckerslooth wil is z. i. geen waardevermeerdering. De heer DE HONTé-VERLOREN (A.-R.) is het niet met den Minister eens, dat een jaarlijksche belasting de speculatie tegen houdt. Dat is een illusie en daarvoor be hoeft de Minister niet een belasting in te stellen. De heer VAN DOORN (U. L.) bestrijdt den rechtsgrond van het artikel. Er is geen enkele reden om voor geld in bouwterreinen belegd, nog eens extra te latcrï betalen. Bovendien is moeilijk te bepalen wat bouw terrein is en vast staat ook niet, dat het bouwterrein zal blij vb n. De heer VAN BERESTEYN (V.-D.) be et rijijdt eveneens het artikel. De hèer HEEMSKERK (A.-R.) dient ccn sub-amendement in om de belasting te doen heffen van het moment af, dat de over dracht voor bouwterrein heeft plaats gohad. De MINISTER, de heer DE VRIES, acht het sub-amendement niet juist; een derge lijke regeling is niet in het belang der ge meenten. Do rechtsgrond is hier in gelegen, dat de gemeentelijke werkzaamheid een be langrijke factor is voor de waarde van het bouwterrein. Een buitenplaats als „Zorg vliet" valt niet onder het artikel, dat uit drukkelijk van bouwterrein spreekt. Maar wel valt er onder de grond van een kleinen tuinder, welke in het bebouwde gedeelte een er gemeente is gelegen. Heb sub-amendement-Heemskerk wordt met 63 tegen 3 stemmen verworpen. Het eerste deel van het amendement-De Wyckerslooth (om geen belasting te heffen van toekomstigo bouwterreinert) wordt mot 36 geten 31 6temmen verworpen). Het tweede deel van het amendement-De Wyckerslooth wordt ingetrokken. Art. 242b (Rijksgrondbelasting) wordt met 62 tegen 11 stemmen aangenomen. Bij art. 22e (zakelijke bedrijfsbelasting) licht de heer VAN BERESTEYN (V.-D.) een amendement toe, om voor de uitzonde ring ten aanzien van winkels, kantoren en stations in de wet geen loongrens van f 7500 op te nemen. De heer J. TER LAAN (S. D. A. P.) licht een amendem-mb toe om de uitzondering van winkels, kantoren cn stations te laten vervallen en dc grens van bedrijven niet te stellen op gemiddeld 10, maar op gemiddeld arbeiders. De heer DRION (V.-L.) heeft bezwaren tegen deze bedrijfsbelasting. Wil men de bedrijven treffen dan moet het in de winst zijn. De regeling van bet ontwerp moet on billijk werken. De heer DE WYCKERSLOOTH (R.-K.) verklaart zich voor bet amendement-Ter Laan om winkels, kantoren en stations biet uit to zonderen. De heer SCHOKKING (C.-H.) bestrijdt cle bedrijfsbelasting. Men moet juist in dezen tijd moeilijkbeden voor de bedrijven uit den weg ruimen. De heer VAN BERESTEIJN (V. D.) on dersteunt de amendementen-Ter Laan. Spr. bestrijdt den heer Drion. De bedrij ven profitceren eenerzijcfc van de gemeenten., en maken anderzijds de kosten grooter. De heer REYMER (R.-K.) acht een be drijfsbelasting niet onbillijkmaar de ge meenten moeten oppassen daarmede niet te ver te gaan. De MINISTER, de heer DE VRIES, be toogt, dat het voor de gemeenten een te leurstelling zou zijn, indien deze belasting kwam te vervallen. Maar hij heeft bezwaar tegen opheffing van c3e uitzondering voor winkels, kantoren en stations. Spr .acht het gewenscht ter bescherming van de bedrijven de belastinggrens in de wet te behouden. De loongrens zal in een algemeenen maat regel van bestuur worden opgenomen, zoo- dat deze, overeenkomstig het amendement- Van Beresteijn uit het artikel vervalt. De belasting, bedragende nooit meer dan f 12 per arbeider, is bedoeld van den lOden ar beider af. Bij de replieken spreekt, nog de heer BO- MANS (R.-K.), die de bedrijfsbelasting ver dedigt, in verband met de kosten welke de bedrijven, dbor hun vaak groot aantal ar beiders, voor de gemeenten met zich bren gen. Dc heer J. TER LAAN (S. D. A. P.) wij zigt zijn amendement aldtis, dat alleen de uitzondering voor winkels cn kantoren moet komen te vervallen De heer VAN BERESTEYN (V.