Ho. 18361
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 10 Januars.
Tweede Blad Anrto 1920.
Brieven van een Leidenaar
EERSTE KAMER
UIT DE OMSTREKEN.
FEUILLETON.
De O ouden Kever.
DCLXI.
Iü iedei gezin, maar vooral in flat van
den kleinen burger ambtenaar en werk
man heeft de huisvrouw de meest be
langrijke taak te vervullen. Hoe kleiner de
inkomsten zijn en hoe grooter het gezin is,
aee te moeilijker de taak is van haar, wie
het bestuur der huishouding natuurlijkerwijs
Opgedragen is. Het zijn meestal eenvou
dige bezigheden, die de vrouw des huizes
in het gezin heeft te vervullen; bezigheden,
die gewoonlijk niet in het oog vallen, doch
.waarvan het genoegen, de welvaart en hel"
■geluk van een huisgezin grootendeels afhan
gen. Een huisvrouw in de kringen bovenbe
doeld, heeft feitelijk nooit gedaan; het zou
ei' voor de overige huisgenooten slecht uit-
nen, wanneer ook voor haar do acht-urige
werkdag verplichtend werd gesteld.
Waar dus de vrouw oigenlijk de spil is,
waarom het huishouden draait, spreekt het
baast vanzelf, dat het er veel van afhangt,
hoe zjj die taak opvat, en of zij er op voor-
borc-'d is. Een meisje, dat van de school
jaren af in afbriek, werkplaats of op een
atelier werkt, kent gewoonlijk, als het in
het huwlijk treedt, van het huishouden niet
voel, wat zich meestal op het gezin wreekt.
En in dat opzicht is het nog niet zoo
slecht, dat de meisjes uit de volksklasse
dienstbode worden en in het gezin van haar
meesteres een opleidingsschool voor huis
vrouw doormaken, vooral als zij mevrouwen
treffen, die begrjjpen, dat zjj tegenover haar
dienstmeisjes in dit opzicht verplichtingen
hebben.
Iioch al zou het voor de maatschappij niet
kwaad wezen, dat er meer meisjes een goeden
'dienst zochten, elk meisje uit de volksklasse
kan geen dienstbode worden. En voor de op
leiding tot de toekomstige taak van huis
vrouw van fleze meisjes zijn inrichtingen zao-
•als de Vakscholen voor Meisjes hier ter stede
vangroote waarde. Er is over de bijdrage,
door den Gemeenteraad aan de Leidsche
School deze week toegekend, nag al eens ge
klaagd. M.j. tem onrechte. Geld, daarvoor
doelmatig uitgegeven, kan kwalijk beter wor-
'den besteed en de inrichtingen van dezen
aard verdienen den steun zoowel van de
overheid als van particulieren.
Hoo onmisbaar de huisvrouw in de in den
aanvang genoemde gezinnen is, komt eerst
aan het licht, wanneer zjj ten gevolge van
ziekte tjjdeljjk buiten staat is haar huishou
delijke bezigheden behoorlijk te verrichten.
■Hoe licht loopt dan do huishouding in het
honderd.
Tijdens de ernstige griepepidemie, in het
najaar van 1918, is dit vooral duidelijk ge
worden. Daardoor is er toen in talrijke ge>-
zincen ontbeerd en geleden, meer dan noodig
zou zijn geweest, als er geschoolde krachten
gereed hadden gestaan ir. menigerlei woning
waar de huisvrouw door ongesteldheid ge
noodzaakt werd het bijltje er bjj neer te leg
gen, om haar taak op zich te nemen. Toen
ra de behoefte gevoeld, dat in zulke geval
len moest worden voorzien, en is opge
richt geworden de Vereeniging „Hulp in
het Huishouden."
Doze Vereeniging stelt zich ten doel
aldns art. 1 dei' statuten het verleenen
van huishoudelijke hulp aan gezinnen van
on- en minvermogenden, waarin de huis
vrouw door ziekte als anderszins tijdelijk
buiten staat is, haar huishoudelijke bezighe
den behoorlijk te verrichten.
