Ho. 18361 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 Januars. Tweede Blad Anrto 1920. Brieven van een Leidenaar EERSTE KAMER UIT DE OMSTREKEN. FEUILLETON. De O ouden Kever. DCLXI. Iü iedei gezin, maar vooral in flat van den kleinen burger ambtenaar en werk man heeft de huisvrouw de meest be langrijke taak te vervullen. Hoe kleiner de inkomsten zijn en hoe grooter het gezin is, aee te moeilijker de taak is van haar, wie het bestuur der huishouding natuurlijkerwijs Opgedragen is. Het zijn meestal eenvou dige bezigheden, die de vrouw des huizes in het gezin heeft te vervullen; bezigheden, die gewoonlijk niet in het oog vallen, doch .waarvan het genoegen, de welvaart en hel" ■geluk van een huisgezin grootendeels afhan gen. Een huisvrouw in de kringen bovenbe doeld, heeft feitelijk nooit gedaan; het zou ei' voor de overige huisgenooten slecht uit- nen, wanneer ook voor haar do acht-urige werkdag verplichtend werd gesteld. Waar dus de vrouw oigenlijk de spil is, waarom het huishouden draait, spreekt het baast vanzelf, dat het er veel van afhangt, hoe zjj die taak opvat, en of zij er op voor- borc-'d is. Een meisje, dat van de school jaren af in afbriek, werkplaats of op een atelier werkt, kent gewoonlijk, als het in het huwlijk treedt, van het huishouden niet voel, wat zich meestal op het gezin wreekt. En in dat opzicht is het nog niet zoo slecht, dat de meisjes uit de volksklasse dienstbode worden en in het gezin van haar meesteres een opleidingsschool voor huis vrouw doormaken, vooral als zij mevrouwen treffen, die begrjjpen, dat zjj tegenover haar dienstmeisjes in dit opzicht verplichtingen hebben. Iioch al zou het voor de maatschappij niet kwaad wezen, dat er meer meisjes een goeden 'dienst zochten, elk meisje uit de volksklasse kan geen dienstbode worden. En voor de op leiding tot de toekomstige taak van huis vrouw van fleze meisjes zijn inrichtingen zao- •als de Vakscholen voor Meisjes hier ter stede vangroote waarde. Er is over de bijdrage, door den Gemeenteraad aan de Leidsche School deze week toegekend, nag al eens ge klaagd. M.j. tem onrechte. Geld, daarvoor doelmatig uitgegeven, kan kwalijk beter wor- 'den besteed en de inrichtingen van dezen aard verdienen den steun zoowel van de overheid als van particulieren. Hoo onmisbaar de huisvrouw in de in den aanvang genoemde gezinnen is, komt eerst aan het licht, wanneer zjj ten gevolge van ziekte tjjdeljjk buiten staat is haar huishou delijke bezigheden behoorlijk te verrichten. ■Hoe licht loopt dan do huishouding in het honderd. Tijdens de ernstige griepepidemie, in het najaar van 1918, is dit vooral duidelijk ge worden. Daardoor is er toen in talrijke ge>- zincen ontbeerd en geleden, meer dan noodig zou zijn geweest, als er geschoolde krachten gereed hadden gestaan ir. menigerlei woning waar de huisvrouw door ongesteldheid ge noodzaakt werd het bijltje er bjj neer te leg gen, om haar taak op zich te nemen. Toen ra de behoefte gevoeld, dat in zulke geval len moest worden voorzien, en is opge richt geworden de Vereeniging „Hulp in het Huishouden." Doze Vereeniging stelt zich ten doel aldns art. 1 dei' statuten het verleenen van huishoudelijke hulp aan gezinnen van on- en minvermogenden, waarin de huis vrouw door ziekte als anderszins tijdelijk buiten staat is, haar huishoudelijke bezighe den behoorlijk te verrichten. Zij tracht dit doel te bereiken door uit zending in de bedoelde gezinnen van ver zorgsters, zooveel jjmgelijk behoevende tot denzelfden stand en dezelfde godsdienstige gezindte als de persoon, aan wie de hulp wordt verleend. Dc kosten der te verstrekken "hulp worden zoovee! mogelijk geheel of gedeeltelijk ge dragen door de aanvragers of door belang stellenden, zoodat men zich houdt aan het go la beginsel, dat iemand voor genoten diensten ook iets moet over hebben. Mleen ban neer het gezin, waarin hulp wordt /er langd. onvermogend is, kunnen de kosten der n .