-D.) dient een amendement in om het maximum be lastingbedrag van f 12 per arbeider van den lOden arbeider af, niet in de wet vast te leggen. De MINISTER, de heer DE VRIES, be antwoordde nog nader de sprekers. De beraadslaging wordt gesloten. Dins dag hebben de stemmingen plaats. Devergadering wordt verdaagd tot Dins dag a*s. één uur. Herziening van de Leerplichtwet. Dc Onderwijsraad heeft het volgende rap port uitgebracht inzake het ontwerp van wet tot gedeeltelijke herziening van de Leerplichtwet. Zooals reeds in zijn rapport in -zake het ontwerp van wet op het Lagcr-On der wijs werd opgemerkt, is de Raad van oordeel, dat zoo spoedig mogelijk dient te worden ovegegaan tot de invoering van een ver plicht 8ste leerjaar de bezwaren hiertegen, zoo wat betreft heb gebrek aan leerkrachten als bet niet aanwezig zijn van do benoodig- cïo lokaliteiten, zouden door een ruimen overgangstermijn kunnen worden ondervan gen de achtjarige leerverplichting dient echter in de wet te worden vastgelegd, op dat zij na verloop van den thans te stellen overgangstijd als wettelijke plicht vast staat zoowel bij den verbouw van 6cholen, noodig gemaakt door de m het ontwerp voorgestelde verlenging van den verplich ten leertijd, als bij don bouw van nieuwe scholen zal alsdan rekening kunnen worden gehouden met don leertijd van acht jaren; wordt de achtjarige leerplicht thans niet aanvaard, zooals is te vreezen, dat de in voering daarvan gedurende verscheidene jaren wordt verschoven. Ter bevestiging van zijn advies, neerge legd in het rapport in zake het ontwerp I. O. wet, acht de Raad invoering van leer verplichting voor het vervolgonderwijs, go- durende een tweejarigen cursus een eisch van dezen tijd, en dat niet alleen voor de kinderen in de groote steden, maar ook voor die te platten lande. Ter toelichting hier van zij verwezen naar het verslag van het congres voor kinderbescherming, gehouden op 13, 14 en 15 December 1913 te Amster dam, alwaar in oen van de conclusiën als eisch werd gesteld de verplichting tot het regelmatig bezoeken van inrichtingen van onderwijs tot het voleindigde 18de levens jaar. Do Raad gaat in zijn advies niet zoo ver, doch is van meening, dat een twccjarigo leerverplichting dan ook als minimumeisch dient te worden gesteld. Hij wordt in dit gevoelen versterkt, zoowel door hetgeen in het buitenland valt op te merken, waar ecu algemeen streven naar verplicht vervolg onderwijs is te constateer en. als door ver schillende uitingen van onderwijzers, niet alleen in de industrie-centra, maar ook to platten lande, die verplicht vervolgonder wijs noodzakelijk achten. Ten aanzien van d& voorschriften opgeno men in art. 13 e. v. van het ontwerp van wet, volgens welke ten behoeve van de werk zaamheden in of voor do bedrijven van landbouw, tuinbouw, of ^ehouderij door den inspecteur voor ten hoogste twee we ken verlof kan worden verleend voor kinde ren, nadat ze gedurende 6 maanden gere geld op school zijn geweest, en dat alleen binnen'een door den gemeenteraad aan te. wijzen tijd van 4 maanden, is do Raad van meening, dat deze verloven geheel dienen to vervallenniet alleen uit onderwijskun dig, maar voorai uit zedekimdig oogpunt zijn tegen deze verloven ernstige bezwaren aan te voeren. Nu de Minister het z. g. landbouwverlof eerst van 6 weken heeft te ruggebracht tot 4 weken en daarna van 4 tot 2 weken, zal het, naar de meening van den llaad weinig bezwaren ontmoeten het thans geheel te schrappenter wille van do zedelijke bescherming van het kind wordt dit