UIT DE OMSTREKEN. BRIEVEN UIT PARIJS. INGEZONDEN. VRAGENRUBRIEK. ■chuldigde, bij een autoriteit te Brussel ge weest is, maar bij meerdere autoriteiten. Noemde de beer Yan Groenendael eeii naam, dan ontstond de moeilijkheid, dat men zou zeggen: wij hebben een anderen. Vandaar de moeilijkheid voor hem om te epreken, omdat hij niet wist welke autori teit men op het oog had. De heer Yan Groenendael heeft tot een autoriteit gezegd dat hij zich tot anderen zou wenden en dat heeft hij gedaan. De beschuldiging der R.-K. Kamerelub betreft een andere autoriteit dan den Franschen gezant. Spr. doet dan mededeeling van de beslis- eing der R.-K. Kamerclub van 1 October 11. De mogelijkheid bestaat thans, dat de heer Van Groenendael in zijn erkenning van de R.-K. Kamerclub een andere autoriteit op het oog had. Maar dat is slechts bijzaak, ornaat de beschuldiging van de R.-K. Kamer club op ^nwederlegbare bewjjzen steunt. Het is trouwens een ongewone wjjze van han delen, als men voor een pasvisum tot den gerant doordringt. "Voor de R.-K. Kamerclub is de zaak af gehandeld. De hqer Van Groenendael heeft gelegenheid gehad zich te verantwoorden en oe beschuldiging tegen den heer Van Groenendael wordt niet alleen gehandhaafd, maar is zelfs nog erger geworden. De heer SCHAPER (S. D. A_ P.) vraagt ol er geen nadere mededeelingen gedaan kun nen worden in besloten vergadering. De heer Van Groenendael heeft olatweg ge zegd, hier gewoon staan liegen. Laat men in besloten vergadering met de volle waarheid lemen. De heer KOOLFIN (R.-K.) zegt, dat dit cnmogeljjk is. De naam van den betrokken autoriteit is hem onder absolute geheimhou ding medegedeeld. Le heer WIJNKOOP (Comm. p.) zegt, dat als er wat gebeuren moet, dif openljjk moet geschieden. De heer VAN GROENENDAEL (R.-K.) herhaalt, dat het onjuist is, dat hj) te Brussel b(j andere autoriteiten geweest is. Laat de heer Kooien die beschuldiging bewijzen. De heer SCHOKKING (C-.-H.) zegt, dat de zaak niet zonder nteer kan jfloopen. Wat hem verwondert is, dat de R.-K. Kamerclub een dergelijk edict uitspreekt, dat men maar zonder meer zou hebben te aanvaarden. Het eenig© is, dat er gelegenheid gezocht wordt voor een commissie van enquête. De heer SCHAPER (S. D. A. P.) zegt, dat de verklaring van den heer Van Groe- nenaae, 'ons niet verder brengt, terwijl het na de verklaring van den heer Kooieu weer uit zou zijn. Dat gaat niet aan. Hebben wij hier in de Kamer een leugenaar, een landverrader, door een dergelijk gedrag kan tuis land in den oorlog worden betrokkem De zaak is inderdaad ernstig. Is dit een zaak, waar de Regeering zich eenvoudig maar van kan afhouden? Spr. ontkent dat. De Regeering schijnt meer te weten. Welnu, durft de heer Kooien niet spreken, laat de Regeering dan spreken, desnoods in comité-generaal Spr. vraagt de Regeering wat zij heeft te zeggen; de natie heeft recht op opheldering. De Minister van Binnehlandsche Zaken, de heer RUYS DE BEERHNBROUCK, kan, nu onvoorbereid door een der leden een vraag wordt gedaan, niet meeor doen dan verwjjzen naar de desbetreffende passage in da Memorie van Antwoord. De heer WIJNKOOP: Dus geen landver raad. De MINISTER zal met zijn ambtgenoot van Buitenlandsohe Zaken overleg plegen wat er eventueel nader kan worden geant woord. De heer SCHAPER zal met belangstel ling nadere mededeelingen afwachten. Interpellatie. De heer KR/UVT (Bond v. Ohr. Soc.) vraagt verlof tot de Ministers van Oorlog en van Binnenlandsche Zaken vragen te mogen richten over hetgeen te Harderwijk is gebeurd met de militairen van het ge- interneerden kamp. Woensdag zal over dit verzoek worden beslist. Staats begrooting voor 18)40. Algemeene besohouwingen. Aan de orde zijn de algemeene beschou wingen over do Staatsbegrootmg voor 1020. De heer RINK (u.