Zij tracht dit doel te bereiken door uit
zending in de bedoelde gezinnen van ver
zorgsters, zooveel jjmgelijk behoevende tot
denzelfden stand en dezelfde godsdienstige
gezindte als de persoon, aan wie de hulp
wordt verleend.
Dc kosten der te verstrekken "hulp worden
zoovee! mogelijk geheel of gedeeltelijk ge
dragen door de aanvragers of door belang
stellenden, zoodat men zich houdt aan het
go la beginsel, dat iemand voor genoten
diensten ook iets moet over hebben. Mleen
ban neer het gezin, waarin hulp wordt /er
langd. onvermogend is, kunnen de kosten
der n .^_irekte hulp geheel ten laste der
jVercen.ging komen.
Het zou niemand verwonderen als ik na
deze niteenzetting van het nuttig streven
dezer- Vereeniging, een opwekking richtte
tot de Leidscho burger jj ons het bas tuur te
steuDen
Doch dat is rnjjn doe] niet. Ik wilde alleen
dc aandacht van belanghebbenden op deze
voreeniging vestigen. Er wordt veel te wei
nig gebruik gemaakt van de aangeboden
hi.!p. Terwijl een soortgelijke Vereeniging
in Den Haag haast niet genoeg verzorgsters
kan krijgen om aan alle aanvragen te vol
doen en de R.-K. Vereeniging van don-
zelfden naam, die uitsluitend onder R.-K.
gezinnen werkt, het ook druk heeft, hébben
dc leidsters van bovengenoemde neutrale
Vereeniging het nog maar slapjes.
Ik weet er geen andere reden voor dan
onbekendheid, terwijl er misschien ook nog
enkelen zijn, die zich deer valsche schaamte
weerhouden een aanvrage bij het bestuur
te doen, omdat zjj meenon, dat er philan
thropic in steekt.
De laatsten weten nu, dat zij voor de
verleende hulp een matige vergoeding moe
ten betalen, en voor hen, die van het be
staan dezer Vereeniging in het geheel nog
niet afwisten en dus ook de adressen niet
kenden, waartoe zjj hun aanvragen om1 bij
stand hadden te richten, wil ik deze gaarne
mededeelen. Het zjjn mevrouw Heringa.
Hngo-de-Groot-straat 18; mei-rouw Harmons,
Bilderdtjkstraat 18, en dr. Boonacker, Hoo-
gewoerd 138.
ZittiDg van gisteren.
Aangenomen is z.h.s. de wijziging en ver
hooging van hefc achtste hoofdstuk der Sfcaats-
begroofcing voor 1919 (Buitengewoon cre-
diefc) en van de agenda afgevoerd de nadere
wijziging ran het achtste hoofdstuk der
Staat&begrooting voor 1917 (verschillende
onderwerpen)
Motie-Franssen.
Aan de oide is hierna de volgende nrotie
van den heer Franssen:
De Kamer, kennis genomen hebbende van
heft antwoord van den Minister van Oorlog,
d.d. 23 Juli 1919 inzake het verbek van
I M. J. Scheffelaar Dzn., aannemer te Ber-
gen-op-Zoom; van oordeel, dat het door den
I Minister aangevoerde in geenen deele de
eischen van recht -en billijkheid ter zijde
stelt; spreekt als haar meening uit, dat aan
voornoemden Scheffelaar alsnog te verleenen
ia een tegemoetkoming als bedoeld in zgn
j request van 14 Januari 1919 aan de Sfca-
ten-Generaal; en gaat over tot de orde
van den dag.
De heer FRANSSEN (A-RJ licht zijn
motie nader toe. Adressant vraagt een scha
devergoeding van f 9000 voor schade bij
den bouw van een marechaussée-kazeme-
ment te Roosendaal geleden door stijging van
aibeidsloonen en de prijzen van materialen
enz., welke stijging hg niet had Icunnen voor
zien.
De hoer STAAL (U.-L.) meent, dat de
regeering, als zij overtuigd is, dat de aanne
mer zgn begrooting niet behoorlijk kan op
maken, schadevergoeding moet geven, gelijk
ook gescLiedt is ten aanzien van een ande
ren aannemer. Spr. is van oordeel, dat er
rede ia de gevraagde vergoeding te ver
leenen.