noodzakelijk geacht. Do commissiën tot wering van schoolver zuim, bedoeld in cte artt. 20 cn 21 van hc-t ontwerp van wet mogen soms heel nuttig werkzaam zijn, voor de handhaving ran do Leerplichtwet is echter, naar de mconing van den Raad, haar prestatie betrekkelijk gering; de ouders bekommeren zich weinig om een waarschuwing of dagvaarding van de commissiehaar arbeid als tusschenper- sono bij schoolopziener cn kantonrechter bemoeilijkt veelal de vlugge berechting van een zaak. Daarom wordt het denkbeeld in overweging gegeven, de function van deze commissiën eventueel over te brengen naar de oudcrcommissiën. als bedoeld m het ont werp L. O. wet. Ten einde het schoolver zuim op meer afdoende wijzo te kunnen te gengaan, acht de Raad het wenschelijk, dat daartoe een of meer-speoiale ambtenaren worden aangesteld, die de kinderen, welke do school verzuimen opsporen en naar school sturen, en die het recht bezitten om proces-verbaal op tc maken. Aangezien voor 'kleinere plaatsen het aanstellen van zulk een ambtenaar bezwa ren oplevert-, zou aldaar deze taak misschien door de politie-ambtenarcn kunnen worden vervuld. In verband hiermede wordt gead viseerd de „bevoegdheid" van den gemeen teraad, (volgens art. 29) om te bepalen, dat ambtenaren van de politie gemachtigd zijn, kinderen. die zij gedurende de schooltijden op den openbaren weg aantreffen, naar het hoofd dor school te brengen, te wijzigen m een „verplichting" tot. bet maken van zoo danige bepaling. Voorts wordt de wenschelijkheid uitge sproken van een snelle berechting en het stellen van scherpere strafbepalingen bij overtreding van de Leerplichtwet. Do lang zame berechting en de geringe boeten schij nen mede oorzaak te zijn, dat de ouders en verzorgers van kinderen er weinig tegen opzien, hun kinderen de school te la-ten ver zuimen. De Raad verklaart zich in het algemeen voor heb verplicht stellen van het buitenge woon onderwijs, waartoe hij ook gerekend zou willen zien het onderwijs aan schippers-, woonwagen- en kramorskinderenhij kan zich er echter mede vereenigen, dat deze zaak wordt geregeld, nadat de nieuwe wet op het Lager-Onderwijs in werking zal zijn gotreden. Ten aanzien van het onderwijs aan doofstomme cn blinde kinderen, geldt hierbij de overweging, dat dit onderwijs hefc meest vruchtdragend blijkt te zijn, wanneer men daarmede zoo jong mogelijk begint, wijl dan do organen het meest vatbaar schij nen om indrukken op te nemen het geringe aantal kinderen zal het gemakkelijk maken ten deze voorzieningen, te treffen. Ten aanzien van het onderwijs aan woon wagen-kinderen zij opgemerkt, dat, naar de meening van den Raad, artikel Vlllbi3 van het ontwerp van wet niet krachtig ge noeg de belangen dezer kinderen behar tigt en hen niet voldoende beschermt tegen do droeve exploitatie van sommige ouders", daarom- wordt in overweging gegeven maatregelen voor te bereiden, door welke voor het hier bedoelde soort woonwagen- kinderen gezorgd wordt, zooals voor schip perskinderen zal moeten geschieden, welks maatregelen wellicht kunnen worden over wogen bij de regeling van het buitenge woon ondersvijs. Naar aanleiding van art. 35 van de wet, welk artikel ongewijzigd in het ontwerp van wet is overgenomen, veroorlooft de raad zich het volgende op te merken. Dit artikel geeft aan den gemeenteraad do „bevoegdheid" om, ter bevordering van het schoolbezoek, aan schoolgaande kinde ren, vo.