-l.) zegt, dat er weinig aanleiding ia voor een algemeen politiek debat. Spr. maakt eenige opmerkingen over de noodzakelijkheid van meer zuinigheid in de Staathuishouding in verband met de toeneming van lasten, eai over een onder zoek van Regeeringswege naar de' mogelijk heid van socialisatie. Spr. wijst vooraf nog op do omvangrijken wetgev enden arbeid, door de Ministers van Arbeid en van Onder wijs verricht. Een reserve moet spr. maken ten aanzien van de Ministers van Oorlog en van Financiën. De klachten over ver spilling zijn legio, waarvoor hij o.a. naar het verslag verwijst. Spr. meent, dat met zuinigheid wel een 10 millioen te winnen zijn. Naar de uitvoerbaarheid van sociali satie wenscht spr. een onderzoek te zien in gesteld. Wij weten nog altijd niet, wat ver staan moet worden onder socialisatie en ook over de practische mogelijkheid er van is men nog in het onzekere. Het onderzoek moet niet door een of andere partij ge schieden, maar door de regeering. De heer VISSEIR VAN IJZENDOORN (V.-L.) spreekt over de neutraliteitspoli tiek, het goedkeurend, dat wij ons voortdu rend vrij hebben gesteld tegenover de mo gendheden. Hij is dan ook van meening, dat met België geen militair verbond moet ge sloten worden. Ons volk heeft niet te kla gen. Al is er in de toestanden veel, dat anders diende te zijn, toch is do toestand van ons land rooskleuriger dan die van ver schillende andere landen. Van hot betrokken der Kamer in de lei ding der buitenlandsohe politiek verwacht spr. niet veel en hij ziet er goeds in, dat de Regeering ten aanzien van de Belgische zaak niet mededeelzamer was. Juist achtte hij het, dat de Regeering voor de onderhan delingen to Parijs niet alleen gebruik maak te van de diplomaten, maar ook van voor aanstaande mannen buiten de diplomatie. Of de commissio van Buitenlandsche Zaken gehoord wordt, maakt voor spr. weinig uit. De Kamer moet aangaande den hoofdin houd der tractaten gekend worden. De Re geering moet daarom de Kamer in de gele genheid stellen onze toekomstige verhou ding met België te bespreken, vóór het slui ten der tractaten en desnoods in comitó- gerieraal. De vraag, hoe het met de financiën staat, moest Chans reeds volledig zjjn beantwoord. Is de Minister niet in staat tot het geven van inlichtingen, dan gaat hij niet vrjj uit. Ook in de Memorie van Toelichting bjj het LeeniDgsontwerp krjjgt men niet voldoen de inlichtingen. De Minister had volgens zjjn eigen verklaring aan te toonen, dat de toe stand onzer financiën hoogst zorgwekkend is. Het tekort op den gewonen dienst wordt „geschat' op 21Ö millioen, bedoeld is waar schijnlijk het totaal der tekorten, sedert 1909. Spr. becijfert een tekort van 145 mil lioen van 191D-—1918, uitsluitend voor bui tengewone uitgaven, als groote werken, enz. Dat is geen groot tekort- Het tekort over het toepende dienstjaar zal zeer gering zjjn en spruit geheel of nagenoeg geheel uit bui tengewone uitgaven voort. Voor de