De heer VAN DER FELTS (V.-D.) zegt,
dat adressant zich voor vergoeding tot den
minietenaad moet wenden, die de regelen,
voor tegemoetkomingen vaststelde waaraan
echter geen terugwerkende kracht werd ver
leend.
be heer DE GIJSELAAR (C.-H.) ste
gen de motie; men zou met allerlei eventua
liteiten rekening moeten houden, wat bot
mooilrkhpdan aanleiding zou kunnen geven.
De heer STORK (V.-L.) zegt, dat men
verlangt, dat de Staat het voorbeeld geeft 1
van bdlgke behandeling. Het was destijds
uiterst moeilijk de omstandigheden te voor
zien, welke zich hebben voorgedaan. Daarom
v/oidt in de particuliere industrie vaak bo
ven de overeengekomen contracten gegeven.
Een schadevergoeding is daarom volkomen
gebillijkt. Spr. zal dus voor de uiotie stem
men.
De Minister, de heer DE VRIES, meent
dat het besluit van den Ministerraad buiten
beooicieeling m-oet blijven; dat besluit is uit
gevoerd.
De vraag is of het besluit ten aauzien van
enkelen, m. n. adressant niet onbillijk is toe-
fepast. Het Departement stelde als eisch in-
iening van een verzoekschrift voior 17 Oc
tober 1917, was 'daarop afwijzend 'beschikt
dan kwam men niet in aanmerking voor de
vergoeding. De vraag is of hier billijk is be
slist hetgeen spr. aan de Kamer overlaat.
De motie wordt met 21 tegen 10 stemmen
aangenomen.
Voor stemden de he eren Verheyen, Van
Kol, De Waal Malefijt, Bergsma, Stork, Van
der Hoeven, Gilissen, Van der Does de Wil-
lëbois, Mendels, Van Wassenaer van Cat-
wyk, Reekers, Van Loon, Bavinck, Van
Wichen, Staal, Van Basten Batenburg,Smeen-
ge, Franssen, Binnerts en Van den Berg.
Verschillende wetsontwerpen.
Aan de orde zijn:
1. Nadere voorzieningen betreffend© de
grensbewaking.
2. Naturalisatie van Cr. H. Bokeloh, e. a.,
voor zooveel betreft E. Ullrich.
3. Wijziging van het IXe hoofdstuk der
Staatsbegrooting voor 1019 (Verschillende
onderwerpen).
4. Vaststelling van de begrooting van het
Staats visschershavenbed rijf te ITmuiden
voor 1920.
5. Onteigening in de gemeente Gaaster-
land, noodig voor de stichting van een cen
trale drinkwatervoorziening voor de pro
vincie Friesland.
Behandeld wordt eerst no. 3. De MINIS
TER VAN WATERSTAAT de heer KO-
NIG, beantwoordt oenige opmerkingen uit
het eindverslag.
Het gebouw aan den Hofweg is bestemd
voor huisvesting van het nieuwe Departe
ment van Arbeid. De aannemer Reeft zich
verbonden het gebouw binnen 10 jaar te
verplaatsen, voor f 10,000.
Spr. verdedigt de subsidie van f 75,000
voor de Elta.
No. 3 wordt z. h. st. aangenomen.
No. 4 en no. 5 worden z. h. st. aangeno
men.
Bij no. 1 (Grensbewaking) ontwikkelt de
heer BERGSMA (U. L.) eenigo bezwaren.
Hij dringt aan op een soepele toepassing
der wet. Do ambtenaren moeten niet alleen
hersens, maar ook een hart hebben en
daarvan bij de toepassing blijk geven.
Spr. maakt verder nog eenige opmerkin
gen.