^_irekte hulp geheel ten laste der jVercen.ging komen. Het zou niemand verwonderen als ik na deze niteenzetting van het nuttig streven dezer- Vereeniging, een opwekking richtte tot de Leidscho burger jj ons het bas tuur te steuDen Doch dat is rnjjn doe] niet. Ik wilde alleen dc aandacht van belanghebbenden op deze voreeniging vestigen. Er wordt veel te wei nig gebruik gemaakt van de aangeboden hi.!p. Terwijl een soortgelijke Vereeniging in Den Haag haast niet genoeg verzorgsters kan krijgen om aan alle aanvragen te vol doen en de R.-K. Vereeniging van don- zelfden naam, die uitsluitend onder R.-K. gezinnen werkt, het ook druk heeft, hébben dc leidsters van bovengenoemde neutrale Vereeniging het nog maar slapjes. Ik weet er geen andere reden voor dan onbekendheid, terwijl er misschien ook nog enkelen zijn, die zich deer valsche schaamte weerhouden een aanvrage bij het bestuur te doen, omdat zjj meenon, dat er philan thropic in steekt. De laatsten weten nu, dat zij voor de verleende hulp een matige vergoeding moe ten betalen, en voor hen, die van het be staan dezer Vereeniging in het geheel nog niet afwisten en dus ook de adressen niet kenden, waartoe zjj hun aanvragen om1 bij stand hadden te richten, wil ik deze gaarne mededeelen. Het zjjn mevrouw Heringa. Hngo-de-Groot-straat 18; mei-rouw Harmons, Bilderdtjkstraat 18, en dr. Boonacker, Hoo- gewoerd 138. ZittiDg van gisteren. Aangenomen is z.h.s. de wijziging en ver hooging van hefc achtste hoofdstuk der Sfcaats- begroofcing voor 1919 (Buitengewoon cre- diefc) en van de agenda afgevoerd de nadere wijziging ran het achtste hoofdstuk der Staat&begrooting voor 1917 (verschillende onderwerpen) Motie-Franssen. Aan de oide is hierna de volgende nrotie van den heer Franssen: De Kamer, kennis genomen hebbende van heft antwoord van den Minister van Oorlog, d.d. 23 Juli 1919 inzake het verbek van I M. J. Scheffelaar Dzn., aannemer te Ber- gen-op-Zoom; van oordeel, dat het door den I Minister aangevoerde in geenen deele de eischen van recht -en billijkheid ter zijde stelt; spreekt als haar meening uit, dat aan voornoemden Scheffelaar alsnog te verleenen ia een tegemoetkoming als bedoeld in zgn j request van 14 Januari 1919 aan de Sfca- ten-Generaal; en gaat over tot de orde van den dag. De heer FRANSSEN (A-RJ licht zijn motie nader toe. Adressant vraagt een scha devergoeding van f 9000 voor schade bij den bouw van een marechaussée-kazeme- ment te Roosendaal geleden door stijging van aibeidsloonen en de prijzen van materialen enz., welke stijging hg niet had Icunnen voor zien. De hoer STAAL (U.-L.) meent, dat de regeering, als zij overtuigd is, dat de aanne mer zgn begrooting niet behoorlijk kan op maken, schadevergoeding moet geven, gelijk ook gescLiedt is ten aanzien van een ande ren aannemer. Spr. is van oordeel, dat er rede ia de gevraagde vergoeding te ver leenen. De heer VAN DER FELTS (V.-D.) zegt, dat adressant zich voor vergoeding tot den minietenaad moet wenden, die de regelen, voor tegemoetkomingen vaststelde waaraan echter geen terugwerkende kracht werd ver leend. be heer DE GIJSELAAR (C.-H.) ste gen de motie; men zou met allerlei eventua liteiten rekening moeten houden, wat bot mooilrkhpdan aanleiding zou kunnen geven. De heer STORK (V.