irisis- diensten becijfert spr. een totaal tekort van 1429 millioen van 1914 tot en met 1919 Er is reeds 1100 millioen geleend. Voor do dekking der 329 millioen beschikt men over de opbrengst van Oorlogswinst- en Verdedigingsbelastingen van 1919 en over crisisontvangsten. Wellicht is aldus een algeheele dekking er van te verkrijgen. Deze beschouwingen steunen op de mal- licenennota. In de Memorie van Toelich ting van het Leeningsontwerp volgt de Mi nister echter een anderen weg. De crisis uitgaven, zouden aldus 1889 millioen bedra gen. Maar er is hierbij niet rekening gehou den met de volle opbrengst der crisisbe lastingen. Volgens spr. zou er voor crisisuitgaven niet meer geleend behoeven te worden, op grond van de gegevens van de niillioenen- ncta. Maar de Minister becijferde later, dat er nog 240 millioen noodig is en rondt dit gemakshalve af tot 250 millioen. In do berekening van de crisisontvangsten is do Minister minder zorgvuldig. De meening, dat de toestand onzer finan ciën zorgwekkend is, kan alleen hierop ge baseerd zijn, dat reeds nu vaststaat, dat de inkomsten in het komende jaar aanzienlijk zullen achteruitgaan. Een tekort van ,39 mil lioen op den gewonen dienst van 1920 is niet uitermate zorgwekkend. Een dergelijk tekort valt altijd mede en er kan belangrijk worden bezuinigd. Spr. zal alleen voor deze beide begrootingen stemmen, als daarop be langrijk wordt bezuinigd. Spr. zou het be treuren, als het geheele kabinet zich ver antwoordelijk stelde voor het beleid (en aan zien van de defensie en van de financiën. Dan zou de Kamer tegen het geheele ka binet zich moeten keeren. De Kamer dient voorts precies te weten waardoor de ver schillende tekorten zijn ontstaan. Ten slotte eindigt spr. met een betoog tegen hët steeds verder opdrijven der be lastingen. De heer DE MURALT (U. L.) sluit zich aan brj de hulde, gebracht aan den Mi nister van Buitenlandsche Kaken. De daden van de Regeering op het gebied der defen sie lijken echter wél uit de vorige eeuw. Over Marine heeft de Regeering in de M'> ir.orio van Antwoord niets gezegd. Spr. her innert aan de aanneming van de motie- Bomans en ieder had verwacht, dat daarna een volledig herzieningsplan bjj deze be grooting zou worden ingediend. Maar daar van is niets gekomen. Hjj begrijpt niet hoe deze Minister van Oorlog meer geld 14 jnillioen durft vragen dan verleden jaar. Indien de Minister geen kans ziet om te bezuinigen, moei^hjj heengaan. Wel verluidt, dat er in het voorjaar bezuinigingen zullen worden voorgesteld, maar middelerwijl wordt deze begrooting met een verhoogd eindbe drag voorgesteld. Spr. vraagt of het niet mo gelijk is een credietwet in te dienen in af wachting van de herziening. Het leger is sedert 1914 zeer versterkt; de Marina daar entegen 'is zeer verzwakt. Sprekers bezoek aan Den Helder heeft hem bewezen, dat de toestand van de oorlogsbocten ellendig is. Ook de ontmoediging onder het personeel is zeer groot. De Minister van Marine zal wei "een krachtig beleid moeten toonen, wil spr. hem kunnen steunen. De heer STAALMAN (C.