Do heer MENDELS (S. D. A. P.) acht
het wetsontwerp voir do rechtsverhoudin
gen d'er grensbewoners niet zoo hee1 on
schuldig en eenvoudig. De medewerking
van de wetgevende macht voor het stellen
der regelen wordt feitelijk overgelaten en
alles wordt overgelaten aan het vrije ar-
bitrium van het uitvoerend gezag. Het ont
werp treedt in de plaats van den staat van
belegde Regeering wil toch do bevoegd
heid het vreemdelingenverkeer aan en over
de grens te rogelen. In het algemeen kan
men daartegen geen bezwaar hebben. Maar
het wetsontwerp beoogt heel wat meer. De
regeering krijgt de bevoegdheid om in het
belang van do grensbewaking de toegang
tot en het verkeer in de bewakingsgebieden
te regelen. Art. 3 geeft do bevoegdheid tot
ontzegging van verblijf en indien verwijde
ring niet mogelijk is-tot in bewaringsstel-
ling. Op terugkeer desondanks in bet ge
bied staat principale gevangenisstraf.
Spr. kan er zich niet mede vereenigen,
dat zoovele bevoegdheden aan de regeering
worden overgelaten. De bevoegdheid! tot re
gelen is veel te algemeen zelfs geen schema
krijgt men er van. Zelfs is den minister
overgelaten aan welke autoriteit hij be
voegdheid zal geven. Ook ma-g gevraagd
worden wat do instructies zullen zijn van
deze autoriteiten en welke rechtsgang er
zal zijn. Spr. betreurt het, dat er geen be
roep mogelijk is op beslissingen cle^ auto
riteiten. In de af deelingen heeft spr. gp
een college van notabelen aangedrongen,
maar de minister heeft dit afgewezen. On
juist acht hij«Ret, dat men, als voor vreem
delingen beroep practisch niet mogelijk is,
men dit ook voor Nederlanders achterweg©
laat. Of in cïe practijk aan het beroeps-
recht weinig behoefte zal bestaan, valt te
betwijfelenmaar hoe weet do minister dat.
Men vindt in do wet ook niet omschreven
wat een bewakingsgebied is.
Spr. weigert er aan mede te werken de
regeoring zulke exorbitante bevoegdheden
te geven. Hij wenscht de uit t© vaardigen
instructies te zien.
Do MINISTER VAN JUSTITIE, de heer
HEEMSKERK, verklaart een redelijke uit
voering der wet zooveel mogelijk te zullen
bevorderen. Inderdaad is een gepast optre
den der grensautoriteiten gcwenscht.
Bij ontzegging van verblijf in een grens
streek kan geen sprake zijn van schadever
goeding; het is een politiemaatregel.
Indien noodig zal men trachten voor de
militaire politie meer dan 1000 man te ver
krijgen. Vrees voor strooptochten bestaat
slechts voor een deel der Oostelijke grens.
Ook spr. erkent het belang van uitbrei
ding der politiemacht on marechaussee. De
gemeentepolitie moet actief medewerken,
des te minder is er behoefte aan de rijks
politie.
Eon recht- van beroep heeft spr. in heb
algemeen niet afgewezendit zou echter al
leen bij den rechter kunnen zijn en niet bij
een collogo van notabelen. Maar er is niet
veel aanleiding van een recht van beroep.
Men heeft hier met een politiemaatregel
te doen. Do in bewaringstelling natuur
lijk niet permanent. Spr. meent, dat men
i. z. de beroepsquaestie de practijk kan af
wachten. Klachten, gegrond of ongegrond
zullen wel ter openbare kennis komen.
De Miuister is verantwoordelijk voor de
beslissingen, door de autoriteiten to n men
en daarin ligt een groot-en waarborg. Geen
beslissingen worden vrijmoediger gecriti-
seerd.
Wat do bewakingsgebieden zijn, weet men
wel, het zijn de streken langs do grens van
het Rijk. Natuurlijk za-1 men die niet zoo
breed mogelijk maken.
De te stellen regelen zullen betreffen
aanwijzing van wegen voor het verkeer van
en naar het buitenland, welke wegen be
waakt zullen worden bij doorlaatposten ter
controle. Dit ia nu juist oen zaak voor heb
uitvoerend gezag. Welke personen hot hier
betreft is een politiekwestie.