-L.) zegt, dat men verlangt, dat de Staat het voorbeeld geeft 1 van bdlgke behandeling. Het was destijds uiterst moeilijk de omstandigheden te voor zien, welke zich hebben voorgedaan. Daarom v/oidt in de particuliere industrie vaak bo ven de overeengekomen contracten gegeven. Een schadevergoeding is daarom volkomen gebillijkt. Spr. zal dus voor de uiotie stem men. De Minister, de heer DE VRIES, meent dat het besluit van den Ministerraad buiten beooicieeling m-oet blijven; dat besluit is uit gevoerd. De vraag is of het besluit ten aauzien van enkelen, m. n. adressant niet onbillijk is toe- fepast. Het Departement stelde als eisch in- iening van een verzoekschrift voior 17 Oc tober 1917, was 'daarop afwijzend 'beschikt dan kwam men niet in aanmerking voor de vergoeding. De vraag is of hier billijk is be slist hetgeen spr. aan de Kamer overlaat. De motie wordt met 21 tegen 10 stemmen aangenomen. Voor stemden de he eren Verheyen, Van Kol, De Waal Malefijt, Bergsma, Stork, Van der Hoeven, Gilissen, Van der Does de Wil- lëbois, Mendels, Van Wassenaer van Cat- wyk, Reekers, Van Loon, Bavinck, Van Wichen, Staal, Van Basten Batenburg,Smeen- ge, Franssen, Binnerts en Van den Berg. Verschillende wetsontwerpen. Aan de orde zijn: 1. Nadere voorzieningen betreffend© de grensbewaking. 2. Naturalisatie van Cr. H. Bokeloh, e. a., voor zooveel betreft E. Ullrich. 3. Wijziging van het IXe hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1019 (Verschillende onderwerpen). 4. Vaststelling van de begrooting van het Staats visschershavenbed rijf te ITmuiden voor 1920. 5. Onteigening in de gemeente Gaaster- land, noodig voor de stichting van een cen trale drinkwatervoorziening voor de pro vincie Friesland. Behandeld wordt eerst no. 3. De MINIS TER VAN WATERSTAAT de heer KO- NIG, beantwoordt oenige opmerkingen uit het eindverslag. Het gebouw aan den Hofweg is bestemd voor huisvesting van het nieuwe Departe ment van Arbeid. De aannemer Reeft zich verbonden het gebouw binnen 10 jaar te verplaatsen, voor f 10,000. Spr. verdedigt de subsidie van f 75,000 voor de Elta. No. 3 wordt z. h. st. aangenomen. No. 4 en no. 5 worden z. h. st. aangeno men. Bij no. 1 (Grensbewaking) ontwikkelt de heer BERGSMA (U. L.) eenigo bezwaren. Hij dringt aan op een soepele toepassing der wet. Do ambtenaren moeten niet alleen hersens, maar ook een hart hebben en daarvan bij de toepassing blijk geven. Spr. maakt verder nog eenige opmerkin gen. Do heer MENDELS (S. D. A. P.) acht het wetsontwerp voir do rechtsverhoudin gen d'er grensbewoners niet zoo hee1 on schuldig en eenvoudig. De medewerking van de wetgevende macht voor het stellen der regelen wordt feitelijk overgelaten en alles wordt overgelaten aan het vrije ar- bitrium van het uitvoerend gezag. Het ont werp treedt in de plaats van den staat van belegde Regeering wil toch do bevoegd heid het vreemdelingenverkeer aan en over de grens te rogelen. In het algemeen kan men daartegen geen bezwaar hebben. Maar het wetsontwerp beoogt heel wat meer. De regeering krijgt de bevoegdheid om in het belang van do grensbewaking de toegang tot en het verkeer in de bewakingsgebieden te regelen. Art. 3 geeft do bevoegdheid tot ontzegging van verblijf en indien verwijde ring niet mogelijk is-tot in bewaringsstel- ling. Op terugkeer desondanks in bet ge bied staat principale gevangenisstraf. Spr. kan er zich niet mede vereenigen, dat zoovele bevoegdheden aan de regeering worden overgelaten. De bevoegdheid! tot re gelen is veel te algemeen zelfs geen schema krijgt men er van. Zelfs is den minister overgelaten aan welke autoriteit hij be voegdheid zal geven. Ook ma-g gevraagd worden wat do instructies zullen zijn van deze autoriteiten en welke rechtsgang er zal zijn. Spr. betreurt het, dat er geen be roep mogelijk is op beslissingen cle^ auto riteiten. In de af deelingen heeft spr. gp een college van notabelen aangedrongen, maar de minister heeft dit afgewezen. On juist acht hij«Ret, dat men, als voor vreem delingen beroep practisch niet mogelijk is, men dit ook voor Nederlanders achterweg© laat. Of in cïe practijk aan het beroeps- recht weinig behoefte zal bestaan, valt te betwijfelenmaar hoe weet do minister