ór wie daaraan behoefte bestaat, voeding en kleeding te verstrekken of om met dat doel subsidie te verleenen. Naar het oordeel .van den raad is het niet vol doende, dat het gemeentebestuur bevoegd is, bedoelde maatregelen te treffen, maar moet het de „verplichting" worden opge legd, na te gaan of, wegens onvoldoende voeding en kleeding, het onderwijs wel aan zijn bedoeling kan beantwoord-enis zulks niet het geval, zoo zij het geraeents- bestuur verplicht maatregelen te treffer, om deze beletselen uit den weg te ruimen onder deze maatregelen worden mede be grepen, het verleenen van subsidie aan verecnigingen, die zich met deze zaken be moeien. De Raad kan zich vereenigen met den tuchtmaatregel, voorgeschreven in art. 12 onder 3o, bestaande in een tijdelijke weg zending van de schoolmet belangstelling beeft de raad kennis genomen van de plan nen van den minister, ontwikkeld naar aanleiding van dc behandeling van art. 3 L.O.-wet, om voor de kinderen, die. van school zijn weggezonden, bijzonder cvoomc- ningen te treffen de raad stelt zich voor te dier zake naderhand den minister een advies aan te bieden. De Raad zag gaarne een bepaling opge nomen, volgens welke kinderen, die niet meer leerplichtig zijn, maar wier ouders wenschen, dat zij nog een jaar de school blijven bezoeken, gedurende den loopenden cursus beschouwd zullen worden, als te vallen onder de Leerplichtwet. De Raad is van meening, dat de termijn van 10 schooltijden in 28 dagen gedurende welke (volgens art 16) het hoerfd eener school de bevoegdheid-bezit om verlof ie verleenen, anders dan wegens ongesteld heid, te lang is;hij adviseert derhalve tol bekorting van dien termijn. De Raad is van oordeel, dat dc 5de alinea van art. 25 te zwak is gesteld. Waar ie verwachten is, dat in de toekomst liet huisonderwijs grooteren omvang zal aan nemen. wordt een meer imperatieve om schrijving wenschelijk geacht. Ten slotte zij 'opgemerkt, dat indien, het Voorbereidend Lager Onderwijs geve geld wordt, zoodanig dat twee vervolgklas- sen aan de voorbereidende school kunnen worden verbonden, die parallel looncn me! de twee eerste klassen van de lagere school, deze twee vervolgklassen ook gerekend moeten worden te behooren als vallende onder de Leerplichtwet (art. 1 onder ioa. Bij het rapport is gevoegd een nota van de heeren H. Bavinck en J.-F. Rcitsma, die daarin verklaren, zich met het besluit van den raod, in zak ewïjziging van art. 35 der Leerplichtwet, niet te kunen v'ereeni gen, wijl zij meenen, dat daardoor, langs een omweg, de bevoegdheid van het ge meentebestuur om voor schoolvoeding en kleeding te zorgen, in een verplichting wordt veranderd. Zij meenen, dat voor dezo verplichting geen voldoende rechts grond bestaat, en dat hare uitvoering tot groot- misbruik zal kunnen leiden. BUITENL. WEEKOVERZICHT. Als de teokenen niet bedriegen, dan is men ten slotte er dezo week toch nog in geslaagd, een oplossing to vinden in do Engelsohe kolen- kwestie. Hoewel boidc partijen zich steeds tot onderhandelingen beroid verklaarden, heeft liet niettemin vrij lang aangehouden, voor en aleer het tot wat men bepaald offioieele besprekin gen noemt, kwam. Eenmaal zoover, is het even wel vrij glad van stapel geloop en en volgende week zullen de mijnwerkers nu opnieuw door, een stemming hebben te beslissen of zij wiLlm ingaan op de getroffen regeling tusschen bekte partijen. Een regeling, dio slechts in zooverre afwijkt van do vorige, door dc mijnwerkers verworpen, hoewel dc leiders in meerderheid zich er voor hadden verklaard, dat thans welis-. waar de gecischte loonsverhooging van 2 sh. di rect wordt ingewilligd, doch wederom vast-< gekoppeld aan een vermeerdering der produc tie, welke vanaf Januari geheel en al het loon. zal regelen. Van een overwinning der mijn werkers te spreken, gelijk het congres der vak-< vereenigingen deed, lijkt ons op zijn minst voor barig, waar immers over twee maanden juist het systeem in werking treedt, dat