-H.) heeft een woord van hulde voor het kabinet; echter vereenigt ook hij zich niet met heb beleid van de Ministers van Oorlog en Marine. De benoeming van den heer Bijleveld, den jeugdigen meester in de rechten, wekte al gemeen verbazing. Diens beleid als Minister van Marine was dan ook zeer teleurstellend- Met ernst waarschuwt hij de Regeering,. Het militair beleid zal, ook dank zijj den Minister van Marine een volslagen fiasco worden als het niet spoedig verandert. Spr. critiseeTt het standpunt der RegeC- ïing op verschillende punten. Haar standpunt tegenover de lijkverbranding is onchriste lijk en de argumentatie van den Roomschen Minister Ruys de Beerenhrouck en den an ti-revolutionairen minister Heemskerk in de Memorie van Toelichting van het wetsont- weip L z. de lijkverbranding is weerzinwek kend.- Het vrouwenkiesrecht wad ook nl ver keerd. De Minister van Onderwjjg schjjnt 't tooneel te willen subsidieeren. Spr. vraagt of het kabinet ook hieromtrent homogeen is. Cp militair gebied speelt de Regeering een spelletje met het volk. Ook de vleotdemon- stratie voor Scheveningen bij1 het weerbaar heidscongres keurt spr. af. Het standpunt der Regeering ten aanzien van dé defensie is voor' spr. onaannemelijk. Er wordt 104 millioen voor Oorlog en Marine gevraagd, dat is 18 millioen meer den verleden jaar, en tevens zegt de Regee ring, dat zij tot belangrijke bezuinigingen wil komen. Maar de reorganisatieplannen kent men nog niet. Spr. stelt op dit punt de Regeering in verzuim. Door de verwijzing naar het voorjaar van 1929 zal hij zich met laten vangen. Het militaire stelsel, tot dusver door het kabinet gehandhaafd, ver- oordes'ré spr. zoo absoluut racgeljjk en nooit zMu hij zijn stem kunnen geven aan toetre ding tot den .Volkenbond. indien daarbij dat stelsel moest gehandhaafd bljjveo. Algeheele reconstructie is noodig. Aan de ingediende militaire begrooting-geeft hij zjjn stem niet. tok op het financieel beleid oefent spr. ciitiek nit. Voorts vraagt hjj hoe het staat met het gebruik van graan voor de alcoholbereiding. Spr. vraagt inlichtingen over de maatre gelen, te nemen tegen eventueel© revolutio naire woelingen. Door geruststellende ver- klari, gen van soc.-dem. zjjde moet de Re geering zich niet laten misleiden. Het ge vaar voor de revolutie is nader bjj dan de regeering blgkbpar vermoedt. De VOORZITTER vraagt of nog iemand het woord verlangt. Niemand geeft zich op. De VOORZITTER geeft na eenig wachten het woord aan den Minister van Binnen- landcche Zaken. De MINISTER aarzelt. Ten slotte vraagt de heer FLESXENS (F.-K.) het woord. De heer FLESKENS (R.-K.) spreekt over den roigljjken toestand van de gemeentefi- nanciën. De eischen, welke aan het ge- rueentebeheer gesteld worden, nemen steeds toe.- De noodlijdende gemeenten moeten zoo sp'edig mogelijk geholpen worden en in het algemeen moet het belastinggebied der ge meenten Verruimd worden. In tal van ge meenten is de financieele toestand ontred- deid door maatregelen van hoogerliand; daaiom is het billijk, dat de Regeering in- grjjpt- Do VOORZITTER zegt, dat het niet zijn bedoeling is Woensdag om sprekers te bede len. Hij geeft den sprekers daarom in over weging zich op te geven, andera is Woensdag de Regeering aan het woord, waarna de termijn voor de replieken geldt. Woensdag voortzetting. HAARLEMMERMEER. Gemeenteraad. Voorzitterde burgemeester. Afwezig de heer Overmeer. Naar aanleiding van een ingekomen adres van den Ned. Bond van Gemeente-ambte naren, waarin wordt aangedrongen op den bouw van gemeentewege van ambtenaars woningen, werd besloten te berichten, dat alhier reeds belangrijke stappen in die richting werden gedaan. De