dat. Men vindt in do wet ook niet omschreven wat een bewakingsgebied is. Spr. weigert er aan mede te werken de regeoring zulke exorbitante bevoegdheden te geven. Hij wenscht de uit t© vaardigen instructies te zien. Do MINISTER VAN JUSTITIE, de heer HEEMSKERK, verklaart een redelijke uit voering der wet zooveel mogelijk te zullen bevorderen. Inderdaad is een gepast optre den der grensautoriteiten gcwenscht. Bij ontzegging van verblijf in een grens streek kan geen sprake zijn van schadever goeding; het is een politiemaatregel. Indien noodig zal men trachten voor de militaire politie meer dan 1000 man te ver krijgen. Vrees voor strooptochten bestaat slechts voor een deel der Oostelijke grens. Ook spr. erkent het belang van uitbrei ding der politiemacht on marechaussee. De gemeentepolitie moet actief medewerken, des te minder is er behoefte aan de rijks politie. Eon recht- van beroep heeft spr. in heb algemeen niet afgewezendit zou echter al leen bij den rechter kunnen zijn en niet bij een collogo van notabelen. Maar er is niet veel aanleiding van een recht van beroep. Men heeft hier met een politiemaatregel te doen. Do in bewaringstelling natuur lijk niet permanent. Spr. meent, dat men i. z. de beroepsquaestie de practijk kan af wachten. Klachten, gegrond of ongegrond zullen wel ter openbare kennis komen. De Miuister is verantwoordelijk voor de beslissingen, door de autoriteiten to n men en daarin ligt een groot-en waarborg. Geen beslissingen worden vrijmoediger gecriti- seerd. Wat do bewakingsgebieden zijn, weet men wel, het zijn de streken langs do grens van het Rijk. Natuurlijk za-1 men die niet zoo breed mogelijk maken. De te stellen regelen zullen betreffen aanwijzing van wegen voor het verkeer van en naar het buitenland, welke wegen be waakt zullen worden bij doorlaatposten ter controle. Dit ia nu juist oen zaak voor heb uitvoerend gezag. Welke personen hot hier betreft is een politiekwestie. De ministerieel o verantwoordelijkheid zal een buitengewoon sterke rem zijn tegen willekeur. Het kan anders worden, dat is juist; b.v. als een reactionaire regeering komt maar dat kan niet of een revo lutionaire regeering. Maar- deze laatste leeft van willekeur en voor haar is deze wet dus niet geschreven. De heer BERGSMA (U. L.) repliceert daarna de heer MENDELS (S. D. A. P.). De MTNISTElR antwoordt- nog kort. Het wetsontwerp wordt met 24 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de soc.-dem. Bij no. 2 deelt de MINISTER mede, dat de naam van den te naturaliseeren Ullrich is, met 2 I'smaar de naam van de kinde ren is met één 1. No. 9 wordt z. li. st. aangenomen. Regeling van werkzaamheden. Besloten wordt het leeningsontwerp nog aan de orde te stellen voor afdeelingsonder- zoek. De VOORZITTER deelt mede, dri de Kamer vermoedelijk einde dezer maand of begin der volgende maand weder zal bijeen kpmen. De Kamer gaat hierna in de afdeelingen. De openbare vergadering wordt gesloten. ALPHEN. Gemeenteraad Voorzit!er: de burgemeester. Aanwezig allo leden. Da-notulen worden goedgekeurd on vastge steld. De Voorzitter zegt; Mijne Heerent Het jaar 1919 ligt achter ons. Dat jaax was een voortzetting van ónzen arbeid in 1918, die gowijd was aan den opbouw en de inrichting on zer nieuwe gemeente. En wij zijn met dien stoe- ren arbeid gereed gekomen. De Gemeenteraad had in die jaren tot taak om de jonggeborene te verzorgen en te leeren loopen. Zooais ge bruikelijk ging clit gepaard met vallen en op staan. Maar langzamerhand zijn de wankelen de schreden vaster geworden on kan lkan3 in flink tempo worden roortgomarcheerd. Dat is ook raadzaam,want do taak van onze vroed schap wordt steeds belangrijker, nu moer en moor de vraag naar voren komt: Hoe zal de gemeente Alphen aan den Riju zich in de toe komst moeien