do rcgcoring als bet eenig mogelijke altijd naar 'voren heeft ge schoven. Dan ook de reden, dat we nog niet ge- heol zeker zijn van de»4temmiiig onder dc mijn werkers. Zullen zij thans op korten termijn ala het ware aanvaarden, zij het aanvankelijk met bereiking van hun doel, wat bij bet vorige refe rendum werd verworpen? tls waar, dat ton aanzien van productie-vermeerdering door de mijneigenaren beloften zijn gedaan tor bevorde ring daarvan, maar als het ten slotte toch eena tegenviel, wanneer in Januari de productie cen9 niet noemenswaardig bleek toegenomen cn dus't loon moest worden verlaagd.Dat thans de ge delegeerden der mijnwerkers de regeling met hun sanctie dekken, 't is niet zonder betceke-* nis, dooh we waarschuwen voor een te ver door gevoerd optimisme, speciaal gelet op do stem ming in Wales, waar men bijzonder agressief blijft. Waar als 't ware voor de leiders aanne men een kwestie is geworden van to ho or not to be, hopen we met de optimisten van hot oogenblik, dat de stemming een gunstig resul taat moge opleveren, zoowol voor Engeland als voor verder Europa, gelijk we in een vorig over-i zicht naar voren hebben gebracht. Is cr dus kans, dat in Engeland de mijnwerk kersstakiiïg spoedig tot het verleden zal behoo ren, wellicht begint volgende week in België iets dergelijks, waar blijkbaar de mijnwerkers daar ook hun eisch van 5 frs. loons verhooging wil len trachten door te zotten. Dat in België het kabinet Delacroix feitelijk demissionair is, werkt alles bchalvo gunstig Een groote kracht gaat van een dergelijk ministerie niet meer uit. Bo* vendien is het oplossen van deze rogeerings- crisis niet gemakkelijk, waar de huidige coalitie van katholieken, liberalen en socialisten, zooal niet direct gesprongen, dan toch bedenkelijke barsten vertoont en hot allesbehalve zeker is, dat dezo gelapt kunnen worden. Het is n.l. zeer de vraag, of het mogelijk zal blijken de partij- eisohen zoodanig te combineeren, dat op dezo combinatie het fiat der partijen wordt gegeven. Do sterkste'centra der socialisten spraken zich.' b.v. uit tegen voortzetting der coalitie! Als gelukkige tegenhanger kan gewezen wor den op DuitsahJand, waar de dreigende onrust in mijuwerkerskring en door een vergelijk schijnt afgewend. Zelfs verneemt men uit het zwaar onder den. vredesdruk zuchtende land langzamerhand, meer symptomen van terugkeer van het gezond verstand in arbeiderskringen en van een zich afwenden van het roekeloos ge stook der communisten en hun nieuwen aan hang, den linkschen vleugel der onafhanke-i lijken, weldra vercenigd in één band. Dat Iooneaschen ïn het mijuwerkersgilde in de lucht zitten-, wijst anders Frankrijk uit, waar men ook met nieuwe olschen is losgekomen, doch' zoo goed was de regeering ruim den tijd te ge ven over de geopperde plannen na to denken, zoodat van een directe crisis daar nog niet ge sproken kan worden. Zonder invloed zal do Engelsche staking wel niet gebleven zijn in Frankrijk, ook al loochent men daar alle sa-< menhang. Frankrijk staat, politiek gesproken, weer eena op do aohterste beenen tegenover EngelamL Heusoli, de vriendschap tusschen beide landen hooft nu langzamerhand zulke gevoelige duwen gohad, dat er niet vc-ol moer van is overgeble ven, al heet het niottomin officieel, dat cr harlroercndo eenstemmigheid heerscht. Ge-< bcurtenissen als nu weer lichten den sluier ech ter te veel op! De kwestie is eenvoudig deze, dat Engeland ter wille van zijn handel praotisch zakoijgian ais do Engelschman nu eenmaal is aan Duitsohland heeft verklaard, dat het afziet van zijn recht om de Duitsche eigen dommen in Engeland in beslag to nemen, warn neer DuitsChland het vredesverdrag van Ver«< saillcs niet nakomt. Zonder Frankrijk daaria Naar het Engelsch van J. E. BUCKROSE. (Nadrok verboden.) 