De ministerieel o verantwoordelijkheid
zal een buitengewoon sterke rem zijn tegen
willekeur. Het kan anders worden, dat is
juist; b.v. als een reactionaire regeering
komt maar dat kan niet of een revo
lutionaire regeering. Maar- deze laatste
leeft van willekeur en voor haar is deze wet
dus niet geschreven.
De heer BERGSMA (U. L.) repliceert
daarna de heer MENDELS (S. D. A. P.).
De MTNISTElR antwoordt- nog kort.
Het wetsontwerp wordt met 24 tegen 3
stemmen aangenomen.
Tegen stemden de soc.-dem.
Bij no. 2 deelt de MINISTER mede, dat
de naam van den te naturaliseeren Ullrich
is, met 2 I'smaar de naam van de kinde
ren is met één 1.
No. 9 wordt z. li. st. aangenomen.
Regeling van werkzaamheden.
Besloten wordt het leeningsontwerp nog
aan de orde te stellen voor afdeelingsonder-
zoek.
De VOORZITTER deelt mede, dri de
Kamer vermoedelijk einde dezer maand of
begin der volgende maand weder zal bijeen
kpmen.
De Kamer gaat hierna in de afdeelingen.
De openbare vergadering wordt gesloten.
ALPHEN.
Gemeenteraad
Voorzit!er: de burgemeester.
Aanwezig allo leden.
Da-notulen worden goedgekeurd on vastge
steld.
De Voorzitter zegt;
Mijne Heerent
Het jaar 1919 ligt achter ons. Dat jaax was
een voortzetting van ónzen arbeid in 1918, die
gowijd was aan den opbouw en de inrichting on
zer nieuwe gemeente. En wij zijn met dien stoe-
ren arbeid gereed gekomen. De Gemeenteraad
had in die jaren tot taak om de jonggeborene
te verzorgen en te leeren loopen. Zooais ge
bruikelijk ging clit gepaard met vallen en op
staan. Maar langzamerhand zijn de wankelen
de schreden vaster geworden on kan lkan3 in
flink tempo worden roortgomarcheerd. Dat is
ook raadzaam,want do taak van onze vroed
schap wordt steeds belangrijker, nu moer en
moor de vraag naar voren komt: Hoe zal de
gemeente Alphen aan den Riju zich in de toe
komst moeien ontwikkelen? Het jaar 1920 moe*
bqgihncn mot een antwo&rd daarop voor te b&<
reiden. Nu do administratieve grondslagen ge-
logd ziju, staan wij voor do toepassing onzen
theorieën voor don daad. Aan het einde van
dozen jaarkring moeten wij er met voldoening?
op kunnen wijzen, dat er een begin van uitvoer
ron is gemaakt met de plannen, die zoo me
nigmaal besproken zijn. Wel is waar zijn do
tijdsomstandigheden nog moeilijk en liggen er.
vole voetangels on klommen, maar deze mogen
ons niet afschrikken, wij moeten voorwaarts
met vast on, gestrekten pas. De gemeen to heeft
vclo landerijen aangekocht mot het doel een
goede bebouwing to regelen. Ons eerste werk
moot nu zijn, deze grond verkoopbaar te maken.
Daaraan moet voorafgaan de vaststelling va*
een uitbreidingsplan, waarvan, zoo ik hoop, do
aanbieding in deze maand kan plaats hebben.,
Vervolgens moet volgen het aanleggen van stra-
ton en moet hot rioleoringsvraagstuk tot oplos
sing worden gebracht. Is clit geschied, dan moe*
de grond tot billijken prijs worden verkocht aan
ben, die terrein zoeken voor het bouwen van
woonhuizen, waaraan hier zoo grooto behoefte
bestaat, voor liet bouwen van fabrieken, werk
plaatsen, handelsondernemingen, scholen, bad
huizen, enz. Wij moeten ons beijveren het wo
nen hier aantrekkelijk te maken, ten einde het
zielental te vermeerderen. Wij moeten partij
trokken van de gunstige ligging onzer gemeente
om haar to maken tot een belangrijke fabrieks-
en handelsplaats, om haar te maken, tot een
hoofdpunt van verkeer door spoor- en tramaan-
leg te steunen on het scheepvaartverkeer ie ver
gemakkelijken door het aanleggen van havens
en kanalen.