ontwikkelen? Het jaar 1920 moe* bqgihncn mot een antwo&rd daarop voor te b&< reiden. Nu do administratieve grondslagen ge- logd ziju, staan wij voor do toepassing onzen theorieën voor don daad. Aan het einde van dozen jaarkring moeten wij er met voldoening? op kunnen wijzen, dat er een begin van uitvoer ron is gemaakt met de plannen, die zoo me nigmaal besproken zijn. Wel is waar zijn do tijdsomstandigheden nog moeilijk en liggen er. vole voetangels on klommen, maar deze mogen ons niet afschrikken, wij moeten voorwaarts met vast on, gestrekten pas. De gemeen to heeft vclo landerijen aangekocht mot het doel een goede bebouwing to regelen. Ons eerste werk moot nu zijn, deze grond verkoopbaar te maken. Daaraan moet voorafgaan de vaststelling va* een uitbreidingsplan, waarvan, zoo ik hoop, do aanbieding in deze maand kan plaats hebben., Vervolgens moet volgen het aanleggen van stra- ton en moet hot rioleoringsvraagstuk tot oplos sing worden gebracht. Is clit geschied, dan moe* de grond tot billijken prijs worden verkocht aan ben, die terrein zoeken voor het bouwen van woonhuizen, waaraan hier zoo grooto behoefte bestaat, voor liet bouwen van fabrieken, werk plaatsen, handelsondernemingen, scholen, bad huizen, enz. Wij moeten ons beijveren het wo nen hier aantrekkelijk te maken, ten einde het zielental te vermeerderen. Wij moeten partij trokken van de gunstige ligging onzer gemeente om haar to maken tot een belangrijke fabrieks- en handelsplaats, om haar te maken, tot een hoofdpunt van verkeer door spoor- en tramaan- leg te steunen on het scheepvaartverkeer ie ver gemakkelijken door het aanleggen van havens en kanalen. Daarbij mag echter niet vergeten worden het verfraaien der gemeente door het aanleggen van plantsoenen en wandelwegen, om hot ver blijf alhier aangenaam te maken, en het bevor deren van het aanleggen van sportterreinen om krachtige, gezonde jongelieden to kweeken. Daarbij kronkelt de Rijn zich zoo schilder achtig door onze gemeente en leent zich zoo uit stekend tot watersport, dat' het wel de mooito zal loon en om het oog van don vreemdeling' hierop te vestigen. Door het najagen van dit doel bevorderen, wij do algomeene welvaart en schenkon wij aan vreemdelingen do gelegenheid zich hier te ves tigen, terwijl door vermeerdering dor bevolking do geldelijke draagkracht wordt versterkt, waar door de gemeentelijke schulden, die evenals over al oldors een gevolg zijn van den wereldoorlog, moer dragelijk gemaakt zullen worden. Door de economische wetgeving worden, aan de administratie steeds grootere eischen ge steld, zoodat de behoefte zich reeds thans doet gevoelen aan een nieuw raadhuis. Thans zijn voor het gemeentelijk beheer 4 ge bouwen in gebruik. Het behoeft geen betoog, da* het onderbrengen der gekeclo gemeentelijke ad ministratie in één gebouw een gemak zal zijn voor het beheer en tevens voor de ingezetenon. Er ligt alzoo voor ons een rijk programma ge reed. Alles kan natuurlijk niet in eens geschie den, maar wanneer wij met vaste hand aan den ploeg den grond bearbeiden, die het zaad moet dóen ontkiemen, zullen do vruchten niet uitblijven. Het is een schoon e en gewichtige taak die do gemeenteraad tc volbrengen heeft, waarbij onderlinge steun en tegemoetkoming ee* veroischte ia. Mijne hoeren, ik hoop dat het jaar 1920 voor deze gemeente een jaar zal zijn van krachtigen en vruchtdragenden arbeid en dat Gods zegen, daarop moge rusten. Ik voeg hieraan nog toe, dat ik u dankzeg voor uwe attentio mij op 1 Januari betoond en dat ik wederkeerig hoop dat het u en uwe gezinnen in 1920 wel moge gaan." Ingekomen is: een missive van Ged. Staten, inhoudende hun goedkeuring over eenige geno men Raadsbesluiten. Medegedeeld wordt, dat tot voorzitter van de oommis-sie van het gas- en electriciteitsbedrijf ie benoemd