7) „Dat hebben wij alles laatst al bespro ken, toen ik een eindje met jo liep", zei de heer Biibeck onrustig. „Wo zijn natuurlijk neef en nicht, maar bet is zoo moeilijk in dezen tijd1 het eene deel van de familie gaat cb hoogte en hefc andere de laagte in en wat zouden mijn vrouw en de gemeen te zeggen?" Arrüo manHij stond tegenover een groo ter maatschappelijk vraagstuk dan hij kon oplc-rscn en Louiso deed haar mond open als een uitgeput vischje, maar er kwamen geen woordende slapeloozo nachten en drukke dagen hadden haar zenuwachtig ge maakt en zij li ij gel 2 „Mevrouw Beau vroeg me, of ik je vroe ger wel eens gezien had, maar ik zei „neen" Ik heb gelogen en als de wereld nu verging, zou ik naar de hel gaan." Haar stem daal de bij het vreeselijke woord. „Grootmoeder zei dat altijd, cn daarover heb ik de ge- heele week gedacht en toen het gisteravond^ omveerde, ging ik bijna docxl van angst". Zij hield op en barstte toen losi ,.Je bent eer. predikant. Jij weet. het. Wat moet iemand doen, als hij gelogen heeft?" Het was zoo stil op straat, dat men den r'Jgen op de natte steenen kon hooren val len; de klok luide saai hefc kwartier: „Kling, klang, klank, klink", terwijl in de ziel van een mensch een strijd tusschen goed en kwaad gevoerd werd en een een- voudig dienstmeisje or bij stond, om voor altijd in kaar ziel hefc fceeken van die over winning of nederlaag te dragen. Een groot© verbazing kwam in haar kleine, groenachtige oogen, toen do heer Birbeck zijn weeken mond een oogenblik met zijn hand bedekte. Toen schenen zijn woorden los to breken. „Het zal mijn onge luk zijn, Wies," zei hij cn dn zijn ellende keerde hij weer terug tot de naam uit fijn kindertijd. Louise keek naar hefc witte electrische licht, dab aan den hoek schitterde, toen werd haar houding strak van een genomen besluit en zij duwde een druipende massa van stroo en lint van haar voorhoofd weg. „Goed, ik zal je niet meer lastig vallen", gei zo. „Maar, o, Benjamin," stamelde ze, „die nachten!" Mijnheer Benjamin nam zijn hand van zijn mond weg en richtte zich op. Een stroompjo water liep als inkt langs ziju neus en hij zag er minder kelfdhaftig uit dan een held' ooit deed maar in zijn stem klonk iets van de manlijke echo van vroegere overwinnin gen toen hij antwoordde: „Kom, Louise. We zullen het samen aan mevrouw Beau gaan vertellen.' Het huisje was stil en donker, behalve hefc -liclifc voor één raam, omdat de heer Bean bezig was in boter te reizen, cn dc kinderen in bed lagen. Sophie was met haar werk gekomen cn de tweo vrouwen zaten bij do tafel gezellig te babbelen, toen de deur openging alsof cr een wervelwind acht© zat, cn Louis© de kamer hijgend in kwam, gevolgd door den predikant. „LouiscMijn heer Birbeck!" rie me vrouw Bcan uit. terwijl zij opsprong. „Wat is er gebeurd?" Do heer Birbeck schrapte zijn keel en keek weifelend naar Sophie, dio dadelijk opstond. „Ik ga heen. Heb is mijn tijd!" riep zij uit, gauw naar de deur loopende. „Bij nader© overweging neen", zei do heer Birbeck, dne weer deftig geworden was „Juffrouw Watson zal natuurlijk een ver klaring willen hebben van dezen inval en hefc is beter, dat zij alles weet." Hij hield op en haalde diep adem. „Ik wil, dat u .alles woet, mevrouw Bean, dat Louise mijn nicht is heb kind van de zustor van mijn moeder. Ik ontmoette haar eenige we ken geleden, in een tram en zei: „Goeden avond",-tegen haar; denkende, dat zij een meisje van de Zondagsschool was, zij ia jaren jonger dan ik dat ik vergeten was, Toen vertelde zij mij wie zij was en ik trachtte haar de zaken