Voorzitetr deelde mede, aan het De partement van Landbouw met den wet houder van onderwijs, den heer Knaap, een onderhoud te hebben gehad over de re organisatie van het mulo-onderwijs in deze gemeente en de vestiging te Hoofddorp van een Rijks landbouwwinterschool. In ver band hiermede stelde de Voorzitter voor B. en W. machtiging te verleen en zich tot den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel te wenden met het volgende In het centrum van deze uitgestrekte ge meente Haarlemmermeer bestaat reeds vele jaren een mulo-school, welke niet meer aan de eischen van onzen tijd voldoet. De ge bouwen-zijn oud en moeten binnen korten tijd worden afgebroken. Bovendien komt het ons gewenscht voor om meer scheiding te maken tusschen het mulo-school en dat van de lagere school. Het plan bestaat om te stichten een nieuw gebouw voor een ge wone lagere school en tevens een apart gebouw voor m. u. 1. o., hetwelk zal moe ten leiden tot een ontwikkeling, welke zeker met een-eindexamen van een hoogere burgerschool met driejarigen cursus gelijk staat. Deze reorganisatie van het tegen woordige mulo-onderwijs zal evenwel het groote meerendeel der bevolking niet kun nen bevredigen, wanneeT zij niet wordt aangepast aan en gevolgd door een cursus in de landbouw vakken, waarvan de kennis voor een practischen akkerbouw in dezen tijd onmisbaar is. Daarom is de gedachte gerezen of het niet mogelijk zal zijn om in deze gemeente speciaal te Hoofddorp, een Rijks landbouw winterschool gevestigd te krijgen, waarvan het onderwijs dan kan zijn een voortbou wen op de grondslagen, welke door de burgerscholen zullen zijn gelegd. Op die manier zou voor de zoons en dochters van onze landbouwers een intellectueel e en practdscho ontwikkeling kunnen worden verkregen, welke voor hun verder leven van groot nut zal zijn. En waarvan de goede resultaten ook anderen ten goede zouden kunnen komen, omdat de vele ak kerbouwers in deze uitgestrekte gemeente met haar bijna 16,000 hectaren meest vruchtbaren grond in de toepassing van de nieuwere wetenschap mee in de voorste rijen plegen te staan en hun landbouwbe drijf niet zelden anderen tot voorbeeld! en navolging wordt gesteld. Er is alzoo thans bijzondere reden om deze voor de gemeente Haarlemmermeer zoo hoogst belangrijke kwestie aanhangig te maken, omdat de re organisatie van de tegenwoordige mulo- echool verband moet houden met en aan sluiten aan een eventueel alhier te vestigen landbouwschool en in ieder de te bouwen lokaliteiten zóó moeten worden ingericht, dat zij straks ook kunnen worden gebruikt voor het geven van landbouwonderwijs. En den Minister dringend te verzoeken te willen bevorderen, dat er in deze gemeente speciaal to Hoofddorp, worde gevestigd een landbouwwinterschool of landbouwschool van zoodanig type als voor de welvaart van cüeze landbouwstreek en haar omgeving het meest geschikt is te achten, onder mededee ling, dat de Raad van dlezo gemeente bereid is tot de vestiging van zoo'n school de meest mogelijke medewerking te verleenen. De vergadering blijkbaar direct doordron gen van de noodzakelijkheid en het gewicht van dlezo voor de gemeente Haarlemmer meer zoo hoogst belangrijke aangelegenheid kon zich met bovensatande denkbeelden volkomen vereeaiigen, zoodat overeenkom stig bet voorstel van den Yoorzitter werd besloten. Tot onderwijzer aan de openbare