de heer Vlasman, tot die van het Le vens middelenbedrijf de heer Van Leeuwen en tot die van bijstand de burgemeester. Proces-verbaal van kasopneming; in kas was f 3720.38. Een schrijven van L. Oskam, uit Bodegraven, waarin hij f 125 schadevergoeding verzoekt, ten gevolge van zijn val in een gat aan de Ziende, dat niet door het werkvolk des avonds godicht was. Hij was zoodanig geblesseerd, dat hij zich onder geneeskundige hulp moest stellen. Dit wordt gerenvoyeerd naar B. en W. om advies. Dankbetuiging van den secretaris voor zijn. door EDGAR POE. 2) Best, heel best! Maar ik vat niet hoe hot komt, zoi hij een beetj o korzelig ik tee k-en toch tamelijk goed, ik moest het ten minste goed doen, want ik heb uitstekende meesters gehad, on ben golukkig geen stom meling Kom, kameraad, je schertst! Hot is en mooi geteekende schedel, een volmaak te doodskop, en je kever zou het wonder baarlijkste exemplaar van alle kevers zijn, indien hij hierop leek. We kunnen er.eeu zekere pakkondo bijgeloovigheid bij bordu ren. Ik stel voor om je insect ,,scarabaous oapni hominis" te noemen in de natuur lijke historie vindt men tal van zulko na men. Maar waar zijn do sprieten, waarover je sprak? Do sprietenriep Legrand, diie zich onbegrijpelijk opwond; je kimt de sprieten duidelijk zien, daar ben ik zeker van. Ik heb zo precies geteekend zooals zij in wer kelijkheid waren. Is dat soms niet vol doende? Mij wel. Laten wij zeggen, dat je de sprieten geteekend hebt, maar neem mij niet kwalijk, dat ik ze niet zie Ik gaf hem het papier terug, zondier ver der commentaar, om hem niet te kwetsen maar zijn slecht humeur intrigeerde me, en wat de schets van het insect betreft.... de sprieten waren absoluut onzichtbaar, terwijl hot geheel beslist gelijkenis vertoon de met een doodskop. Verdrietig nam hij zijn papier aan, van plan het in elkaar te frommelen, toen zijn oog toevallig scheen te vallen op de teeke- ning. Plotseling werd zijn gezicht bloed rood, daarna zeer bleek. Gedurende enkele oogenblikkon bleef hij de teekening aan dachtig bestudeeren. Eindelijk stond hij op, haalde een kaars en ging aan het andere eind van do kamer op een koffer zitten. Daar begon hij vol nieuwsgierigheid zijn papier te onderzoeken, het om-cn-om kee- rend. Hij zei nochtans geen woord. Zijn ge prikkelde stemming ontziende, zweeg ook ik. Ten 1aatste nam hij een portefeuille uit zijn jaszak, borg zijn papier er zorgvul dig in en 6loot dit alles weg in een bureau. Hierop werd hij kalmer, maar zijn ent.hu- siasino van zooeven was totaal verdwenen. Hij scheen eerder in zichzelf gekeerd dan boos. Meer on meer zat ïiij verdiept in droo- merijen. Mijn grapjes konden hem niet af leiden. Ofschoon ik eerst van plan geweest was om den nacht door te brengen in de hut, leek het mij verstandiger thans heen te gaan. Hij gaf zich trouwens ook geen moeite mij terug to houden, doch toon ik vertrok, drukte hij mij hartelijker de hand dan anders. Ongeveer een maand na dit avontuur, in dien tusschontijd had ik niets meer van Legrand gehoord, kreeg ik te Charleston bezoek van zijn bediende Jupiter. Ik had den goeden, ouden neger nog nooit zoo verslagen gezien als nu, en ik koesterde do vrees, dat mijn vrined een ernstig ongeluk moest overkomen zijn. Wel, Juup, zei ik, wat voor nieuws Hoe gaat 't ie meester? Ach, massa! om do waarheid te zeg gen, maakt, hij 't niet best. Niet bestDat spijt me. Waarover klaagt hij? Ja, dat is 't juist Hij klaagt lieele- maal Diet, maar toch is hij héél ziek. Héél ziek, Jupiter! En waarom zeg je dat niet dadelijk? Ligt hij te bed? Neen, neen/ hij is niet in bed, hij is oigenlijk nergens. Ik ben erg ongerust over massa Will. Jupiter, ik kan geen touw vasfcknoo- pen aan alles, wat je me vertelt. Je be weert. dat mijnheer ziek is. en heeft hij je