Daarbij mag echter niet vergeten worden het
verfraaien der gemeente door het aanleggen
van plantsoenen en wandelwegen, om hot ver
blijf alhier aangenaam te maken, en het bevor
deren van het aanleggen van sportterreinen om
krachtige, gezonde jongelieden to kweeken.
Daarbij kronkelt de Rijn zich zoo schilder
achtig door onze gemeente en leent zich zoo uit
stekend tot watersport, dat' het wel de mooito
zal loon en om het oog van don vreemdeling'
hierop te vestigen.
Door het najagen van dit doel bevorderen,
wij do algomeene welvaart en schenkon wij aan
vreemdelingen do gelegenheid zich hier te ves
tigen, terwijl door vermeerdering dor bevolking
do geldelijke draagkracht wordt versterkt, waar
door de gemeentelijke schulden, die evenals over
al oldors een gevolg zijn van den wereldoorlog,
moer dragelijk gemaakt zullen worden.
Door de economische wetgeving worden, aan
de administratie steeds grootere eischen ge
steld, zoodat de behoefte zich reeds thans doet
gevoelen aan een nieuw raadhuis.
Thans zijn voor het gemeentelijk beheer 4 ge
bouwen in gebruik. Het behoeft geen betoog, da*
het onderbrengen der gekeclo gemeentelijke ad
ministratie in één gebouw een gemak zal zijn
voor het beheer en tevens voor de ingezetenon.
Er ligt alzoo voor ons een rijk programma ge
reed. Alles kan natuurlijk niet in eens geschie
den, maar wanneer wij met vaste hand aan
den ploeg den grond bearbeiden, die het zaad
moet dóen ontkiemen, zullen do vruchten niet
uitblijven. Het is een schoon e en gewichtige
taak die do gemeenteraad tc volbrengen heeft,
waarbij onderlinge steun en tegemoetkoming ee*
veroischte ia.
Mijne hoeren, ik hoop dat het jaar 1920 voor
deze gemeente een jaar zal zijn van krachtigen
en vruchtdragenden arbeid en dat Gods zegen,
daarop moge rusten.
Ik voeg hieraan nog toe, dat ik u dankzeg voor
uwe attentio mij op 1 Januari betoond en dat
ik wederkeerig hoop dat het u en uwe gezinnen
in 1920 wel moge gaan."
Ingekomen is: een missive van Ged. Staten,
inhoudende hun goedkeuring over eenige geno
men Raadsbesluiten.
Medegedeeld wordt, dat tot voorzitter van de
oommis-sie van het gas- en electriciteitsbedrijf ie
benoemd de heer Vlasman, tot die van het Le
vens middelenbedrijf de heer Van Leeuwen en
tot die van bijstand de burgemeester.
Proces-verbaal van kasopneming; in kas was
f 3720.38.
Een schrijven van L. Oskam, uit Bodegraven,
waarin hij f 125 schadevergoeding verzoekt, ten
gevolge van zijn val in een gat aan de Ziende,
dat niet door het werkvolk des avonds godicht
was. Hij was zoodanig geblesseerd, dat hij zich
onder geneeskundige hulp moest stellen. Dit
wordt gerenvoyeerd naar B. en W. om advies.
Dankbetuiging van den secretaris voor zijn.
door
EDGAR POE.
2)
Best, heel best! Maar ik vat niet hoe
hot komt, zoi hij een beetj o korzelig ik tee
k-en toch tamelijk goed, ik moest het ten
minste goed doen, want ik heb uitstekende
meesters gehad, on ben golukkig geen stom
meling
Kom, kameraad, je schertst! Hot is
en mooi geteekende schedel, een volmaak
te doodskop, en je kever zou het wonder
baarlijkste exemplaar van alle kevers zijn,
indien hij hierop leek. We kunnen er.eeu
zekere pakkondo bijgeloovigheid bij bordu
ren. Ik stel voor om je insect ,,scarabaous
oapni hominis" te noemen in de natuur
lijke historie vindt men tal van zulko na
men. Maar waar zijn do sprieten, waarover
je sprak?