lagere school No. 1 werd benoemd de heer P. Rijs wijk, tijdelijk onderwijzer alhier. Hierna kwam aan de ordo een ingekomen brief van den Inspecteur der Posterijen en Telegrafie, intake de hulptelegraaf- en hulptelefoonkantoren, die door het Rijk in exploitatie worden overgenomen. Op voor stel van den Yoorzitter werd besloten met ingang van 1 Januari 1920 eervol ontslag te verleenen aan den kantoorhouders, plaats- vervangers(sters) en telegrambestellers bij de in deze gemeente gevestigde of weldra te vestigen hulptelegraaf- en hulptelefoon kantoren, zijnde de navolgende personen: aan het kantoor Nieuw-Yennep A. Voor- neveld, kantoorhouder; moj. J. G. Yoorne- veld, plaatsverv.J. de Groot, telegram besteller aan het kantoor YijfhuizenW. Drooger, kantoorhouder; mej. M. A. van Yoorst, plaatsverv.J. A. cPHane, tele grambesteller aan het kantoor RijkJ. Bal der, kantoorhoudermej. G. J. Bever sluis, plaatsverv.aan het weldra te ves tigen kantoor te AbbenesJ. Hiddenga, kantoorhouder; mej. G. Hiddenga, plaats verv. en de bestaande spreekcellen en schelgeleidingen kosteloos ter beschikking van het Rijk te stellen. De openbare vergadering werd hierop gesloten en veranderd in een met gesloten deuren ter bespreking van het plan tot al geheele electrificfttde van de Haarlemmer meer. s (Van onzen correspondent.) 1 (Nadrnk verboden.) Parqs, 3 November 1919. „Hel boek" en „het meubel" op de salon d'Automne. „La neige tombe snr Paris" Parijs is wit van de sneeuw. Over da bcomenieeksen der Seine-kad.n ligt het u.iide blanke kleed en langs alle frontons der groote gebouwen gespreidToch ls het nog mam- herfst en niet alle bladen zjjn nog gevallen. Ik wil u schrijven over den „Salon d'Antomne", de gToote he.'fsttentaoinslelFng, de expositie der jongeren, kraehliger en heftiger veelal van expressie dan de tradi- ticneele voorjaarssa'.on in het z lfde „Grand- Palais", maar dan ook ontaard door velerlei excessen in kunstuiting vertroebeld van beeld door velerlei disharmonie. Op deze expositie zijn te vinden: schil dert,en, beeldhouwwerken, binnen-arcbitec- tuur en een zeer intereseante zaal gewijd aan het „Boek" en de boekverluchting. Deze week denk ik u vooral te schrijven over deze af dealing en te bespreken de nieuwe uitgaven, die hier in Parijs ver schenen zijn en die hier m.i. op een geheele renaissance van het boek wjjzen. Wel had den de welbekende gele bandjes met nat niet zeer fraaie papier en de minder ver zorgde druk der vroegere Fransche uit gaven hun eigen bijna „romantische' bako- riug, doch inderdaad was de Fransche boek kunst der laatste jaren wel wat al te zeer ten achter bij de Duitsche, Eng-.Is:he, Scan dinavische enHollandsche (last not least). De schoone „med.aaval", het expres sieve lettertype, was hier in onbruik, de letter, die bijna op alle papier zoo schoon samengaat met vignetten in houten, e: maar ook de oorspronkelijke Fransche 18de eeuw- sche gracielrjke en meer lichte lettertypen kwamen nog maar zelden voor. Nu zien we deze fijnere letter op fijn, hoewel toch wel veelal dik papier, samen met „luchtige" verluchtingen in lithografie. Het juist begrip hoeft zich gevestigd, 'dat een boek geheel en aJ moet zijn een „voordragen" va® den geestelijken inhoud en dat zoowel lettertype als verluchting hieraan ondergeschikt hebben te b'.ijven, waarmee tevens het boek met „illustrations hors "texte" vervalt Het beste werk is verschenen bjj Léon Piehon, die door den zeer talentvollen hout- graveur Deraquèe deed verluchten „le Coi> beau" van Baudelaire „Ia Ballade de la Geole de Reading", vertaald naar Oscar Wilde. Deragnès bewijst hier afdoend, dat de houtsnee oorspronkelijk moet zjn, geheel ontwerpen met en voor de edele charme van dit sober materiaal en dat de ouder- wetsche boutsnee als reproductie imimer een onding was, slechts verontschuldigd in zijn wezen door het ontbreken van goede foto- techniek in die dagen. Zoo is de houtsnee geregenereerd gelijk met de algemeene boekkunst. Frank Brangwyn verluchtte een uitgave van „les Villes tentaculaires" van Verhaeren (bij' Hellet). De „Fêtes Gallanres" van Paul Verlam© met litho's van Charles Guérin (édition Kieffer); Diderot „Sur les Pemmes", hout- sneder van Hermann Paul (Léon Piohon uitgever). Verder „Le Doctrinal des Pieux" en „la Danse Macabre" voor wie van nseeï; modern werk houden. Op religieus gebied publiceert „l'Art-Ca- tholique" Place Sulpice een menigte geschrif ten in zeer schoone uitvoering, waarbij mij vooral „le Cantique du Soleil" van Fran cois d'Assisi opviel. Een tijdschrift, dat annex is aan deze boekenregeneratle is „Je Nouveau Spectateur" van Roger Allard. Meermalen meende ik ons mooi Van Gel- der's papier te herkennen in deze keuruit- gaven van Fransche editeurs. Een andere afdeeling der expositie toont woning-interieurs, het meerendeel nogal zwakjes en zonder overtuiging eaimfeage- steld, decadent geïnspireerd op Zweedscne of Directoire of Assyrische en Egyptische stijlen met een Periisch sausje; aidus oen zonderling amalgama! Hier en daar breekt eer: persoonlijkheid zich baan en dan zien wij bijv. in teeder getint wortelnotenhout edelgebogen sobere meubelen, bronzen lam pen togen kernachtige en harmonische ge streept zijden wandbespanningen. Gestyleerde zeer donkergouden Dlcemmo- tieven op donker goud, groot van motief, voldoen zeer als bekleeding van de oreed'3 zware fauteuils, die- de moderne: Fransche ontvangkamers meubelen. Als extra-vagances zag ik kamers zon der. stoelen met kussens en zijden matras sen (I), fantastisch geordend om marmer tafels op balpooten, twee decimeter van iiü! grond I Doch mijn eindconclusie is, dat ook i dezen kunstkring wel iets goeds wordt gS vonden in Frankrijk en dat de soberheid va„ lijn hier veelal wondergelukkig wordt erg. combineerd met een warm-tintige, noblfe kleuren en materialen-fantaisie. Een volgende maal over de andere af, deelingeu van den Salon d'Automne. STÊFAN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie), Nood lij den don. Mjjnheer de Redacteur. Beleefd verzoek ik U eenige ruimte 'i\ willen afstaan voor het volgende: Gistermiddag werden de militairen in fc Doelenkazerne bijeengeroepen tot hst hoo- ren yan een toespraak over de noodloden, den in Oostenrftk-Hongarjje. Dai de nood daar hoog is, weten wij; dat daar geholpen moet worden, weten wjj ook; dus ieder geve naar behoefte, wat ook in genoemde kazerne is geschied. Nu zqn de Nederlanders altijd bereid le helpen, waar hulp noodig is, bflv. toen de Belgen ons land binnen vluchtten, bij de ram^) in Indië, enz.; maar er wordt voor de noodlijdenden in Nederland al zeer wei nig gedaan, want ook hier wordt honger geleden en veel ook, want, omi een voorbeeld aan te halen, diene het volgende: Dikwijls komen kinderen, bleek van el lende en honger aan de Kazernepoort me de vraag: „Heeft u alsjeblieft een oee^j» eten, want ik heb zoo*n honger, waarop wij dan moeten antwoorden: „Ne4n, kind",' terwijl het er wel is, en dat valt zwaar, maar het is ons verboden en daarmede uit. Hopende, dat dit schrijven er toe mag leiden dat ook voor de noodlijdenden in Nederland eens iets gedaan wordt, verblijf ik, U dankend, Mijnheer de Redacteur, Uw dw. dr., H. R. SALA, Wachtmeester 2de Reg. Y.