uit te leggen. Wij deden een kleine wandeling Zoo zag zij in, toen zij mij hier zag, dat het niet wensche lijk was u te laten weten Hij brak af en wischte zijn voorhoofd af. Het was verschirkkelijk. „Houd op riep mevrouw Bean. „O, het is prachtig van u! Ik vind het bepaald prachtig „Wat 1 Dit arme kind in zoo'n scheeve verhouding gebracht te hebben?" zei de heer Birbeck. „Neen", zei mevrouw Bean, maar iets te bekennen, dat u belachelijk' dkxst schijnen dat is duizendmaal erger dan iot6 te be kennen, dat u slecht doet schijnen. Zeg, Louise nu goeden nacht cn laat baar naar bed gaan." „Goeden nacht, Wies" zei do heer Bir beck, die op dat oogenblik manlijker en eenvoudiger was, dan hij ooit geweesb was, of hij ooit weer zou zijn. „Kan je me ver geven?" Do vreemd© kleine gedaante stond voor hom, zoekende naar woorden. Eindelijk vond zij ze „Kan. het jo schelen als ik nu en dan kom om je te hooren preeken? Het is verhef fend te weten, c3at men deftige familie heeft, ook al weet niemand het." „Mijn lieve kind, natuurlijk is hefc goed", zei de heer Birbeck, zijn neus snuitende en in zijn gewonen- toon terugvallende. „En we zullen iedereen hier vertellen, dat je van het dorp van mijnheer Birbeck bent, dan zullen zij heb bier begrijpen". Mevrouw Bean hield op en keek haar kledn gehoor rond. „Maar is~dat goed?" begon de beer Bir beck. „Moet ik niet „Iedereen zeggen, dat Louise uw nicht is?" „Natuurlijk niet", hernam mevrouw Bean. „Wat zou juffrouw Whit© dan aan uw preek hebben? We moeten soms de kaars voor den duivel vasthouden, zooals Herbert zegt. In een oogenblik was lieer Birbeck weer geheel zichzelf. „Dat ben ik niet met u eens", antwoord de hij stijf, „maar ik zie zeer goed in, dab men soms voor ©en lastig geval kan komen te staan, en ik vrees, abt Louise er zoo een is." Toen gaf hij Louise nog eens de hand en hefc eenvoudige dienstmeisje ging gelukkig naar bed en de predikant naar huis. „Dat is dus het ©inde van het schan daal," merkte mevrouw Bean op, toen de deur dicht was. „Zooals Herbert zegt, is bet alleen de rug van een schandaal, dat den 6taart van een draak beefthet heeft het hoofd van een schaap, als je hefc maar aan kijkt. Ik zal iedereen vertellen, dat zij een meisje uit het dorp is, dat hij toevallig ont moet heeft, en ze er morgen op de verga dering van den bazaar om laten lachen. Het zal gek klinken, mijn dienstmeisje. Jo hebt baar maar aan te zien „Laat je haar weggaan?" vroeg Sopliie. „Heb zal wel wat moeilijk zijn." „Haar weg laten gaan? Waarom? Omdat zij trouw is'? Neen verbeeld je", hernam mevrouw Bean. „Een toestand is alleen moeilijk, als je er moeilijk in bent." „O!" zei Sophie twijfelachtig. „Onzinantwoordde mevrouw Bean, op denzelfden toon. „Hefc eenige, wat je doen. wilt, als je in een moeilijk geval bent, ia je blouse naar beneden te trekken en aller lei dingen mee te nemen." Zij waren nu aan de voordeur waar het licht viel op het haar van mevrouw Bean, dat naar één oor was overgezakt, en op een schel rood-en-zwarte blouse, die nauw over de borst was eh bij de schouders uit puilde maar daartusschen schitterden haar oogen met onuitbluschbare helderheid. HOOFDSTUK III. Het was zoo iets ongewoons, daft me vrouw Watson een logé had, dat Sophie heelemaal opgewonden was door hefc voor uitzicht van hefc bezoek van mijn heer Ho ward. Hij was lector in Cambridge, een tamelijk linksch man met zwart haar, die con bijzonder gave had1 om over do gedach ten. van andere menschcn t© spreken. Maar hij had geen gevoel voor humordaarom was hij niet bang de literatuur van andere tijden in zijn eigen woorden to leggen. (Wordt vervolgd-)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 5