Do sprietenriep Legrand, diie zich
onbegrijpelijk opwond; je kimt de sprieten
duidelijk zien, daar ben ik zeker van. Ik
heb zo precies geteekend zooals zij in wer
kelijkheid waren. Is dat soms niet vol
doende?
Mij wel. Laten wij zeggen, dat je de
sprieten geteekend hebt, maar neem mij
niet kwalijk, dat ik ze niet zie
Ik gaf hem het papier terug, zondier ver
der commentaar, om hem niet te kwetsen
maar zijn slecht humeur intrigeerde me,
en wat de schets van het insect betreft....
de sprieten waren absoluut onzichtbaar,
terwijl hot geheel beslist gelijkenis vertoon
de met een doodskop.
Verdrietig nam hij zijn papier aan, van
plan het in elkaar te frommelen, toen zijn
oog toevallig scheen te vallen op de teeke-
ning. Plotseling werd zijn gezicht bloed
rood, daarna zeer bleek. Gedurende enkele
oogenblikkon bleef hij de teekening aan
dachtig bestudeeren. Eindelijk stond hij op,
haalde een kaars en ging aan het andere
eind van do kamer op een koffer zitten.
Daar begon hij vol nieuwsgierigheid zijn
papier te onderzoeken, het om-cn-om kee-
rend. Hij zei nochtans geen woord. Zijn ge
prikkelde stemming ontziende, zweeg ook
ik. Ten 1aatste nam hij een portefeuille
uit zijn jaszak, borg zijn papier er zorgvul
dig in en 6loot dit alles weg in een bureau.
Hierop werd hij kalmer, maar zijn ent.hu-
siasino van zooeven was totaal verdwenen.
Hij scheen eerder in zichzelf gekeerd dan
boos. Meer on meer zat ïiij verdiept in droo-
merijen. Mijn grapjes konden hem niet af
leiden. Ofschoon ik eerst van plan geweest
was om den nacht door te brengen in de
hut, leek het mij verstandiger thans heen
te gaan. Hij gaf zich trouwens ook geen
moeite mij terug to houden, doch toon ik
vertrok, drukte hij mij hartelijker de hand
dan anders.
Ongeveer een maand na dit avontuur,
in dien tusschontijd had ik niets meer van
Legrand gehoord, kreeg ik te Charleston
bezoek van zijn bediende Jupiter.
Ik had den goeden, ouden neger nog
nooit zoo verslagen gezien als nu, en ik
koesterde do vrees, dat mijn vrined een
ernstig ongeluk moest overkomen zijn.
Wel, Juup, zei ik, wat voor nieuws
Hoe gaat 't ie meester?
Ach, massa! om do waarheid te zeg
gen, maakt, hij 't niet best.
Niet bestDat spijt me. Waarover
klaagt hij?
Ja, dat is 't juist Hij klaagt lieele-
maal Diet, maar toch is hij héél ziek.
Héél ziek, Jupiter! En waarom zeg je
dat niet dadelijk? Ligt hij te bed?
Neen, neen/ hij is niet in bed, hij is
oigenlijk nergens. Ik ben erg ongerust over
massa Will.
Jupiter, ik kan geen touw vasfcknoo-
pen aan alles, wat je me vertelt. Je be
weert. dat mijnheer ziek is. en heeft hij je
niet gezegd, waaraan hij lijdt?
O, massa, daar komen we nooit ach
ter. Massa Will zegt, dat hem absoluut
piets scheelt; maar waarom loopt hij
dan onrustig rond, nu hierheen, dan daar
heen, altijd in gedachten, starend naar den
grond, met krommen rug, bleek als een
doek? En waarom zit hij altijd on altijd te
cijferen
Wat doet hij, Jupiter?