-AL Leiden, 11 November 1919. De prijs van Mslioeneoreparatfe. Geachte Redactie. Het bestuur der Schoenmakerevereeni- ging „Nieuw Leven" verzoekt beleefd deze regelen in Uw blad op te nemen en wel in het belang van het publiek en ter recht vaardiging der georganiseerde schoen makers. Met verwondering hebben wij kennis ge nomen van het verdacht makend reclame stukje van den schoenmaker Yon Gils. Deze zegt, dat men niet alleen de georga niseerde, doch ook de ongeorganiseerden had moeten hooren. Dan had de D.-O. kun nen vernemen, dat wij (de ongeorganiseer den) goedkoop er kurmon werken, en, regt hij, in onze centrale werkplaats kan hefo goedlkooper. Maar Yan G. vergeet wellicht met opzet te zeggen, dat er nog echoen makers zijn, die nog goedkoop er zitten te repareeren dan hij en nog niet eens in een z.g. centrale werkplaats. Hoe verklaart Yan G. dit dan? Moet de D.-O. deze dan ook niet hooren? Ons bestuur heeft daar absoluut geen bezwaar tegen, omdat wij, en ook Yan G. weet dit, dezen juist do duurte in de hand werken. Als v. G. op de conferentie met de D.-O. tegenwoordig was geweest-, had hij onze calculatie kun nen hooren, en daar vernomen, dat wij als loon f 1.30 hadden berekend en waarvan Yan G. zelf f 1.50 als arbeidsloon berekent. Yoor een anderen schoenmaker moet hij toch zelf erkennen, dat hij nog 20 cents boven den ons berekenden prijs is. Hoe komt Yan G. dan aan zijn verminderden prijs. Neen Yan G., wij en ook gij kunnen geen philanthropen of uitbuiters zijn. Ons loon is in werkelijkheid beneden dat der meeste arbeiders. Wij zeggen dan ook en tevens ter waar schuwing aan het publiek, dat, wordt er goedkooper gewerkt, dit op het materiaal gevonden moet worden en alzoo goedkoop duurkoop is. Yoor het bestuur J. H. PETER, Yoorz. O. v. d. WILK, Secr, Leiden, 12 Nov. 1919. FAILLISSEMENTEN. Uitgesproken: J. Wildeboer. koopman, Emmen. Rech-< ter-commissaris 0. J. H. Kaempf Prikken; cunaitor mr. W 0. Boelken, Emmen. H. Buyting, zaadhandelaar. Doetinchem1. Rechter-commissari8: mr. A. D. HL Fockema Andreae; curator.: mr. J. P. Coops, Sfcadn Doetinchem. R. Bokje, venter in' greenten, Uithuizen'. Rechter-commissaris: nü\ G. M. Doornbos; curator: mT. A, Wi Schade van Westrum, Groningen. L. Stout, photograai, handelende ondei! den naam Photocomptoir Leonard, Roosen daal. Rechter-comimissaris: mT. dr. Wi. AL J, M Fick; curator: jnlr. A. WJ. Rasser^, Roosendaal. Geëindigd: A. Heemskerk, aannemer, Heerlen. 0. Deenen, koopman, Apeldoorn. t [W: F. H, te E. De geruchten, door u bedoeld, zijn niet 'juist. De mien3chett Ir.Oeten minstens den b(j de wet voorge schreven eersten oefeningstijd volbrengen) deze is voor hen, die opgeleid zjjn tot kader 12 maanden, voor de overigen der infanterie 8V2 maand. In hoever hiervan later verandering wordt gebracht, is nog niet bekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 6