niet gezegd, waaraan hij lijdt? O, massa, daar komen we nooit ach ter. Massa Will zegt, dat hem absoluut piets scheelt; maar waarom loopt hij dan onrustig rond, nu hierheen, dan daar heen, altijd in gedachten, starend naar den grond, met krommen rug, bleek als een doek? En waarom zit hij altijd on altijd te cijferen Wat doet hij, Jupiter? Hij zet allerlei cijfers op een lei, de gekste cijfers, dio ik ooit gezien heb. Ik moet hem steeds in 't oog houden, steeds naar hem kijken. Verleden is hij vóór hefc opgaan van de zon ontsnapt en heeft, den heelen, heolen dag buiten doorgebracht. ïx had een flinken stok gesneden, om hem een pak ransel toe te dienen bij zijn thuis komst maar ik had den moed niethij ziet er zoo doodongelukkig uit! Werkelijk? Nu, ik geloof, dat je beter gedaan hebt, om zacht voor den arm on jongen te zijn. Je moet hem niet ^laan, Ju piter hij kan het misschien niet verdra gen. Maar vermoedt je de oorzaak soms van deze ziekte, of liever gezegd, die ver andering in rijn gedrag? Is hem iets on aangenaams overkomen, nadat ik bij jullie geweest ben? Neen, massa, niet er na, maar er vóór, ja, hefc gebeurde op dien dag, toen gij bij ons waart. Hoezoo? Wat bedoel je? Nu ja, massa; ik bedoel da geschie denis met dien kever, dat is al. Van wat? Van den kever Ik ben er zeker van, dat massa Will ergons aan zijn hoofd gebeten is door dien gouden kever. En hoe kom jó daaraan? Zijn kaken zijn er groot genoeg voor, en zijn bek ook, massa. Ik heb nog nooit zoo'n duivelschon kever gezien hij hapt en bijt naar alles, wat in zijn nabijheid komt. Massa Will had hem eerst gevangen, maar hij heeft hem gauw weer losgelaten, dat vorzeker ik uop dat oogenblik is hij bepaald gebeten. Die kever met zijn grooten bek stond mij vast niet aan, en ik wilde hem ook niet mot mijn bandon beetpakkenmaar ik nam een stuk papier en ving den kever met hefc stuk papier ik wikkelde hem in het papier met een klein stukje papier in zijn bek, riet u, zóó heb ik het gedaan! En je gelooft drus heusch, dat jo mees ter door den kever werd gebeten en dat die beet hem riek gemaakt heeft? Ik geloof niets, ik weet het zeker. Waarom droomt hij anders altijd over goud, als het niet is, omdat hij door den gouden kever is gebeten? Ik heb al meer over die gouden kevers hooron praten! Maar hoe weet jij, dat hij van goud droomt? Hoe ik 't weet? Omdat hij er zelfs hardop over droomtdaarom weet ik het. i Je hebt misschien gelijk, Jupiter.: maar ter zake; aan welke gelukkige om standigheid heb ik de eer van je bezoek te danken Wat meent u, massa? Heb je soms een boodschap van mijn heer Legrand? Neen, massa, maar ik breng u een brief. En Jupiter overhandigde me het volgen- do epistel: Beste Vriend. Waarom liet jo in zoo'n langen tijd niets hooren? Ik hoop, dat mijn booze bui van laatst hieraan geen schuld heeftneen, dat zou toch al te kinderachtig zijn. Na je bezoek heb ik voortdurend in groot© spanning geleefd. Ik moet je iets zeggen, maar weet nauwelijks hoe het je te zeggen. En zal ik hefc eigenlijk wel ver tollen? Ik gevoel mij *inds enkele dagen niet al te best en de arme, oude Jupiter verveelt me ondraaglijk al zijn goede intenties en attenties. Je zult het niet willen geloo- ven, doch verledc-n week bad hij een groo ten stok gereed liggen ter bestraffing, daar ik hem ontloopeu was en den dag buiten op het vasteland \iad doorgebrachtIk ge loof waarlijk, dat Vk van die stokslagen be vrijd gebleven ben, doordien ik er zoo miserabel uitzag 1 Mijn collectie is met geen enkel nieuw exemplaar verrijkt. Komt met Jupiter mede, indien het je schikt. Kom, kom. Ik moet je vanavond over een ernstige zaak spreken. Ik verzo- ker je, dat hefc van het grootste gewicht is. .t. A t. William Legrand. i^Tordit vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 5