Hij zet allerlei cijfers op een lei, de
gekste cijfers, dio ik ooit gezien heb. Ik
moet hem steeds in 't oog houden, steeds
naar hem kijken. Verleden is hij vóór hefc
opgaan van de zon ontsnapt en heeft, den
heelen, heolen dag buiten doorgebracht. ïx
had een flinken stok gesneden, om hem
een pak ransel toe te dienen bij zijn thuis
komst maar ik had den moed niethij
ziet er zoo doodongelukkig uit!
Werkelijk? Nu, ik geloof, dat je beter
gedaan hebt, om zacht voor den arm on
jongen te zijn. Je moet hem niet ^laan, Ju
piter hij kan het misschien niet verdra
gen. Maar vermoedt je de oorzaak soms
van deze ziekte, of liever gezegd, die ver
andering in rijn gedrag? Is hem iets on
aangenaams overkomen, nadat ik bij jullie
geweest ben?
Neen, massa, niet er na, maar er vóór,
ja, hefc gebeurde op dien dag, toen
gij bij ons waart.
Hoezoo? Wat bedoel je?
Nu ja, massa; ik bedoel da geschie
denis met dien kever, dat is al.
Van wat?
Van den kever Ik ben er zeker
van, dat massa Will ergons aan zijn hoofd
gebeten is door dien gouden kever.
En hoe kom jó daaraan?
Zijn kaken zijn er groot genoeg voor,
en zijn bek ook, massa. Ik heb nog nooit
zoo'n duivelschon kever gezien hij hapt
en bijt naar alles, wat in zijn nabijheid
komt. Massa Will had hem eerst gevangen,
maar hij heeft hem gauw weer losgelaten,
dat vorzeker ik uop dat oogenblik is
hij bepaald gebeten. Die kever met zijn
grooten bek stond mij vast niet aan, en
ik wilde hem ook niet mot mijn bandon
beetpakkenmaar ik nam een stuk papier
en ving den kever met hefc stuk papier ik
wikkelde hem in het papier met een klein
stukje papier in zijn bek, riet u, zóó heb
ik het gedaan!
En je gelooft drus heusch, dat jo mees
ter door den kever werd gebeten en dat
die beet hem riek gemaakt heeft?
Ik geloof niets, ik weet het zeker.
Waarom droomt hij anders altijd over
goud, als het niet is, omdat hij door den
gouden kever is gebeten? Ik heb al meer
over die gouden kevers hooron praten!
Maar hoe weet jij, dat hij van goud
droomt?
Hoe ik 't weet? Omdat hij er zelfs
hardop over droomtdaarom weet ik het.
i Je hebt misschien gelijk, Jupiter.:
maar ter zake; aan welke gelukkige om
standigheid heb ik de eer van je bezoek te
danken
Wat meent u, massa?
Heb je soms een boodschap van mijn
heer Legrand?
Neen, massa, maar ik breng u een
brief.
En Jupiter overhandigde me het volgen-
do epistel:
Beste Vriend.
Waarom liet jo in zoo'n langen tijd niets
hooren? Ik hoop, dat mijn booze bui van
laatst hieraan geen schuld heeftneen,
dat zou toch al te kinderachtig zijn.
Na je bezoek heb ik voortdurend in
groot© spanning geleefd. Ik moet je iets
zeggen, maar weet nauwelijks hoe het je te
zeggen. En zal ik hefc eigenlijk wel ver
tollen?
Ik gevoel mij *inds enkele dagen niet al
te best en de arme, oude Jupiter verveelt
me ondraaglijk al zijn goede intenties
en attenties. Je zult het niet willen geloo-
ven, doch verledc-n week bad hij een groo
ten stok gereed liggen ter bestraffing, daar
ik hem ontloopeu was en den dag buiten
op het vasteland \iad doorgebrachtIk ge
loof waarlijk, dat Vk van die stokslagen be
vrijd gebleven ben, doordien ik er zoo
miserabel uitzag 1 Mijn collectie is met geen
enkel nieuw exemplaar verrijkt.
Komt met Jupiter mede, indien het je
schikt. Kom, kom. Ik moet je vanavond
over een ernstige zaak spreken. Ik verzo-
ker je, dat hefc van het grootste gewicht is.
.t. A t.
William Legrand.
i^Tordit vervolgd^